School moet wel renderen

Nieuws | de redactie
29 mei 2015 | Het Maagdenhuis heeft de discussie over rendementsdenken scherp gezet, maar elk schoolbestuur wil toch wel weten of wat men doet met leraren en school ook werkt voor de kinderen. Verus-adviseur Nico Dullemans zet het toch even op een rij.

“Het ging er gemoedelijk aan toe op het Spui in Amsterdam, behalve een toeristische trekpleister ook de locatie van het Maagdenhuis. Daar zetelt het bestuur van de Universiteit van Amsterdam, maar het was een tijd lang bezet door studenten. Als je het niet wist, liep je er zo voorbij. Bijna een halve eeuw geleden, toen studenten het ook hadden bezet, was de sfeer er ronduit opgewonden en werd het pand binnen een week ontruimd. De studenten, die democratisering eisten, kregen naderhand hun zin. 

Cijferwereld 

Ditmaal maken ze minder kans, want nu verzetten ze zich tegen het rendementsdenken. De vraag is of we zonder kunnen. We drukken prestaties nu eenmaal uit in cijfers. Dus de vragen zijn: hoe vaak is deze wetenschapper geciteerd, hoe lang doet deze student over zijn studie, hoe hoog is de Cito-score van dit kind, zit deze brugklasser nog op het niveau van het basisschooladvies, en ga zo maar door.

Dit zogenoemde rendementsdenken is niet zo bevredigend, maar weet u een betere methode? En het is er niet voor niets. Want wat hebben we aan eeuwige of gesjeesde studenten? Wat hebben we eraan als de school niet alles uit haar leerlingen haalt? 

Mensen en organisaties moeten hun verantwoordelijkheid nemen, want ze werken met belastinggeld. Ook als de middelen niet uit die bron komen, maar van aandeelhouders bijvoorbeeld, moet er verantwoording worden afgelegd. 

Zelfs ouders moeten dat. De GGD stuurt je een vragenlijst, maar het deel over het gedrag van je nog jonge kind, vul je niet in. Dat mag. Maar als er niet veel later problemen rijzen, heb je als ouder wel wat uit te leggen. We willen er namelijk op tijd bij zijn, en dat kan niet zonder cijfers. 

Cijfergevel 

Maar cijfers zijn te grof, slechts bedoeld als een aanwijzing. Het bloedwaardesysteem van het ziekenhuislaboratorium laat dat mooi zien. Een lichte afwijking (van de gemiddelde waarde) is nog niet verontrustend. Is de afwijking fiks, volgt nader onderzoek, zo nodig heel uitgebreid. 

Maar het gaat fout als cijfers een eigen leven gaan leiden. Denk aan de praktijk die is ontstaan rond de Cito-eindtoets. Het voortgezet onderwijs had er, vooral in de steden, een handje van alleen naar deze score te kijken en het schooladvies links te laten liggen. In menig gezin was op zo’n moment de spanning te snijden. De wet moest eraan te pas komen om dit te veranderen. Voortaan telt alleen het advies van de basisschool. 

Maar nu zijn de vo-scholen in last. Als ze alleen op het schooladvies mogen afgaan, kan dat wel eens ten koste gaan van hun prestaties. En daar gaat het om in de slag om de leerling. Die prestaties worden uitgedrukt in cijfers, die gelden als maat voor de kwaliteit. Cijfers die ook de onderwijsinspectie gebruikt voor haar beoordeling van scholen, die zij natuurlijk wereldkundig maakt. Transparantie. Onthutsend om te zien dat de overheid met haar ene hand goed doet maar dat met de andere hand dat teniet doet. Eerst waren leerlingen slachtoffer, nu loopt het voortgezet onderwijs gevaar.

Waarbij moet worden aangetekend dat de cijferfaçade die aldus wordt opgetrokken, vooral een instrument is in handen van management, bestuurders en toezichthouders. De leraren, de vakmensen die wel beter weten, hebben het nakijken. 

Instituut en organisatie 

Het werkelijke probleem ligt dieper. De vraag is wat er achter die cijferfaçade schuilgaat. Het antwoord: steeds minder. Instituten als ziekenhuizen, scholen en banken zijn verzwakt. Sociologen als Anton Zijderveld en François Dubet wijzen daarop. Het is een mooie paradox. Scholen, banken en ziekenhuizen doen allemaal aan schaalvergroting, wat macht en slagkracht oplevert, maar eigenlijk gaat het om een defensieve strategie die hun verzwakking niet tot staan zal weten brengen. Integendeel, ze verhult slechts. Hoe zit dat? 

Instituten worden abstracter, minder tastbaar, en mensen spelen een kleinere rol. Dat is een direct gevolg van technologie, wetenschap en vooral formele bureaucratie. De organisatie overvleugelt het instituut. Dit is een belangrijk onderscheid. Een school is een instituut en een organisatie tegelijk. Met het eerste begrip wordt de cultuur van de school uitgedrukt: haar bedoeling, haar waarden en normen. Zeg maar: haar programma, een ‘dikke’ waarde waarmee de school steun biedt aan leerlingen die hun weg moeten zien te vinden. 

Natuurlijk moet een school georganiseerd zijn, maar de organisatie neemt de overhand als de eisen van buitenaf zich opstapelen: het toezicht van de inspectie, de Cito-eindtoets en in het voortgezet onderwijs de centrale toetsen en het centraal examen. De organisatie van de school wordt naar die functies ingericht, met voorbijgaan aan de corporate culture. In de woorden van de Duitse filosoof Peter Sloterdijk is zo een egoïstisch, zichzelf voedend en leeg systeem ontstaan. Dat is het onbehagen van de leraren en studenten. 

Gefragmenteerde wereld 

Maar deze verschuiving ten gunste van het organisatiebelang heeft niet in de eerste plaats met externe druk te maken. Het is vooral een reactie van de instituten op de veelheid aan waarden in onze gefragmenteerde wereld. Zijderveld heeft het over een ‘staccato cultuur’. We hebben een klok en een stopwatch, maar de oude gebruiken (het besef van seizoenen, het kerkelijk jaar, de verschillende rites de passage, zoals het huwelijk) verbinden ons steeds minder. 

Instituten reageren daarop en bewegen mee, door minder expliciet te zijn over hun waarden – in een poging nog grip te krijgen op mensen die zich ongebonden opstellen. Maar daarmee gaat hun magie verloren en raken ze zogezegd onttoverd, en van de weeromstuit gaat de buitenwacht haar eisen stellen. Denk aan de vele regels die de laatste tijd aan ziekenhuizen, banken en scholen zijn opgelegd. 

Scharrelruimten

Zonder rendementsdenken kunnen we niet, maar kunnen instituten weerstand bieden tegen de externe druk die een doorgeschoten rendementsdenken oplevert? 

Bestuurskundige Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, bedacht het beeld van de ‘scharrelruimte’, bedoeld voor artsen, verpleegkundigen, leraren. Een uitgehakte, beschutte plek in de organisatie, het systeem, waar beroepsmensen hun praktische wijsheid volgen en zo laten zien wat goed onderwijs en goede zorg is. Dan is het ook weer duidelijk wat hen motiveert.

Een ander beeld is van Zijderveld: ‘dikke netwerken’. Dit zijn samenwerkingsverbanden of meer informele, flexibele verbanden waarmee instituten druk kunnen verlichten – door via netwerken meer mogelijk te maken. Denk aan scholen die samenwerken met sportverenigingen, buitenschoolse opvang, een zomerschool en zo hun leerlingen meer variatie bieden en meer tijd. Daarmee is het rendementsdenken niet weg. Maar het drukt minder zwaar.” 

Nico Dullemans is beleidsadviseur van de onderwijskoepel Verus


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK