Hogeschool als hotspot

Nieuws | de redactie
7 mei 2015 | Hoe worden hogescholen samen met MKB broedplaatsen van innovatie? De eigen organisatie is vaak slechts mondjesmaat aangepast aan de sterk groeiende rol als kenniscentrum en de onderwijsvoorziening domineert, zo blijkt uit analyses van de AWTI. CoE’s bieden nu grote kansen.

Met het advies ‘Partners in Innovatie’ over het MKB en de hogescholen heeft de AWTI een serie van drie inhoudelijk verbonden rapporten gepubliceerd, waarin hogescholen en bedrijven belangrijke impulsen kunnen vinden voor hun bloei. In gesprek met de adviesraad kwamen daar de volgende lessen en ontwikkelingsrichtingen uit naar voren.

1.)    Het advies ‘Briljante Bedrijven’ keek allereerst naar de groeibriljanten in het MKB. OCW vroeg daarbij ook nog de blik te richten op de mogelijke rol van het HBO daarbij. Dat leidde tot het aanvullende rapport dat nu uit is gekomen. Tegelijk keek de AWTI naar de kansen van ‘regionale hotspots’ als “broedplaatsen voor innovatie”, precies daar waar hogescholen en bedrijven elkaar opzoeken om zulke plekken te vinden en te vormen. 

Duidelijk is dat groeibriljanten weten te excelleren door een sterk, kennisrijk ecosysteem waarin zij genesteld zijn. Dat is vaak verbonden met universiteiten en hoogwaardig R&D. Voor het HBO lijkt het vaak wat hoog gegrepen om daar voluit in mee te draaien, al zijn er wel degelijk ook hogescholen actief in zulke ecosystemen, bijvoorbeeld via de ScienceParks waar zij met het WO samenwerken. Hoogwaardige groeibriljanten in sectoren als de creatieve industrie, mode, design en agro-sector hebben wel meer verbindingen met verwant HBO dan zulke MKB’ers in andere sectoren. 

2.)    Campussen en ScienceParks blijken voor groeibriljanten ideale omgevingen, omdat de kennispartijen en innovatoren dichtbij elkaar zitten en de betrokken overheden daar wat flexibeler en wendbaarder mee om gaan. Het HBO wordt daarom aangeraden zich in die richting mee te ontwikkelen en de overheid kan goed helpen door intensievere ‘ontmoeting’ en samenwerking te faciliteren. De RDM Campus in Rotterdam en de ontwikkeling in Groningen laten zien hoe kansrijk dit is, zegt de AWTI. 

De Centres of Expertise bieden in bijna elk opzicht de goede aanknopingspunten daarvoor. Vaak vormen zij nu al ‘communities of practice’ die innovatief te werk gaan met het MKB. Hier kan nog veel meer gepresteerd worden, ziet de adviesraad. Groot voordeel is dat zowel OCW als EZ de waarde en kracht van het CoE-concept inziet en in samenwerking daaraan wil blijven bijdragen. De midterm review ‘Dynamiek onderweg’ laat bovendien zien dat bij de CoE’s een ontwikkeling van verscheidenheid in aanpak in gang is en een ‘one size fits all’ beleid hen eerder remt dan stimuleren kan. 

3.)    Hiermee is de relatie met regionale hotspots van belang geworden. Het HBO zou daarbij meer naar succesfactoren in regio’s elders in Europa moeten kijken. Ook hier in ons land moet elke regio zijn eigen duurzame formule vinden. Het kopiëren van een model als Brainport is niet adequaat als innovatiestrategie in andere regio’s. Brabant is Twente niet en Twente is Groningen niet.

4.)    Cruciaal is de vraagarticulatie vanuit het MKB. Wat op de lectorendag in Rotterdam al naar voren kwam, blijkt ook uit het AWTI-advies: de lector is geen loketbeambte voor klussenverzoeken van MKB’ers. Lectoren moeten hun rollen pakken bij het dichtbij de bedrijven ontwikkelen van de vragen om innovatieve kennistoepassingen.

De scope moeten zij daarbij niet te beperkt houden. Er is veel en meer ruimte samenwerking daarbij met het WO en met de branches van het MKB zelf. Zij kunnen met het HBO waarschijnlijk beter vraagarticulatie bevorderen dan individuele bedrijven, zeker gebundeld in de regio als ecosysteem.

5.)    De werkwijze van het systeem van kennisdeling is er nog sterk op gericht MKB-contacten in losse lijnen te ontwikkelen. Elk contact op zich ‘telt mee’ als pluspunt voor deelname in subsidiestelsels bijvoorbeeld. Het gezamenlijk optrekken met en naar het MKB door HBO/WO/R&D wordt niet ‘beloond’ en dit bevordert hun particularisme. Zo komt de term ‘hogeschool’ niet voor in de valorisatie-indicatoren die de VSNU voor de universiteiten heeft opgesteld.

Voorbeelden uit Denemarken en Duitsland laten zien dat HBO en WO heel praktisch bijeengebracht kunnen worden, ook door beleidsmaatregelen die dit bevorderen. De Duitse VSNU/VH heeft een Research Map gemaakt, waarin instellingen en MKB elkaars zwaartepunten en onderzoeksthema’s kunnen identificeren en samenwerking actief gezocht kan worden.

6.)    De  hogescholen moeten ook zelf nog het nodige doen, stelt de AWTI. De eigen organisatie is vaak nog mondjesmaat aangepast aan de sterk groeiende rol als kenniscentrum. De onderwijsvoorziening domineert. Er is bij de lectoraten vooralsnog beperkt ‘massa’ gemaakt, ook in de bundeling in onderzoekzwaartepunten, waardoor hun speelruimte voor relaties met onder meer het MKB beperkt blijft.

De loopbaan van lectoren vergt na zo’n 10-15 jaar ervaring met deze functie ook doordenking. De tijdelijke aanstellingen van vier jaar hebben het voordeel, dat het verversen van mensen, kennis en relaties flexibel kan gebeuren, maar natuurlijk ook het nadeel dat goede mensen al na twee of drie jaar zich geroepen voelen elders rond te kijken en daar meestal snel succesvol in zijn. Het vasthouden en opbouwen rond goede lectoren verdient nadrukkelijke aandacht, aldus de AWTI.

Nuchterheid moet het HBO hebben bij de oriëntatie op Europa, zo blijkt tussen de regels door. Het niveau van R&D en interdisciplinariteit in onder meer Horizon 2020 en de ERA kent zeer hoge eisen. Slechts enkele hogescholen met een sterk trackrecord in Europees onderzoek zouden hier ‘meekunnen’. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK