Een beperkte, onschuldige proef

Nieuws | de redactie
30 september 2015 | Karl Dittrich doet namens de universiteiten een laatste, vurige oproep aan de Kamer om de pilot met instellingsaccreditatie niet ten onder te laten gaan. Er blijven toch heus ”vreemde ogen die dwingen langskomen” en de pilot moet ten diepste vanwege het Maagdenhuisprotest.

Vandaag debatteert de Kamer over de pilot met instellingsaccreditatie. Uitgesproken voorstander van deze pilot is VSNU-voorzitter Karl Dittrich en omdat alles in dit leven onzeker is, legt hij nog één keer uit waarom die er moet komen. Inmiddels heeft Dittrich zich erbij moeten neerleggen, dat een beperkte pilot het hoogste haalbare resultaat is.

Recent gaf hij aan in een dubbelinterview met NVAO-voorzitter Anne Flierman dat wat hem betreft alle universiteiten aan een dergelijke pilot hadden moeten kunnen en mogen meedoen. “Wij wilden dat meteen heel het systeem langs die weg zou gaan lopen. Ik hoop nog steeds dat het zo zal kunnen gaan en alle instellingen mee kunnen doen aan de pilot.” Het HBO voelde daar echter niets voor uit vrees voor het fait accompli dat daarmee in het HO-bestel zou worden gesteld. De minister luisterde naar die sector die nu eenmaal twee derde van heet HO uitmaakt beter dan naar de VSNU. 

Een oproep die Job Cohen namens alle voorzitters van de Raden van Toezicht in het WO zette dit nog eens aan vorige week. “Wij vragen u met de grootst mogelijke nadruk géén beperkte pilot voor de instellingsaccreditatie in te stellen, maar nu reeds uit te spreken dat álle instellingen die dit wensen in dit stelsel kunnen functioneren. Dat leidt tot een ‘level playing field’, waardoor individueel, maar zeker ook gezamenlijk initiatieven kunnen worden ontwikkeld die de beoogde doelstellingen kunnen realiseren.” 

Intussen bleek Karl Dittrich zijn knopen te hebben geteld na de hoorzitting in de Tweede Kamer over het nieuwe accreditatiestelsel. De voorzitter van de Onderwijsraad, Henriette Maassen van den Brink, had toen forse kritiek op deze pilot. “Als je kijkt hoe deze pilot voorgesteld wordt, dan zitten daar veel te veel variabelen in. Die kun je nooit in een experiment als de gouden standaard afwegen. De evaluatie over vijf jaar zal ons dan ook allemaal teleurstellen, ook met het oog op de toekomst van het bestel.”

Daarnaast bleek de Kamer erg onder de indruk van het bevlogen verhaal van accreditatiedeskundige Janos Betko die een pleidooi hield voor het behoud van de opleidingsaccreditaties door de NVAO. Een Kamermeerderheid voor de pilot is daarom allerminst zeker. De Onderwijsraad, LSVb, SP  en D66 zijn tegen. Dat waren ook de werkgevers totdat zij gisteren 180 graden draaiden met hun opvatting.

Regeringsfractie VVD gaat in het debat vandaag “stevige oppositie” voeren tegen de minister “en dat zou nog wel eens een pittig debat kunnen worden”,  verneemt ScienceGuide uit liberale kring. Steun krijgen minister en VSNU van de PvdA en het CDA. Het ISO steunt deze rooms-rode coalitie uit lang vervolgen tijden.

U leest hieronder het opiniestuk met de oproep van VSNU-voorzitter Karl Dittrich

“De VSNU doet nog eenmaal een oproep aan de Tweede Kamer stem in met de pilot van instellingsaccreditatie. Vandaag vergadert de Tweede Kamer over een nieuw kwaliteitszorgstelsel voor het hoger onderwijs. Politici hebben de kans de verantwoordelijkheid voor zo goed mogelijk onderwijs weer neer te leggen waar deze hoort: bij studenten en docenten. Dan is de steun voor bezettingen, acties, protesten en andere vormen van betrokkenheid niet louter symboliek gebleken, maar maakt de politiek ook waar wat zij toen beloofde: steun voor het vergroten van eigenaarschap van docenten en studenten en het verminderen van administratieve lasten!

Al vijf keer doorgelicht

De opleidingen aan Nederlandse universiteiten worden al sinds 1986 elke zes jaar extern beoordeeld. Veel opleidingen zijn inmiddels al vijf keer doorgelicht op hun inhoud, vorm en resultaten. Tot 2002 regelden universiteiten dat zelf. Zij vroegen vakgenoten om langs te komen en een kritische blik te werpen op het onderwijs, meestal in een cluster van opleidingen, bijvoorbeeld alle opleidingen Natuurkunde. 

Dat leidde tot vergelijkende oordelen die werden gepubliceerd en die vooral dienden om de kwaliteit te verbeteren. Het stelsel heeft ertoe geleid dat het Nederlandse universitaire onderwijs in het buitenland hoog staat aangeschreven. In 2002 werd het huidige beoordelingsstelsel ingevoerd. De bekostiging van opleidingen en de rechtsgeldigheid van diploma’s werd afhankelijk van een beoordeling van de kwaliteit door een externe keurmeester, de NVAO.

 Het accreditatiestelsel heeft aanvankelijk een positieve impuls gegeven aan de kwaliteitszorg van universiteiten maar is nu toch echt sleets geworden. Uit onderzoeken van de Universiteit Leiden en de Radboud Universiteit Nijmegen blijkt dat docenten de meerwaarde van het huidige stelsel niet meer zien. Beoordelingen worden steeds meer gebaseerd op het voldoen aan regels en richtlijnen, waarbij het ontbreekt aan een echt goed gesprek over de mogelijke verbeteringen en de doorontwikkeling van het onderwijs.

Protest tegen weinig eigenaarschap

Het daadwerkelijk verbeteren van het onderwijs is in het huidige stelsel ondergeschikt geraakt aan de procedurele vereisten aan opleidingen. De docenten zijn het eigenaarschap over het onderwijs kwijtgeraakt aan managers en kwaliteitszorgmedewerkers. Bij de protesten van studenten en staf afgelopen voorjaar was gebrek aan eigenaarschap van het onderwijs een van de onderliggende factoren van de onvrede. Docenten ervaren weinig vertrouwen. Dat ontneemt hen niet alleen plezier in het werk, maar ook de motivatie om het onderwijs creatiever te maken of om risico’s te durven nemen met nieuwe vormen van onderwijs.

Vandaag vergadert de Tweede Kamer over een nieuw kwaliteitszorgstelsel voor het hoger onderwijs. De minister stelt daarbij voor om een pilot te starten met instellingsaccreditatie. Universiteiten steunen dat plan. De kern hierin is dat universiteiten zelf weer meer verantwoordelijk worden voor de beoordeling van de kwaliteit van opleidingen. De externe keurmeester NVAO komt nog steeds langs, maar dit keer om de instelling als geheel te beoordelen en de instelling krijgt op zijn beurt meer verantwoordelijkheid in het beoordelen van de kwaliteit van opleidingen.

Drie argumenten van opponenten

De critici van de plannen van de minister brengen drie argumenten naar voren die gemakkelijk kunnen worden ontkracht. Ten eerste het argument dat in het nieuwe voorstel van de minister de slager dus zijn eigen vlees keurt en er geen externe keurmeesters meer zijn met ‘vreemde ogen die dwingen’. Dat is een heel grote misvatting! In het nieuwe stelselzijn vak- en beroepsgenoten uit binnen- en buitenland, de zogenoemde ‘peers’, de externe beoordelaars.

Net zoals het volstrekt gangbaar is dat wetenschappers de kwaliteit van wetenschappelijke artikelen laten beoordelen door vakgenoten, zou dit ook volstrekt logisch moeten zijn binnen het onderwijs. Reken maar dat vakgenoten kritisch zijn en tegelijkertijd als geen ander snappen wat het belang is van goed onderwijs en de rol die docenten daarin spelen. Het zal leiden tot een kritische blik en het brengt, beter dan nu, een goed gesprek op gang over de echte kwaliteitsverbeteringen. Een win-win situatie voor iedereen.

Een tweede argument is dat universiteiten negatieve opleidingsoordelen onder de pet zullen houden. Volstrekte onzin! Vertrouwen moet uiteraard gepaard gaan met verantwoording. Niemand ontkent dit en ook in het stelsel dat de universiteiten voorstaan wordt publiekelijk verantwoording afgelegd over de beoordelingen van de kwaliteit van het onderwijs. Transparantie over de opleidingsbeoordelingen door externe ‘peers’ is daarom een vanzelfsprekendheid. Maar dan gaat het wel over “ons onderwijs”, over het onderwijs dat vorm is gegeven door docenten en studenten, over onderwijs dat het resultaat is van een visie, van een ideaal, van creativiteit. 

Een derde argument van de tegenstanders is dat instellingen niet kunnen garanderen dat opleidingen altijd aan de maat voldoen. Instellingen zijn daarom niet in staat om verantwoordelijkheid te dragen voor een kwaliteitszorgstelsel. De boodschappers van dit argument spreken vooral wantrouwen uit en streven naar een onderwijsstelsel waarin elke opleiding voortdurend aan de externe maat voldoet. Dat is een nobel, maar volstrekt onrealistisch streven. Er zullen altijd opleidingen zijn die kunnen worden verbeterd, net zo goed als er medische missers worden gemaakt en onschuldigen worden veroordeeld.

Illusie van onfeilbaarheid

Er kan géén stelsel worden ontwikkeld waarin géén fouten meer worden gemaakt, hoe graag politici dat ook willen. Integendeel, de simpliciteit waarmee het doel van foutloosheid wordt nagestreefd, leidt tot een voortdurende groei van regels, van richtlijnen, van verantwoording en van toezicht. Men zou echter langzamerhand hopen dat ook politici gaan inzien dat zij zelf de bron zijn van overvloedige bureaucratie, waar zij juist zeggen tegen te strijden.

Het zou goed zijn als de politiek de pilot met instellingsaccreditatie mogelijk maakt. Een pilot die ook onschuldig is: het gaat om een beperkte proef en niet om directe invoering van een heel nieuw systeem. De instemming van de medezeggenschap op de universiteiten is bovendien noodzakelijk om als instelling mee te kunnen doen aan de pilot. Als die docenten en studenten in medezeggenschapsraden dit vragen, waarom zou de politiek het ze dan willen ontzeggen? Politici hebben nu de kans om de verantwoordelijkheid voor zo goed mogelijk onderwijs weer neer te leggen waar deze hoort: bij studenten en docenten.” 

Karl Dittrich
Voorzitter Vereniging van Universiteiten


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK