Professionals aan het roer

Nieuws | de redactie
20 mei 2015 | Kwaliteitsverbetering in het onderwijs slaagt alleen als er ruimte komt voor een ander type professional: “de team- en netwerkprofessional in plaats van de solistische beroepsbeoefenaar.” HAN-lector Frans de Vijlder geeft een voorzet voor het congres Kwaliteit van Onderwijs op 25 juni.

U leest de voorzet van Frans de Vijlder hieronder. Meer informatie over het congres vindt u op www.kwaliteitvanonderwijs.nl

 

“Vertrekpunt van het betoog is de stelling dat duurzame kwaliteitsverbetering in het onderwijs alleen kans van slagen heeft als leraren en docenten daarvoor verantwoordelijkheid willen nemen. Daartoe moeten ze zich organiseren tot een zelfstandige kracht in de besturing van het onderwijs, zowel in hun eigen organisatie als op landelijk niveau.

Bovendien is een ander type professional in het onderwijs gewenst: de team- en netwerkprofessional in plaats van de solistische beroepsbeoefenaar, wiens beeld, impliciet, maar zeer dominant in veel opleidingen van professionals domineert.

Daartoe moeten de lerarenopleidingen drastisch worden aangepast. Gewenst is de vorming van ‘Vlaamse’ associaties van universiteiten en hogescholen met betrokkenheid van maatschappelijke partners en de vorming van ateliers, waarin onderwijs, onderzoek, innovatie en kenniscirculatie op een natuurlijke manier worden gecombineerd en waarin wordt uitgegaan van de maatschappelijk geëngageerde kritische professional.

Aan het steviger positie geven aan de leraar/docent kunnen andere partijen in het onderwijsbestuur bijdragen door zich anders op te stellen. Toezichthouders kunnen minder repressief worden en juist andere partijen, waaronder de professionals, meer aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Bestuurders en managers in het onderwijs kunnen zich ook veel duidelijker opstellen tegenover professionals en daar verantwoordelijkheid neerleggen.

En op landelijk niveau moeten we loskomen van de fixatie op de relatie tussen (centrale) overheid en ‘het bestuur’ of ‘bevoegde gezag’ en ruimte bieden voor nieuwe bestuurlijke organisatievormen. Het mogelijk maken van maatschappen van leraren is daarvan een voorbeeld. Het huidige keurslijf van bestuurlijke verhoudingen belemmert bovendien samenwerking en netwerkvorming op lokaal en regionaal niveau, juist nu veel verantwoordelijkheden op dat niveau zijn belegd en lokale bestuurders in onderwijs, zorg en gemeenten naarstig op zoek zijn naar nieuwe vormen van samenwerking.

Belangrijkste kwesties:

Hoe te ontsnappen aan diverse rolgevangenissen? Bestuurders/managers over en weer met professionals; centrale overheid over en weer instellingen; inspectie over en weer scholen & besturen; lerarenopleiders over en weer hun studenten; et cetera.

Het bestuur en de interne organisatie van het onderwijs staat bol van de beelden over en weer waarin mensen/actoren elkaar gevangen houden en waarop beleid en politiek gebaseerd worden. Actoren, de mensen erachter wel te verstaan, gaan zich meestal naar die beelden gedragen en na verloop van tijd weten we niet beter meer. Vermoedelijk is dat één van de grootste blokkades voor meer structurele veranderingen. Als lerarenopleiders niet méér van hun studenten verwachten, dan gaan deze studenten onderpresteren.

Als politiek en media ons willen doen geloven dat leraren het slachtoffer zijn van managers en bureaucratie, dan wordt het voor mensen met ambitie vanzelf onaantrekkelijker om bij zo’n beroepsgroep te willen horen. Als we van de lerarenopleidingen hbo niet verwachten dat ze competente leraren kunnen opleiden en daarom gaan pleiten voor academisch gevormde leraren, dan maken van we van het hbo vanzelf tweederangs hoger onderwijs. Dit mechanisme is te keren door partijen nadrukkelijker en consequenter op hun verantwoordelijkheden en wat er van hen verwacht wordt aan te spreken!

Hoe te sturen in het netwerk? Wie stuurt de netwerkarchitectuur als alle partners gevangen zitten in hun huidige rollen?

Netwerkbesturing vergt een vorm van lichtvoetigheid in het maken en toepassen van afspraken, vormen van samenwerking, communicatie en verantwoordingsmechanismen, vormen van financiering en budgetaanwending, die zich slecht verdragen met de meer klassieke vormen van sturing door de overheid, de toepassing van rechtsbeginselen, etc.. Bovendien, deze vormen van horizontalisering in de besturing vergen van overheid, toezichthouders en politiek een andere benadering van hun rol: niet zelf aan de knoppen draaien, maar andere actoren in stelling brengen en verantwoordelijkheden attribueren.

Hoe krijgen we meer massa en kwaliteit in lerarenopleidingen? Hoe voorkomen we reproductie van verouderde beroepsbeelden in die opleidingen?

De gestolde beroepsbeelden in het onderwijs zijn alleen dan te doorbreken, als ook de lerarenopleidingen op een andere manier naar het onderwijs leren kijken, met veel meer aandacht voor leren en opvoeden in netwerken in plaats van ‘in de klas’, zelfs als dat de fysieke plaats is waar dat leren plaats vindt. Bovendien wordt de leraar nog teveel als solist gezien in plaats van als teamspeler, die zijn formidabele prestatie vooral te danken heeft aan het samenwerk in een team en in een netwerk.

In dat opzicht is de praktijk van persoonsverheerlijking van ‘de leraar van het jaar’ zonder meer verfoeilijk; waarom niet de professionele gemeenschap van het jaar of zoiets. Zeker in het voortgezet onderwijs zijn de lerarenopleidingen veel te veel gefocust op ‘het vak’ dat de leraar moet gaan verzorgen en waarmee hij zich moet identificeren. Met andere woorden, hoe gaan we er voor zorgen dat de lerarenopleidingen meer impulsen van buitenaf toestaan, zonder deze te immuniseren door een vorm van zelfreferentiële geslotenheid.

Hoe kunnen we leraren/docenten in vormen van professionele zelfregulering laten functioneren, die lichtvoetig georganiseerd en dynamisch blijven? Hoe voorkomen we dat ze niet onmiddellijk stollen in bureaucratie omwille van juridische immunisering of politieke correctheid?

Bij professionele zelfregulering denken we al heel snel aan de medische professies, de advocatuur, etc. Maar misschien is de moraal van het verhaal wel dat wat de leraren en docenten te weinig hebben, de klassieke professies te veel hebben. Kan professionele zelfregulering ook een vorm krijgen die beter past bij de cultuur van de netwerksamenleving en de hierboven bedoelde netwerksturing? Als de professionals in het onderwijs erin zouden slagen om hun professionele zelfregulering te gieten in eenentwintigste eeuwse versie, in plaats van de vroeg twintigste eeuwse variant, dan zou er veel gewonnen zijn!”

Frans de Vijlder is lector Goed Bestuur en Innovatiedynamiek in Maatschappelijke Organisaties aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en leading lector van het HAN Kenniscentrum Publieke Zaak. Het volledige essay van De Vijlder leest u hier


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK