Alstublieft geen HO-autoriteit!

Nieuws | de redactie
26 augustus 2015 | De benoeming van Paul Rullmann en Geri Bonhof bij de CDHO zou een voorteken van een HO-autoriteit zijn. WHW-expert Peter Kwikkers waarschuwt voor een omvattend en on(be)grijpbaar crypto-ministerie. “Zoals elke Nederlander sta ik ambivalent ten opzichte van ‘autoriteiten’.”

“Op 19 augustus 2015 zag ScienceGuide in de recente benoemingen van Geri Bonhof en Paul Rullmann als leden niet een voorteken van opheffing van de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs maar van de komst van een HO-Autoriteit.Het zou de gedachten van Deetman/In ’t Veld in de nota Hoger Onderwijs Autonomie en Kwaliteit (HOAK) uit 1985 vervolmaken. Ik steun dat niet en zie in die idee juist ernstige strijd met de HOAK-benadering.

In de toekomstschetsen voor een doorontwikkelde accreditatiemethode en in haar Strategische Agenda over de regulering van het onderwijsaanbod, spiegelt minister Bussemaker voor dat overheidssturing en -controle slanker, soepeler en dichterbij de onderwijspraktijk kunnen worden vormgegeven. NVAO, Onderwijsinspectie, Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) en Review Commissie Hoger Onderwijs (RCHO) moeten nauwer met elkaar samenwerken, zodat het voor de instellingen lijkt of er voor de bewaking en borging van kwaliteit maar één organisatie is.

Feitelijk, misschien zelfs formeel, ontstaat dan één gebundelde “Autoriteit”: een – waarschijnlijk hardrubberen – buffer tussen minister en ministerie enerzijds en de instellingen en hun belangenkoepels anderzijds. Vanuit UT-CHEPS, waarvan RCHO-chef Frans van Vught ook de aartsvader is, wordt hiertoe eigenlijk al sinds de operatie Taakverdeling en Concentratie wo (TVC) midden jaren ’80 opgeroepen. Dit idee wordt inmiddels gesteund door het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO), maar men moet zich daarbij afvragen of het ISO de portee van hun stellingname wel doorziet en het belang van studenten daarmee dient.

De minister laat doorschemeren dat zij misschien van de CDHO af wil en in ieder geval koerst op een regelarmer en bestuurlijk minder drukke vorm van de regulering van macrodoelmatigheid en onderwijsaanbod. NVAO, RCHO, CDHO en bepaalde taken van de Inspectie kunnen zijn ondergebracht in één loket voor alles, zoals ScienceGuide schrijft. Dit lijkt het ‘Eureka’ van Archimedes, maar is het niet een Doos van Pandora?

Voltooit de HOA HOAK?

ScienceGuide verwacht dat de minister de instellingen kan verlokken met meer ‘eigen regie’ en ‘meer vertrouwen’, in ruil voor ‘meer scherpte in strategische afstemming vanuit OCW’ en ‘slankere bestelsturing’. Die sturing is dan wel gebundeld, onafhankelijk, alleen op kwaliteit en inhoudelijke betekenis toetsend, en helder ingevuld als publieke taak en verantwoording over de uitvoering daarvan.

Dat is een interessante vergelijking. Echter: HOAK ruilde meer instellingsautonomie voor de instelling tegen meer kwaliteit(sborging) van de instelling. Helaas begon die ruil meteen al scheef te groeien door het amendement Netelenbos dat de Adviescommissie Onderwijsaanbod (ACO) als tolwachter introduceerde. Die scheefgroei versnelde met NVAO, CDHO, RCHO en vooral door de vele detailbepalingen over onderwijs(beleid) en experimenten waarmee de WHW volliep en waardoor het onderwijs deels vastloopt in overtrokken rendementsdenken.

Bovendien, anders dan de redactie van ScienceGuide meent, is een HO-Autoriteit juist niet in de lijn met de kern van HOAK. De HOAK-lijnen gaan uit van eigen meesterschap van krachtige HO-instellingen inzake bestuur, kwaliteit, onderwijsaanbod en doelmatigheid: naast de minister. Een HO-autoriteit holt al deze elementen juist uit, met inbegrip van de daarbij behorende verantwoordelijkheid èn aansprakelijkheid van instellingsbestuurders. Een ‘slankere’ overheidssturing gaat dus niet van een HO-autoriteit komen, ook omdat die zich doorlopend tegenover iedereen zal moeten bewijzen en steeds meer zal (willen) interveniëren. In steeds meer onderwerpen van beleid en bestuur. Bovendien: een HO-autoriteit zal niet alleen arbitrerend werken, maar kan verschillen en conflicten tussen instellingen en minister even gemakkelijk veroorzaken of verharden.

Verder zal deze HOA vooral gaan bestaan uit voormalige HO-bestuurders en politici, ondanks dat die juist iets anders zouden gaan doen. Dat doet ook nog eens de voorgespiegelde onafhankelijkheid van zo’n autoriteit teniet. Terwijl minister, ministerie en Kamer zichzelf niet afschaffen en ook nooit terughoudend zullen kunnen zijn (gelukkig maar). En de Inspectie … ziet het Parlement die als onlosmakelijk onderdeel van zo’n pseudo-onafhankelijke nieuwe machtige intermediair?

Geen CDHO, RCHO en HOA

Ik was al tegenstander van de voorganger van de CDHO, de ACO, zoals oud-minister Ritzen zich zal herinneren. Hij was het immers die zich dit in een onbewaakt moment door Kamerlid Netelenbos (die het wetssysteem niet begreep) via amendement liet aftroggelen omdat “de minister op afstand moest”.  Nog steeds is de constellatie dat de microdoelmatigheid alleen ter beoordeling van de instelling is en de macrodoelmatigheid alleen aan de minister, de effectiefste, efficiëntste en de politiek en bestuursrechtelijk meest zuivere.

Ook is bekend dat ik de Reviewcommissie Hoger Onderwijs zie als tijdelijk opportunisme vanwege het overgewaardeerde “Veerman-rapport” en de daaropvolgende prestatieafspraken waarover mijn kritiek van destijds inmiddels breder doorklinkt. De RCHO is structuurvreemd, ondoorzichtig èn leidt tot bestuurlijke onbalansen en versluiering van de verantwoordelijkheden zoals die normaal liggen.

Op het terrein van beleidsvoering en (extern) toezicht hebben wij in Nederland, met maar zo’n 50 ho-instellingen, voldoende aan een verstandig dynamisch en terughoudend ministerie (voor alles), de Inspectie (voor wetshandhaving), de NVAO (voor de kwaliteitscontrole) en Rijksaccountant en Rekenkamer (voor het geld). Daarnaast hebben we kritische volgende media en een nauwlettend controlerende Parlementsleden. Intern hebben we de raad van toezicht (maar liever niet) en de medezeggenschapsstructuur (die veel sterker kan en moet).

Zoals elke Nederlander sta ik ambivalent ten opzichte van ‘autoriteiten’. Een beetje beleid, bestuur en gezag zijn noodzakelijk, mits deskundig en op het juiste aggregatieniveau. En mits niet gecentraliseerd in een omvattend doch on(be)grijpbaar crypto-ministerie dat zich aan gemakkelijk democratische controle en ‘burgerinvloed’ kan onttrekken. Dat staat juist haaks op de goede voornemens van de minister.  

Zonder dat zij bestuurders moeten worden: dat wetenschappers, docenten en studenten meer bestuurs- en beleidsinvloed wordt toebedeeld, is belangrijk. Hen is de afgelopen 20 jaar te veel daarvan ontnomen. De minister zegt dat ook te vinden en zo gezien past een HO-Autoriteit evenmin in haar plaatje.”

Peter Kwikkers, oprichter van TriasNet Consultants en adviseur hoger onderwijs en wetenschap; beleid, bestuur en recht, was o.a. projectleider van de oorspronkelijke Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hij publiceert regelmatig over het hoger onderwijs- en wetenschapsbestel en redigeert het Toelichtend commentaar op de WHW.

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK