Onderwijsbeleid als optelsom

Nieuws | de redactie
22 juni 2015 | Ria Bronneman-Helmers zat in 2008 in de commissie-Dijsselbloem. Voor het congres Kwaliteit van Onderwijs beziet zij de huidige inrichting van het onderwijsstelsel en de grote verschillen tussen de sectoren. “Het onderwijsbeleid van de overheid is een optelsom geworden van onderwijssectorbeleid.”

In haar essay voor dit congres op 25 juni – een volgend stuk in een reeks na die van onder meer Gert Biesta, Filip Dochy, Frans de Vijlder, Eric van ’t Zelfde en Aleid Truijens – gaat Ria Bronneman Helmers in op de wenselijkheid van maatwerk in het onderwijs.

U leest de voorzet voor dit essay hieronder

De inrichting van het onderwijsstelsel en –bestel is de afgelopen decennia ingrijpend veranderd. Anno 2015 bestaat het onderwijsstelsel uit vier sectoren, die qua belangenbehartiging, beleidsvorming, wet- en regelgeving, bekostiging en toezicht sterk verschillen. Onderwijsbeleid is een optelsom geworden van sectoraal beleid. Er wordt onvoldoende aandacht besteed aan het onderwijsstelsel als geheel. Dat gaat ten koste van de samenhang binnen het onderwijsstelsel.

Individualisering  in de samenleving roept de vraag op naar meer differentiatie, keuzevrijheid en individueel maatwerk in het onderwijs.  Door meritocratisering van het onderwijsbeleid werden meetbare onderwijsprestaties, toetsen, examens en diploma’s belangrijker en nam de selectie bij overgangen in het stelsel toe. Sociale stijging via het onderwijs is niet langer vanzelfsprekend.

Overgangen tussen onderwijssectoren gaan vaak gepaard met aansluitingsproblemen. Die manifesteren zich vooral bij de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en bij de overgangen binnen de beroepskolom (vmbo-mbo-hbo). Dat resulteert in  onderbenutting van talent, het maken van lange omwegen door het stelsel en tot uitval zonder diploma.

Hoewel er in de afgelopen jaren meer variëteit en niveaudifferentiatie in het onderwijsaanbod is aangebracht, ervaren veel leerlingen en studenten nog steeds problemen tijdens hun onderwijsloopbaan. De roep om meer individueel maatwerk in het onderwijs neemt toe. Het streven naar een betere aansluiting bij individuele talenten en capaciteiten staat echter haaks op het huidige prestatiegerichte beleid dat juist tot uniformering  leidt.

Belangrijkste kwesties

Is de inrichting van het onderwijsstelsel en -bestel aan herziening toe?

Wie is verantwoordelijk voor de overgangen in het onderwijsstelsel? Sectorraden (Po-raad, Vo-raad, Mbo-raad, Vereniging Hogescholen en VSNU) vertonen geen gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor een samenhangend en goed functionerend  onderwijsstelsel. De rijksoverheid is daar primair verantwoordelijk voor.

Het onderwijsbeleid van de overheid is echter een optelsom geworden van  onderwijssectorbeleid. De overheid had de afgelopen decennia nauwelijks aandacht voor sectoroverstijgende problemen. Uitzonderingen waren het terugdringen van voortijdig schoolverlaten/het behalen van een startkwalificatie en de invoering van Referentieniveaus voor rekenen en taal.

Met het oog op de kwaliteit van het onderwijs vormt het ontbreken van een gedeelde verantwoordelijkheid voor het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs aan de ene kant  en de lerarenopleidingen aan de andere kant – wel het treurigste voorbeeld. De betrokken onderwijssectoren zijn pas onlangs – naar aanleiding van de Lerarenagenda 2013-2020 – aan tafel gaan zitten om ervoor te zorgen dat de lerarenopleidingen (verantwoordelijkheid van de Vereniging Hogescholen en de VSNU) en de beroepsuitoefening in de scholen (verantwoordelijkheid van de Po-raad, Vo-raad en Mbo-raad) beter op elkaar aansluiten.

Hoe sectoroverstijgende knelpunten te vermijden?

Veertig jaar geleden (in juni 1975) verscheen de Contourennota, een discussienota waarin de toenmalige bewindslieden een langetermijnvisie schetsten op  het onderwijs in zijn geheel. De inleiding startte op p.3 met de volgende passage. “De noodzaak van zo’n totaalvisie is duidelijk. Steeds meer wordt men zich in onderwijskringen ervan bewust dat de onderwijskundige ontwikkelingen en vernieuwingen binnen een bepaald schooltype of een bepaalde onderwijssector onvermijdelijk gevolgen hebben voor vele andere types en sectoren. Bovendien maakt de gedachte van levenslang leren het steeds noodzakelijker dat er samenhangend onderwijsbeleid wordt gevoerd”.

Deze passage is nog steeds actueel. De in 2010 opgerichte Stichting van het onderwijs, bestaande uit de sectororganisaties (werkgevers) en de vakbonden/beroepsorganisaties (werknemers), verwoordde haar missie destijds als volgt: “De stichting wil uitgroeien tot hét platform voor het Nederlandse onderwijs”. Of, zoals de toenmalige voorzitter zei, “Onderwijs verdient positieve en constructieve betrokkenheid, de gezamenlijke inzet van iedereen, over de grenzen van schooltypes en sectoren heen. In het belang van leerlingen en studenten en van de Nederlandse samenleving”. Van die missie is de afgelopen jaren weinig terechtgekomen.

Het huidige stelsel- en bestelbeleid is niet gebaseerd op een heldere visie op het gehele onderwijs.

Moet het onderwijs vraaggericht of aanbodgericht zijn?

Aansluiten bij talenten en capaciteiten van leerlingen of voorbereiden op de eisen van vervolgopleidingen en arbeidsmarkt?

Bij de overgangen tussen onderwijssectoren of schoolsoorten zijn er veel aansluitingsproblemen. In discussies daarover wordt zelden de vraag gesteld of het vervolgonderwijs moet aansluiten op de ontwikkelingsmogelijkheden en talenten van de leerlingen en het niveau van kennis en vaardigheden dat zij in de vooropleiding hebben bereikt of dat de vooropleiding moet voorbereiden op de eisen die in de vervolgopleiding of op de arbeidsmarkt worden gesteld.

In beleidsdiscussies wordt meestal impliciet van de laatstgenoemde zienswijze uitgegaan. Als gevolg van de enorme deelnamegroei aan hogere opleidingen en de daardoor toegenomen heterogeniteit komen er steeds meer geluiden die de eerste zienswijze ondersteunen. Vervolgopleidingen zouden beter moeten aansluiten bij de toegenomen verschillen in individuele talenten, capaciteiten en inzet.

Individueel maatwerk of ‘one size fits all`?

Onlangs lanceerde de voorzitter van de Vo-raad  het voorstel om in het voortgezet onderwijs een maatwerkdiploma in te voeren. Onderwijs op maat, waarbij je vakken op een verschillend niveau kan afsluiten. Dat kan een hoger niveau zijn maar ook een lager niveau. “Het is toch niet meer van deze tijd dat je examen doet op het niveau van je slechtste vak”, zo stelde de voorzitter van de Vo-raad, Paul Rosenmöller (VK 26/3/15).

Of zo’n maatwerkidee in de praktijk kan worden gerealiseerd is zeer de vraag. Of het wenselijk is valt te bezien. Het Angelsaksische voorbeeld, waaraan het idee is ontleend, heeft ook nadelen, zoals het enorme verschil tussen scholen en opleidingen. Dat een maatwerkdiploma de doorstroom naar vervolgonderwijs sterk compliceert is in ieder geval wel duidelijk.

De eerste reacties vanuit de politiek zijn positief. Wordt dat wellicht mede ingegeven door het vooruitzicht van besparingen als gevolg van minder zittenblijvers? Volgens recente berekeningen van het CPB kost het zittenblijven in het primair en voortgezet onderwijs in totaal ongeveer 500 miljoen euro per jaar. Daarbij is de kans op zittenblijven in het VO tweemaal zo groot als in het primair onderwijs (CPB Policy Brief 2015/01).

Onderwijs of leren?

Eerder werd door de Vo-raad  al gepleit voor “gepersonaliseerd leren”. Ict zou mogelijkheden bieden om individuele leerroutes te ontwerpen, waarin leerlingen in hun eigen tempo en op hun eigen niveau kunnen leren.

Bij “onderwijs” wordt uitgegaan van een relatie tussen leraar en leerling, waarbij de leraar centraal staat.  “Leren” is een individualistisch concept, waarbij eigen initiatief, keuzevrijheid en zelfstandigheid van de leerling centraal staan. Bij “gepersonaliseerd leren” verandert de relatie tussen leraar en leerling. De leraar krijgt in dat geval vooral een begeleidende rol.

De discussie over ‘onderwijs of leren` is eerder gevoerd, bijvoorbeeld ten tijde van het studiehuis. Over het antwoord op de vraag “wat is goed onderwijs?” is het laatste woord nog lang niet gesproken.

Ria Bronneman-Helmers werkte vele jaren bij het Sociaal Cultureel Planburea. U leest haar volledige essay voor het congres www.kwaliteitvanonderwijs.nl hier


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK