Schamen voor laag rendement

Nieuws | de redactie
15 december 2015 | “Ik ben niet zo goed in onderwijs, dus ben ik maar onderzoek gaan doen.” Volgens Jan Anthonie Bruijn moet er aan elke HO-instelling iemand zijn die dit zegt. Bovendien, “een ‘tevreden student’ zegt ook niet alles”, stelde Rotterdams docent Izaak Dekker in debat met hem en het ISO.

Wat maakt een docent ook een goede docent?  Het ISO organiseerde een debat waarin VVD-senator Jan Anthonie Bruijn en filosofiedocent aan de Hogeschool Rotterdam Izaak Dekker met elkaar in discussie gingen.

Izaak Dekker vatte zijn opvatting kernachtig samen. “Wat een goede docent is heeft vooral te maken met de opvatting over professionele identiteit. Je merkt dan dat de focus in het hoger onderwijs altijd teveel op de inhoud is geweest.” Hij zette voor de studenten bij de Campus Den Haag van de Universiteit Leiden uiteen wat hij met dat teveel aan focus bedoelde. “Het docentenvak is supercomplex, je moet aandacht hebben voor heel veel en niet alleen voor de inhoud. Ook voor de comfortzone van de studenten, voor de didactiek, en de vraag wat elke individuele student nodig heeft.”

Verwaarloosd docentschap

“Toen ik begon met college geven gaf ik mijn eigen hoorcolleges zoals ik die ook tijdens mijn studie kreeg. Onbewust dacht ik dat een hoorcollege gewoon een boeiend verhaal moest zijn. Maar van al die inhoud komt maar een klein percentage aan bij de student. Je moet dus wel tijd vrij maken om studenten te laten reflecteren op wat er gezegd is en niet te lang praten. Ik denk dat we in het hoger onderwijs het docentschap in die zin verwaarloosd hebben en veel te eendimensionaal naar de inhoud hebben gekeken.”

VVD-senator Jan Anthonie Bruijn benadrukte vooral het belang van bijscholing van docenten. “Deze week schreef ScienceGuide over het proefschrift van Josefien Lappia, waarin zij aantoonde dat bijscholing van docenten ook echt effect heeft. Ik geloof sterk in bijscholing. Er wordt in het hoger onderwijs nu ook wel veel aan gedaan, met BKO en SKO bijvoorbeeld. Dat zijn pogingen om daar iets aan te doen.”

“Maar voor échte bij- en nascholing zou het het mooiste zijn als dat in handen komt van de beroepsgroep zelf. Toevallig ben ik dokter en daar zitten we met zijn allen als artsen in een systeem waarbij ik mij verplicht moet bijscholen. Ik houd dat bij in een portofolio, dat kost mij al met al een uur per jaar. Maar dit levert wel een enorme rijke discussie op tussen mijn collega artsen over wat een goede manier is om je vak bij te houden. Ik vind het jammer dat ik als docent niet in zo’n systeem zit”

Izaak Dekker stipte nog een ander punt aan dat van belang is voor herwaardering van het docentschap. “We zeggen altijd tegen elkaar dat we het docentschap belangrijk vinden, maar de manier om carrière te maken en meer geld te verdienen  in een hogeschool is manager worden of  onderzoek gaan doen. Op de universiteit is het nog erger, daar ben je een enorme loser als je alleen maar onderwijs geeft. Het functiehuis van HBO en WO moeten we veranderen, zodat wanneer je heel goed bent in les geven, je daar ook carrière in kunt maken.”

De VVD-senator en schrijver van Rutte’s verkiezingsprogramma had een droom voor ogen bij zo’n herwaardering van het onderwijs ten opzichte van het onderzoek. “We moeten naar een situatie toe waarbij er tenminste één iemand is aan elke hoger onderwijsinstelling die zegt: ‘Ik ben niet zo goed in onderwijs, dus ben ik maar onderzoek gaan doen.’ Dan zijn we een heel eind verder.”

Stuwmeer van langstudeerders

Izaak Dekker wees erop, dat de taak van de docent in het HO eigenlijk heel helder is. De student moet dankzij de docent echt studeren en afstuderen. “We hebben de lat hoger gelegd in het HBO en dat was ook nodig, is ook goed. Maar als je de lat verhoogt zonder je onderwijs te veranderen, dan gaan er gewoon heel veel mensen uitvallen. Er is nu een stuwmeer van langstudeerders aan elke hogeschool in ons land. Want studenten zijn eigenlijk vijf jaar lang onvoldoende op onderzoekvaardigheden geschoold, maar die moeten nu wel allemaal onderzoek kunnen doen. Zij zijn daar de dupe van.”

“De enige manier om hen hierbij te helpen is door te kijken wat je zelf kunt doen als hogeschool om je onderwijs daarop aan te passen. Het is te makkelijk om dan naar de minister en het kabinet te kijken. Wij hebben namelijk de verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat die studenten afstuderen.”

Is dat dan niet een vorm van het vermaledijde rendementsdenken? Daar bleek Bruijn niet mee te zitten. “Je kunt de WO-bestuurders niet kwalijk nemen dat ze heel erg sturen op wetenschapsproductie en dat dreigt nu in het HBO ook als ze daar ook op worden ‘afgerekend’. Ik denk dat het heel goed is dat de overheid nu in samenspraak met de studenten pogingen doet om op kwaliteit te gaan bekostigen. In de kern zijn dat de prestatieafspraken. Een klein beetje van het geld komt nu niet zoals bij het oude rendementsdenken op basis van het aantal studenten en diploma’s naar de instelling, maar op basis van kwaliteitsparameters die de instelling zelf kan aandragen.”

“Ik denk dat we een goede kant opgaan met deze stap die dit en het vorige kabinet-Rutte hebben gezet. Of het zo lukt moeten we zien. In elk geval wij zeggen nu tegen instellingen: ‘wat zijn nu uw kwaliteitsparameters?’ Als die vervolgens worden gerealiseerd gaan we daar een stukje extra op bekostigen. Dat neemt dus afstand van het oude rendementsdenken, want hiermee gaat het om kwaliteit. Onderwijskwaliteit zit daar in ieder geval in, hoe moeilijk dit ook is te definiëren. Je komt dan vaak uit op surrogaatparameters, maar dat is beter dan helemaal geen parameters.”

Pek en veren

De Rotterdamse filosoof vertelde hierop dat de term rendementsdenken aan zijn hogeschool toch een hele andere dimensie krijgt dan in het Maagdenhuis. “Ik wil dat rendementsdenken wel verdedigen, hoewel ik dan hier het risico loop met pek en veren de zaal te worden uitgedragen.  Rendement gaat niet over een soort van fabriek die diploma’s moet produceren  en een ‘tevreden student’ zegt ook niet alles. Bij ons in Rotterdam gaat het er gewoon over – en ik weet dat het politiek incorrect is – dat een allochtone jongen afkomstig van het havo maar 13% kans heeft om zijn diploma te halen. Het percentage dat een diploma haalt in 5 jaar is om je voor te schamen.”

“Als we gemakkelijk op het pluche gezeten zeggen dat rendement er totaal niet toe doet in het hoger onderwijs, dan hebben we geen maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. Wij moeten goed onderwijs aanbieden aan mensen met een havodiploma en deze studenten moeten bij ons succesvol kunnen zijn in het hoger onderwijs.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK