HO mag geen groothandel worden

Nieuws | de redactie
7 juli 2015 | Van de opbrengsten van het studievoorschot mogen instellingen 90% bepalen wat zij met dat geld gaan doen, de minister geeft daarvoor wel vier ‘bestedingsrichtingen’ aan. De overige 10% wordt gekoppeld aan stimulering van landelijke prioriteiten, zo staat in de Strategische Agenda Onderwijs.

Bussemaker presenteert vandaag in Den Haag haar strategische agenda Hoger Onderwijs. ScienceGuide publiceerde twee weken geleden al de belangrijkste punten daaruit. Zo wil Bussemaker 4000 extra docenten aanstellen in het HO, meer waardering voor het onderwijs in het WO, beurzen voor onderwijsinnovaties  en experimenten met flexstuderen. Ook maakt Bussemaker nu duidelijk hoe zij het geld wil verdelen wat vrij komt door de opbrengsten van studievoorschot en door het versoberen van het contract met de OV-vervoerders.

Geen Supermarkt

“Hoger onderwijs mag nooit een groothandel worden die in zo kort mogelijke tijd zoveel mogelijk studenten aflevert aan de arbeidsmarkt. Tegelijk mag het ook geen supermarkt worden, waar studenten als individu rondlopen, vrijblijvend een opleiding kunnen consumeren of samenstellen naar eigen behoefte en bij het afrekenen in plaats van de kassabon een diploma meekrijgen.”

Zo opent Bussemaker haar strategische Agenda Hoger Onderwijs. Daarnaast ziet zij ook een aantal belangrijke ontwikkelingen de afgelopen jaren zoals bij de prestatieafspraken. “De Reviewcommissie HO volgt de uitvoering van de prestatieafspraken. Uit hun analyses blijkt dat de hogescholen en universiteiten actief inspelen op de verschillende doelgroepen met een grote diversiteit aan onderwijstrajecten. Hogescholen zetten daarbij in op nieuwe hbo-masteropleidingen, 3-jarige trajecten voor vwo’ers, excellentietrajecten en Associate Degrees.”

Maastricht als voorbeeld

Bussemaker wil verder gaan met deze profilering op het gebied van onderwijs. “Ik wil de profileringsdiscussie verder brengen dan alleen profilering in het onderwijsaanbod en onderzoekszwaartepunten. Bij verdere profilering vind ik ook grotere verschillen in pedagogisch-didactische omgeving van belang. Denk bijvoorbeeld aan het onderwijsconcept van de Hogeschool van Amsterdam, en het probleemgestuurd onderwijs op de Universiteit Maastricht.”

De minister is ook tevreden over de ontwikkeling met de excellentietrajecten van Sirius de afgelopen jaren en wil dat deze financiering weer wordt hervat. “Deze onderscheidende trajecten dragen enorm bij aan de kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming van studenten. Om deze reden wil ik dat er extra geïnvesteerd wordt in talentprogramma’s. Bijvoorbeeld talentprogramma’s voor studenten die extra uitdaging zoeken: meer aandacht voor honours tracks, verbredings- en verdiepingsprogramma’s en het voortzetten van de Sirius-projecten. Ik wil het mogelijk maken voor instellingen om een substantieel bedrag, in de eerste jaren 10%, van de middelen van het studievoorschot hieraan te besteden.”

De minister wil zich blijven inzetten voor Internationalisering, maar heeft ook oog voor de zorgen over de positie van het Nederlands en de verengelsing in het HO.  “Bij bepaalde studies of instellingen is die ‘verengelsing’ mogelijk wat minder vanzelfsprekend. Ik maak mij in ieder geval zorgen om de positie van het Nederlands binnen het hoger onderwijs als cultuur- én als wetenschapstaal, zeker waar een uitstekende beheersing van het Nederlands in dit verband bijna een conditio sine qua non mag heten.”

Extra docenten

De grootste investering uit het studievoorschot beoogt de minister met meer docenten in het HO. “Wanneer structureel 60% van de middelen studievoorschot door instellingen wordt besteed aan het aannemen van extra docenten, kunnen oplopend naar 2025 bijna 4000 extra docenten worden aangenomen. Dat is een stijging van bijna 15%. Deze extra docenten zijn vooral bedoeld voor intensiever en kleinschaliger onderwijs: meer ‘klein binnen groot’, talentprogramma’s, individuele feedback, mentoring, tutoring, mondelinge tentamens, etcetera.”

Ook het aantal lectoraten op hogescholen wordt uitgebreid zo laat de minister weten. Hogescholen streven naar een verhouding van 1 lector op 720 studenten. Bussemaker wil deze ambitie nu waar maken. “Hiervoor is een uitbreiding nodig van het aantal lectoren met ongeveer 580 fte. Dat kost circa € 72 miljoen. In het wo wil ik met name extra docentonderzoekers mogelijk maken. Uitgaande van ongeveer 460 fte extra docentonderzoekers, een uitbreiding van bijna 5% docenten (bovenop de 14% extra docenten, in het wo, uit de eerste bestedingsrichting) kost dat in het wo €46 miljoen.”

De verdeling van het geld

Ook maakt de minister in haar strategische agenda bekend hoe het geld van het studievoorschot verdeeld gaat worden. “De extra middelen die beschikbaar komen uit het studievoorschot gaan voor het merendeel (90%) via de Rijksbijdrage naar de instellingen om hen ruimte te bieden voor een eigen en integrale aanpak. De overige 10% van de middelen uit het studievoorschot wil ik reserveren voor specifieke stimulering van landelijke prioriteiten.”

Daar bovenop komt nog de verdeling van het geld wat vrijgemaakt wordt door de versobering van de OV-kaart. De minister denkt er aan om die €200 te verdelen aan de hand van ‘prestatieafspraken’. “De verdeling van deze middelen gaat mogelijk niet conform de huidige verdeelsystematiek van de Rijksbijdrage hoger onderwijs, afhankelijk van hoe de besparingen worden gerealiseerd. Ik houd ook de mogelijkheid open om instellingen die meer opbrengsten genereren ook een groter aandeel uit de beschikbare middelen te geven. Tevens wordt nagedacht over plannen waarbij de verdeling van de middelen regionaal plaats vindt.”

Hieronder vindt u in het kort de doelstellingen van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs:

De middelen die beschikbaar komen met het studievoorschot stellen instellingen in staat het onderwijs echt kleinschaliger en intensiever te maken. De extra middelen maken het mogelijk extra docenten, tutoren en mentoren, docentonderzoekers en lectoren aan te stellen.

Hiermee kan tevens de verwevenheid tussen onderwijs en onderzoek worden versterkt door: in het wetenschappelijk onderwijs – met inzet van de stap voor stap toenemende aantallen extra docentonderzoekers – studenten méér te betrekken bij origineel wetenschappelijk onderzoek, en in het hoger beroepsonderwijs – met inzet van meer lectoren – het onderwijs, het praktijkgericht onderzoek en de beroepspraktijk steviger met elkaar te verbinden.

  • Ten aanzien van internationalisering zijn de ambities het stimuleren van de uitgaande mobiliteit stimuleren (via ‘Holland Scholarship Programma’ en mobiliteitsvensters) , de werving en binding van buitenlandse studenten blijven verbeteren (Make it in the Netherlands) en het faciliteren van transnationaal onderwijs (Visiebrief Internationalisering). Instellingen wordt gevraagd zich rekenschap te geven van de vraag hoe ver ‘verengelsing’ kan gaan. Binnen Europa blijf ik mij inzetten voor de totstandkoming van één Europese ruimte voor hoger onderwijs.
  • Nederlandse hogeronderwijsinstellingen blijven internationaal koploper op het vlak van de mogelijkheden van Open en Online Onderwijs. Nederland onderstreept deze ambitie tijdens het Europees voorziterschap in 2016. Instellingen experimenteren met de mogelijkheden, en passen de lessen toe over de volle breedte van hun onderwijsaanbod. De middelen die beschikbaar komen met het studievoorschot maken het mogelijk de huidige stimuleringsmaatregel voor Open Online Hoger Onderwijs uit te breiden.
  • Alle docenten stellen in het ho in 2025 hun onderwijsmaterialen vrij beschikbaar zodat zij gebruik kunnen maken van elkaars digitale leermaterialen. Verkend wordt of en hoe een (inter)nationaal platform waarop onderwijsmateriaal gedeeld en bewerkt kan worden hieraan bijdraagt. Daarnaast worden instellingen opgeroepen om elkaars MOOC’s te erkennen.
  • Meer waardering voor het onderwijs ten opzichte van het wetenschappelijk onderzoek door het bevorderen van meer differentiatie van carrières van docenten en onderzoekers. Voor iedere discipline van enige omvang zouden voldoende ‘onderwijshoogleraren’ aanwezig moeten zijn.
  • Het introduceren van Comenius-beurzen voor docenten en onderwijsleiders gericht op onderwijsvernieuwing in het hoger onderwijs. Op termijn is hier structureel € 20  miljoen mee gemoeid, waarmee ik 110 beurzen per sector (hbo en wo) mogelijk wil maken. Het is de bedoeling dat deze beurzen een bijdrage leveren aan meer gevarieerde carrières op hogescholen en universiteiten, en aan het meer uitwisselen van best practices.

Daarnaast worden in het hoofdlijnenakkoord met de VSNU afspraken gemaakt over genderbalans onder hoogleraren. Bekeken wordt of de Nationale Studenten Enquête (NSE) kan worden doorontwikkeld tot een instrument dat de kwaliteitscultuur op de instelling, en de bijdragen van studenten daaraan breed kan duiden.

  • Er komen middelen beschikbaar voor meer praktijk- en vraaggericht onderzoek naar het hoger onderwijs. Hiervoor wordt op termijn structureel € 5 miljoen beschikbaar gesteld. Hierdoor kunnen goede praktijken sneller opgeschaald worden.
  • Op een aantal plekken in het hoger onderwijs worden regelvrijezones gecreëerd waarin onderwijsvernieuwing meer de vrije hand krijgt. Voorbeelden hiervan zijn: honoursprogramma’s, pilots met fexibilisering in (deeltijd)onderwijs, deelcertifcaten en een experiment met de flexstudent.Om elke student in het hoger onderwijs kansen te bieden en op de juiste plek te krijgen, zeten we op het volgende in:
  • Blijvende aandacht voor de toegankelijkheid van het stelsel, ook door verdere investeringen in studiekeuzeactiviteiten.
  • De middelen van het studievoorschot kunnen, volgend op het Siriusprogramma, ook voor talentprogramma’s, waaronder honourstrajecten aangewend worden. Zo kunnen de initiatieven van het Sirius-programma geïntegreerd worden in de activiteiten die voorvloeien uit de strategische agenda. Ik wil een substantieel bedrag, in de eerste jaren zo’n 10%, van de middelen uit het Studievoorschot besteden aan talent programma’s, waaronder honoursprogramma’s.
  • Blijvende aandacht voor studiesucces, studie-uitval, switch, en studieduur, door te blijven investeren in het verbeteren van het studiekeuzeproces, het versterken van de samenwerking met vo-scholen en mbo-instellingen, het voortzeten van het bindend studieadvies in het eerste jaar, het besteden van aandacht aan de verschillende talenten van studenten en het bieden van meer maatwerk en begeleiding door tutoring en mentoring. Hierbinnen ook meer aandacht voor het belang van extra-curriculaire ontwikkeling.
  • Meer samenwerking in de regio tussen de toeleverende vo-scholen en mbo- instellingen en de hogeronderwijsinstellingen. Voor samenwerkingsprojecten vo-ho en mbo-hbo gericht op beter doorlopende leerlijnen, verbetering van loopbaan oriëntatie en –begeleiding of vergroting van de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor specifeke groepen, zijn middelen uit het studievoorschot beschikbaar. Daarnaast zijn ook middelen beschikbaar voor de verbetering van de aansluiting van het hoger onderwijs op de arbeidsmarkt (zie Investeringsagenda).
  • Extra aandacht voor mbo’ers bij de doorstroom naar het hbo: veel inzet op het verschaffen van informatie over het studievoorschot en het vergroten van het financieel bewustzijn, doorstroom-keuzedelen als belangrijk instrument en de introductie van experimenten met gemeenschappelijke programma’s mbo-hbo.
  • Meer differentiatie in het onderwijsaanbod. De Ad krijgt de ruimte door de koppeling van de Ad met de hbo-bachelor los te laten. Om het aantal hbo-masters te vergroten wordt de beperking tot prioritaire sectoren in de beleidsregel doelmatigheid opgeheven.
  • Reële doorstroommogelijkheden naar de masterfase, zowel naar de hbo- als de wo-master.
  • Voor schakelprogramma’s wordt naar een maatwerkoplossing gezocht voor de periode vanaf 2017/2018.
  • Meer samenwerking tussen hogeronderwijsinstellingen, ook tussen hogescholen en universiteiten, om voor studenten meer flexibele programma’s mogelijk te maken (over de grenzen van disciplines en instellingen heen).
  • Vergroting van de flexibiliteit en vraaggerichtheid van het deeltijdonderwijs: introductie van experimenten vraagfinanciering, pilots flexibilisering en het ‘Leven Lang Leren-krediet’.

«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK