SZW benadeelt jong talent in R&D

Nieuws | de redactie
23 oktober 2015 | De wet 'werk en zekerheid' maakt werk en zekerheid van juist de beste, gelauwerde jonge onderzoekers kapot. Wie een Veni-beurs van NWO ontvangt om zijn kennisdroom te verwezenlijken loopt een dikke kans daar alleen maar last van te krijgen dankzij de SZW-regelgeving, maant De Jonge Akademie.

Prof.dr. Barbara Vis van de Vrije Universiteit en haar Groningse DJA-collega dr. Martijn Wieling melden namens De Jonge Akademie, dat er op dit terrein door de nieuwe regels van sociaal beleid grote schade wordt toegebracht aan de uitvoering van het wetenschappelijk onderzoek en in het bijzonder aan het aanjagen en ruimte geven aan het beste jong talent. Hoe zich dit verhoudt tot de Wetenschapsvisie van het kabinet en de noodzaak door valorisatie en innovatie ons land weer tot bloei te brengen, is dan ook een boeiende vraag.

U leest het stuk van de DJA-leden hieronder

Vooral jonge wetenschappers dupe van nieuwe Wet werk en zekerheid

“In juli 2015 kregen 161 wetenschappers van NWO het vreugdevolle nieuws dat zij een Veni- beurs van een kwart miljoen euro hadden binnengehaald om drie of vier jaar aan hun veelbelovende onderzoeksproject te kunnen werken. Meer dan eens zal de aanvankelijke vreugde plaatsmaken voor diepe teleurstelling als blijkt dat de laureaat dat project niet bij de eigen universiteit uit kan voeren. Boosdoener is de nieuwe Wet werk en zekerheid, bedoeld om een einde te maken aan een voorheen soms eindeloze stapeling van tijdelijke contracten.

Ook in de nieuwe cao universiteiten is nu een maximale duur van vier jaar voor opeenvolgende aanstellingen vastgelegd. Dit betekent dat als een Veni-laureaat op het moment van honoreren al één jaar in dienst is bij de universiteit waar hij het project uit wil voeren -of slechts één dag indien een vierjarig project is aangevraagd- hij zijn project daar alleen kan uitvoeren als diezelfde universiteit hem een vaste aanstelling biedt.

100% tijdelijk

De verplichting onderzoekers na vier jaar een vaste aanstelling te bieden is niet realistisch, gezien het feit dat momenteel  honderd procent van de postdocs, waaronder veel Veni-laureaten, een tijdelijke aanstelling heeft. Simpelweg omdat het universiteiten al jaren aan middelen ontbreekt om jonge  in vaste dienst te nemen.

Een enkele Veni-laureaat zal wellicht een vaste aanstelling krijgen, maar bijvoorbeeld in een vakgebied met weinig studenten en (dus) docenten is de kans hierop miniem. De Veni-laureaat moet dan op zoek naar een andere universiteit om zijn NWO-gefinancierde onderzoek uit te voeren. Een dergelijke transfer is waarschijnlijk nadelig voor zowel de oorspronkelijke universiteit die een getalenteerde onderzoeker verliest, als voor de onderzoeker zelf.  Het kan bovendien een negatieve impact hebben op de uiteindelijke kwaliteit van het project, als dat minder goed aansluit bij het onderzoeksprofiel van de nieuwe universiteit.

Als de laureaat het project wil uitvoeren aan de universiteit waar hij of zij het afgelopen half jaar geen aanstelling heeft gehad, speelt dit probleem niet. Maar ook dan liggen problemen op de loer. Indien een Veni is aangevraagd voor de duur van vier jaar -de grens van een tijdelijke aanstelling- betekent dit dat zwangerschapsverlof, ouderschapsverlof of een langdurige ziekteperiode direct ten koste gaat van de tijd die aan het project kan worden besteed. Verlenging is immers alleen mogelijk wanneer een universiteit de onderzoeker een vaste aanstelling biedt. En zoals gezegd is de kans daarop uitermate klein.

Weinig realistisch perspectief

Het zijn maar enkele van de vele voorbeelden waar de nieuwe cao universiteiten en de praktijk van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs elkaar in de weg zitten. De universiteiten en onderzoeksinstellingen worden voor een steeds groter gedeelte gefinancierd met gelden uit de tweede en derde geldstroom. Uit cijfers van de VSNU blijkt dat alle postdoc onderzoekers, 51% van de docenten en 30% van de universitair docenten een tijdelijke aanstelling heeft.

De verschuiving naar relatief kortlopende projectfinanciering staat haaks op de veranderingen in de nieuwe cao die, op geleide van de Wwz, een snellere doorstroming naar een vaste aanstelling beogen. Voor veel onderzoekers en tijdelijke universitair docenten is dit laatste helaas vaak niet reëel. De relatief kortlopende projectfinanciering in combinatie met de nieuwe cao resulteert in het perverse effect dat deze groep niet eerder een vaste aanstelling krijgt, maar juist eerder op zoek moet naar een positie bij een andere instelling.

Wat zou oplossing zijn?

Een verschuiving van gelden van de tweede geldstroom naar de eerste geldstroom zou universiteiten meer ruimte bieden om jonge wetenschappers en docenten een vaste aanstelling te bieden. Terwijl dit volgens ons een goede oplossing zou zijn, is een dergelijke verschuiving van middelen onwaarschijnlijk. Universiteiten worden juist in toenemende mate vanuit de tweede en derde geldstroom gefinancierd.

Een andere oplossing, die ook door de VSNU wordt voorgesteld, is een meer flexibele afwijking op de Wwz in de cao. Zo zou de grens van vier jaar voor tijdelijke aanstellingen verlengd kunnen worden naar de bij de vorige cao gehanteerde grens van zes jaar. Idealiter gaat zo’n verlenging samen met een op de wetenschapper toegespitst en bij de universiteit passend loopbaanperspectief, bijvoorbeeld een tenure track.

Hoe dan ook moet er iets veranderen. Als het huidige systeem gehandhaafd blijft, zal dit ten koste gaan van de wetenschappelijke toekomst van talentvolle onderzoekers en de kwaliteit van hun onderzoeksprojecten. “

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK