Talenten uitdagen, kwaliteit verrijken

Nieuws | de redactie
19 oktober 2015 | Een veel rijker en slimmer kwaliteitsbegrip maakt ook het begrip ‘prestatie’ in het HBO en WO hanteerbaar en niet-perverse prikkel. Het SER-advies over de HO-strategie biedt het Ei van Columbus. Over de 4000 extra HBO en WO docenten uit het studievoorschot is de polder kritisch, net als over het HO-rendement.

De Israëlische televisie kon slechtere bijeenkomsten filmen voor een reportage over het poldermodel. De raadsvergadering van de SER behandelde geen kleinigheden en deed dat stevig, inhoudelijk, constructief en er werd gelachen ook nog.

De actuele vluchtelingencrisis en maatregelen daarbij, het Energie Akkoord en de controverse concrete toepassing van de afspraken daarin en de HO-strategie van het kabinet stonden op de agenda. Migratie, integratie en sociale spanning, de kenniseconomie en kwaliteit, klimaatbeleid en energiezekerheid, kortom in één vergadering zeer wezenlijke hoofdlijnen voor ons land.

“Ik heb de Israeli’s, vooraf in mijn gesprek wel even moeten uitleggen waarom werkgevers en werknemers voor zo’n HO-strategie eigenlijk van belang zijn. Dat spreekt niet vanzelf blijkbaar,” zei voorzitter Mariette Hamer aan het begin van de raadsvergadering en oogstte instemmend gegrinnik.

Cruciale strategie eerst

Wat ook niet vanzelf spreekt, is het feit dat het advies veel behandelt, maar ook veel niet. Hamer onderstreepte dat laatste met het voorbeeld, dat het advies over het stuk van Bussemaker gaat en dus niet over andere thema’s die op zich van belang zouden zijn voor het hoger onderwijs. “Dit is dus geen advies over de studiefinanciering, maar we zeggen er wel iets over als dat de nota van het kabinet raakt.”

Het cruciale deel van het advies gaat over de strategie voor het kennisbeleid. Hamer zet de lijn uit die eigenlijk de uitvoering van het rapport-Veerman tot nu toe miste. Zijlstra vertaalde dit immers in ‘prestatieafspraken’ waarin instellingen konden worden afgerekend op ambities, beloften en targets die rendement en doeltreffendheid moesten versterken. Bussemaker kon die voorzet niet schrappen in een coalitie met de VVD en richtte zich op het veroveren van investeringsgelden voor na 2020 dankzij de afschaffing van de basisbeurs.

Dat waren beide ambitieuze beleidsdaden, maar vormden beide noch samen een werkelijke strategie. Zonder dat expliciet te zeggen, levert de SER deze nu zelf. Die begint met de bevestiging van de cruciale doelstelling en strategie uit de motie-Hamer van 2009: Nederland hoort in de Top 5 van de kennisnaties. “Onze gunstige positie is kwetsbaar doordat de economische verhoudingen in de wereld veranderen,” zegt het advies nu. Dat vereist een HBO en WO die zorgen voor ‘responsiviteit’: “veerkracht, aanpassingsvermogen en een proactieve lerende houding.”

Fikse tekortkomingen

Met deze strategische doelen en opdracht voor het hoger onderwijs voor ogen noteert de SER enkele fikse tekortkomingen die deze responsiviteit ondermijnen. Bijvoorbeeld:

-Nederlandse studenten zijn erg honkvast en blijven achter in internationalisering van hun studies en studiekeuzes.
-Internationalisering en het vasthouden van het internationaal talent in ons hoger onderwijs en R&D staat nog lang niet hoog genoeg op de agenda van WO en HBO.
-Middelbaar opgeleiden kunnen veel te weinig zich opscholen voor hoger functioneren dat nodig is vanwege technologische veranderingen en grotere dynamisch en complexiteit van het werk.
-De toename van de bètatech opgeleiden is mooi, maar het tempo omhoog voldoet niet. Per jaar zijn 30.000 extra afgestudeerden nodig. Dus niet instromers, maar uitstroom!
-Studenten moeten toekomstbestendig worden opgeleid, zowel in kennis en vaardigheden als in hun attitudes: openheid, dynamiek, leergierigheid, ‘Bildung’ gericht.

Dit brengt de SER tot een nieuwe aanzet voor de strategische afspraken tussen HO en samenleving die met de HOAK-nota van 1985 en  Veerman in 2010 werden geformuleerd. Kern daarvan was: de samenleving is bereid te investeren in meer kwaliteit als daar heldere keuzes en inzet tegenover staan.

Kwaliteit als onbetwiste prioriteit

Kwaliteit is “de onbetwiste prioriteit voor de komende jaren,” zegt de SER. Maar dan wel een geslaagde, intelligente definitie van kwaliteit, die past bij de geschetste strategische doelstellingen. Daarbij is rendement wel degelijk van groot belang, maar moet altijd in zijn context van de kwaliteitskenmerken van HBO en WO gezien worden. Alleen cijfermatige trends meten volstaat niet.

Het diplomarendement noemt de SER ronduit “zorgwekkend laag.” In het HBO daalt deze zelfs verder. Het switchgedrag is ook nog veel te rommelig. De juiste student op de juiste plek is bepaald nog geen geslaagde ambitie. De SER komt daarom zelf met een scherp geformuleerd ‘breder kwaliteitsbegrip’. Een kwaliteitscultuur aanmoedigen doe je niet met een kwantitatief instrumentarium, zegt de raad fijntjes.

Wat is dan HO-kwaliteit? “Uitdagend onderwijs stimuleert excellentie op elk niveau . Van belang is talenten uit te dagen op alle niveau.” Dit moet afgestemd zijn op zowel het beroepenveld – ook internationaal  – als op de dynamiek bij de doelgroepen die het HO moet bedienen. “Flexibiliteit is het sleutelwoord. Probleemgestuurd onderwijs is een voorbeeld.” Dat zal de Universiteit Maastricht met terechte fierheid lezen.

Om dit te realiseren moeten de instellingen evenwicht krijgen in ruimte, regels en rekenschap. En dat ook zélf praktiseren, intern naar hun studenten, docenten, onderzoekers als delen van de academische gemeenschap. Zo ontstaat een kwaliteitscultuur die kwalitatieve instrumenten ontwikkelt naast de noodzakelijke kwantitatieve monitoring van ontwikkelingen.

Waken voor simplificering

In de raadsdiscussie noemde Hamer als voorbeeld de omgang met ‘stapelaars’. Nu zijn zulke studenten ‘slecht’ voor de opleiding omdat zij er vaak wat langer over doen of deficiënties moeten verwerken. Dat drukt het rendement en werkt negatief uit in ‘prestatieafspraken’.  Maar als een hogeschool zou laten zien, dat zij met extra aandacht er in slaagt veel meer van zulke studenten naar een succesvolle diplomering te brengen, dan is dat vanuit een breder kwaliteitsbegrip een prestatie van formaat. De SER wil “daarom in alle nuchterheid waken voor simplificering die averechtse effecten opleveren voor de kwaliteit of de toegankelijkheid.”

De critici van het rendementsdenken krijgen daarbij overigens ook nog een veeg uit de pan. Zij slagen er niet in een zinnige alternatieve formulering te geven. “Het ontbreken van een duidelijk omschreven doel maakt het in wezen een loos begrip.”

Conclusie is onder meer dat het breder kwaliteitsbegrip leiden kan tot breder begrepen definities van ‘prestaties’. Kortom, de kwaliteitsafspraken zin daarmee slimmere en vooral ook rijkere prestatieafspraken. Daarin horen zowel de interne als externe stakeholders van HBO en WO hun medeverantwoordelijkheid te dragen en te nemen. Een krachtig voorbeeld hiervan vormen de Centres of Expertise in het HBO.

Geen praatjes voor de vaak

Zulke rijkere afspraken rond kwaliteit in brede zin kunnen geen praatjes voor de vaak zijn. De SER pleit onomwonden voor doorvertaling daarvan in de financiering van HBO en WO. De huidige opzet is veel te kwantitatief. Zodat deze “niet de juiste prikkels biedt voor de verdere ontwikkeling van de kwaliteit van het onderwijs.” Een betere opzet zal met minder regels toekunnen en minder bureaucratie opleveren.

In het advies geeft de SER daarom een lijst aspecten van HO-kwaliteit mee, die bij de invulling van de nieuwe strategische afspraken met HBO en WO leidend zouden moeten zijn.

  • Uitdagend onderwijs stimuleert excellentie op elk niveau, van belang is talenten uit te dagen op alle niveaus.
  • Een eigentijds en voortdurend met het afnemend beroepenveld29 (internationaal, landelijk, regionaal) afgestemd aanbod van onderwijs is nodig dat aansluit bij 1) de verschillende doelgroepen (initieel en post-initieel), qua inhoud, qua organisatie en qua toegankelijkheid en 2) op (ontwikkelingen in) de buitenwereld. Flexibiliteit is het sleutelwoord. Probleemgestuurd onderwijs is een voorbeeld.
  • Een duidelijk herkenbaar onderscheid is en blijft nodig tussen hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs, zowel voor de herkenbaarheid van opleidingen als voor de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Een duidelijk onderscheid kan ook een bijdrage leveren aan het tegengaan van een ongewenste tendens tot differentiatie van het aanbod, maar mag volgens de raad geen belemmering worden voor samenwerking, afstemming en doorstroming tussen hbo en wo.
  • Van belang is daarbij dat opleidingen in het hoger onderwijs starten met het aanbieden van een brede basis, waarbij daarna ruimte is voor specialisatie.

    Bij de bovenstaande inhoudelijke kwaliteitsaspecten horen volgens de raad ook een aantal meer voorwaardelijke aspecten:
  • Profilering van instellingen draagt bij aan toenemende deskundigheid en excellentie en geeft instellingen de mogelijkheid specifieke kennis en ervaring verder uit te diepen.
  • Tevredenheid van studenten en afgestudeerden.
  • Goed gekwalificeerde en bekwame docenten.
  • Evenwicht tussen onderzoek en onderwijs, zeker in het wo een aandachtspunt, waarbij voldoende ruimte moet blijven voor fundamenteel onderzoek.
  • Samenwerking en afstemming met het afnemend veld, alert en aangesloten zijn op (ontwikkelingen in) de (internationale) buitenwereld en daarop anticiperen (van buiten naar binnen) dragen bij aan een hoog kwaliteitsniveau.

Een vage belofte

Dat blijkt volgens de SER nu al uit de prestatieafspraken omdat “tussentijds onderzoek laat zien dat er veel schort aan de manier waarop de huidige prestatieafspraken zijn ingevuld.” Het kan en moet dus slimmer en slanker. Het SER-advies biedt zo veel materiaal voor zulke rijkere, ‘kwaliteitsculturele’ afspraken die ook een slimmer rendementsbeleid kunnen aanwakkeren, dat Bussemaker wellicht naar de Kamer en het veld een update van haar plan moet sturen voor de behandeling daarvan half december.

Uit dat vele materiaal twee opvallende aandachtspunten:

1.)    De pilot instellingsaccreditatie wordt vanuit de polder min of meer ondergeschoffeld. De werkgevers en de LSVb hebben binnen de SER hun alliantie contra de VSNU bekroond.

2.)    Bussemakers belofte van 4000 docenten extra dankzij het afschaffen van de basisbeurs maakt op de rekenmeesters uit de polder niet veel indruk. Dat gaat immers om benoemingen die pas rond 2025 voltooid zouden kunnen zijn. “Op zich spreekt dit aan,” zegt de SER droogjes, maar men laat meteen blijken dit een vage belofte van weinig concrete waarde te vinden.

Die 4000 extra docenten zouden dan 15% meer onderwijzend personeel zijn voor HBO en WO. Maar is dat – uiteindelijk pas gerealiseerd tegen het jaar  2030 – eigenlijk wel “toereikend om de ambitie van meer persoonlijk, kleinschaliger onderwijs te realiseren,” vraagt men vilein. In het HBO zou de student-staf ratio dan immers dalen van 23 per fte naar “enkele procenten lager.” En de cijfers op dit punt vanuit het WO zijn volgens de SER weinig betrouwbaar, omdat men deze flatteert door de wetenschappers mee te tellen die geen les geven.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK