Werkt de Lerarenbeurs?

Nieuws | de redactie
6 mei 2015 | Al tienduizenden docenten hebben sinds 2008 hun vak bijgespijkerd met €400m mln aan lerarenbeurzen. Nu heeft het CPB onderzocht of dat ook zoden aan de dijk zet. “Gemiddeld zijn twee op de tien leraren gestopt met de opleiding zonder het diploma te halen.” De kosten zijn in vijf jaar meer dan verdubbeld.

Het Discussion Paper van het CPB bekijkt in hoeverre de lerarenbeurs leidt tot meer hoger-onderwijsdeelname, meer afronding van hoger-onderwijsopleidingen, en meer behoud in het onderwijs. ”Met dit achtergronddocument plaatsen we deze resultaten in perspectief. We laten trends zien in aanvragen en financiën. Daarnaast bekijken we wie een lerarenbeurs aanvraagt en hoe deze kenmerken zich verhouden tot die van de gemiddelde lerarenpopulatie. Ten slotte bekijken we deelname en afronding van hoger-onderwijsopleidingen over opeenvolgende aanvraagrondes en de voorspellende factoren hiervan,” melden de onderzoekers.”

Niet veel effect op ‘blijfkans’

Het Discussion Paper is gebaseerd op de eerste aanvraagronde van het programma. Daaruit blijkt dat toewijzing van de lerarenbeurs de kans op deelname aan het hoger onderwijs met 10 tot 20 procentpunt verhoogt. De kans op afronding stijgt met hetzelfde percentage. De kans op afronding bij de groep zonder beurs (54 procent) is lager dan de kans op deelname (77 procent), en daarom is het relatieve effect op afronding (17 tot 42 procent stijging) sterker dan dat op deelname (12 tot 29 procent).

Daarnaast komt naar voren dat deelname aan de lerarenbeurs slechts beperkte positieve effecten heeft op de kans om in het onderwijs te blijven (gemiddeld 3 tot 5 procentpunt). Dat geldt  vooral bij leraren in het voortgezet onderwijs en bij leraren die nog niet gestart waren op het moment van aanvraag.

Enquêteresultaten onder leraren uit alle tranches suggereren volgens het CPB, dat het effect op hoger-onderwijsdeelname in de meest recente tranches groter is geworden. Ten opzichte van de eerste tranche geven circa 10 procentpunt meer leraren uit de meest recente tranches aan dat ze de opleiding niet gevolgd zouden hebben als ze geen lerarenbeurs hadden ontvangen. Het positieve effect op deelname zou daarmee uitkomen op circa 20-35 procentpunt voor de meest recente tranches. Dat betekent dat ook in de meest recente rondes de lerarenbeurs nog steeds grotendeels een substituut vormt voor zowel eigen bijdragen van docenten als voor financiering uit reguliere scholingsbudgetten van scholen.

400 miljoen geïnvesteerd

Over de periode 2008-2013 zijn in totaal ruim 46.000 aanvragen ingediend en 40.000 aanvragen toegekend, verdeeld over zeven tranches. Leraren in het primair en voortgezet onderwijs vragen de meeste lerarenbeurzen aan. De master Special Educational Needs is verreweg de meest gevolgde opleiding. Tussen 2008 en 2013 was in totaal bijna €400 miljoen gemoeid met de toegewezen beurzen. Het merendeel (€220 miljoen) gaat naar scholen als compensatie voor het regelen van studieverlof, het andere deel (€175 miljoen) naar leraren als compensatie voor de studiekosten.

De gemiddelde kostprijs van een lerarenbeurs is meer dan verdubbeld in vijf jaar tijd van ruim €6000 in 2008 naar ruim €14.000 in 2013. Belangrijke verklaringen hiervoor zijn een verdubbeling van de maximale vergoeding voor inschrijfgelden en studiekosten en het afschaffen van de mogelijkheid om de lerarenbeurs aan te vragen voor korte opleidingen en cursussen.

Vrouwen en jongeren

Verschillende factoren blijken de kans op het aanvragen van een beurs te bepalen. De kans neemt sterk toe met de aanstellingsomvang en sterk af met leeftijd. Verder vragen vrouwen vaker aan dan mannen en is het aandeel aanvragers in het primair en voortgezet onderwijs hoger dan in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. Er zijn nauwelijks verschuivingen in aanvragerskenmerken te zien over de tijd.

De kans op deelname aan hoger onderwijs onder degenen die een beurs toegewezen hebben gekregen is gemiddeld 90 procent. Dit betekent dat één op de tien leraren niet deelneemt aan de opleiding waarvoor ze een beurs hebben ontvangen. Gemiddeld zijn twee op de tien leraren gestopt met de opleiding zonder het diploma te halen. Van de leraren die in de eerste tranche (medio 2008) een beurs toegewezen kregen, hebben gemiddeld zeven op de tien de opleiding afgerond binnen vijfeneenhalf jaar na aanvraag (eind 2013).

Het aandeel dat de desbetreffende opleiding heeft afgerond, loopt terug over de opvolgende tranches. Dit heeft grotendeels te maken met een groter gedeelte van de leraren uit latere tranches dat nog bezig is met de opleiding. De kans op afronding is significant hoger voor vrouwen, jongere leraren, leraren uit het primair onderwijs, leraren die een masteropleiding volgen (vergeleken met een bacheloropleiding) en docenten die al begonnen waren met de opleiding op het moment van de aanvraag. Vooral het verschil in de kans op afronding tussen jongere en oudere leraren is opvallend groot; 25 procentpunt verschil tussen de jongste en de oudste leeftijdscategorie.

Beleidsgevolgen?

De analyses en enquêteresultaten bieden het CPB wel  “enkele discussie- en aangrijpingspunten voor het beleid.” De geschatte bijdrage van de lerarenbeurs aan het verminderen van de geraamde onvervulde vraag komt uit op 15 procent voor de bachelors van tekortvakken en op ruim 40 procent voor de masters van tekortvakken. “Het (additionele) effect van de lerarenbeurs zou iets verhoogd kunnen worden door geen aanvragen meer toe te staan voor opleidingen die al zijn gestart. Deze mogelijkheid is korte tijd niet toegestaan geweest, maar inmiddels wel weer.”

Het CPB doet nog een suggestie in dit verband. “Daarnaast zouden deelname en afronding waarschijnlijk verhoogd kunnen worden als het aantal uren studieverlof wordt verhoogd en de kans op afronding als er een stimulerende werking uit blijft gaan van de terugbetalingsvoorwaarden.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK