De koffer van Cleveringa

Nieuws | de redactie
18 februari 2015 | Van wie is de universiteit? Rector Carel Stolker van Leiden vergelijkt in een nieuw boek de lessen en trends wereldwijd. “Van de studenten zijn we, van de wetenschappers ook. Maar misschien uiteindelijk van niemand, een ‘public good’, dat is wel zo spannend.”

Recent ontmoette Stolker een alumnus van zijn universiteit, de Leidse instelling die dit jaar 440 is geworden. Die oud-student had wel zo’n 20% van die leeftijd mee gemaakt, het was een hoogbejaarde heer met een bewogen leven. “Hij vertelde over de gebeurtenis die hij nooit meer vergeten zou. Direct na de bevrijding in 1945 was hij als vrij mens en student naar de universiteit gelopen, want nu mocht dat weer, nu hoefde je niet onder te duiken.”

Daar aangekomen vond de student niemand, hij stond voor een dichte deur. “Toen kwam hij de rector tegen die hetzelfde idee had. Samen scharrelden ze een sleutel van het Academiegebouw  en zo openden zij onze universiteit in het bevrijde Nederland. Hij is dat zijn leven lang niet vergeten, het is ontroerend. Zo eenvoudig kan het zijn.”

Wat de vis merkt

Het zijn zulke alumni waar een rector/collegevoorzitter blij en ontroerd van raakt. Zeker als hij een boek heeft gepubliceerd over de waarde van de universiteit en de betekenis ervan voor de samenleving, Rethinking the Law School – Education, Research, Outreach and Governance (Cambridge University Press). Daar over blijven denken en dialoog voeren vindt Stolker steeds weer nodig. De Europese traditie van academisch vrijheid, maatschappelijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid van het hoger onderwijs is alles behalve vanzelfsprekend, ook al weten wij hier niet beter. ”Het laatste wat de vis merkt, is dat hij in water zwemt.”

Zo is het fascinerend om te zien dat in China de partijleiding de teugels weer wil aantrekken omdat de gedachtewisseling door de wetenschap, technologie, cultuur en contacten wereldwijd de eigen leer en ideologie te zeer zou relativeren. Partijleider Xi heeft voor de universiteiten en instituten nu ‘de 7 onnoembaren’ geformuleerd, de gedachten en denklijnen die niet mogen worden aangemoedigd, zoals liberalisering en politiek pluralisme. “Wij denken hier bij ons zozeer vanuit de Europese traditie dat wij ervan uitgaan dat motto’s als ‘praesidium libertatis/bolwerk van vrijheid’ wel de norm zal zijn. Maar dat is het helemaal niet.”

Een riskante gedachte

“Er studeren wereldwijd nu ongeveer 4 miljoen jonge mensen rechten, maar velen van hen kunnen en krijgen weinig mee van thema’s als constitutioneel recht en mensenrechten. Dat is een riskante gedachte.  Tegelijkertijd moeten we zo zuinig zijn op het gegeven dat al die universiteiten toch met elkaar in verbinding staan, via hun studenten, hun docenten en onderzoekers. Waar de politici, landen en machthebbers elkaar niet meer spreken, zijn hun academici nog steeds met elkaar in contact. Dat is kostbaar in de huidige, vaak griezelige wereld.”

De wereld van het recht en de rechtenopleidingen ondergaat intussen grote veranderingen. Stolkers boek brengt deze in kaart en duidt de ontwikkelingen in allerlei andere landen en continenten. “De Engelstalige traditie domineert in toenemende mate, ook door de wetenschappelijke literatuur van deze tijd. Maar in vele landen stamt het recht van het Romeins recht, terwijl de Angelsaksische Common Law echt een andere benadering van het recht is. De impact van dat verschil is groot. Er is een kloof tussen de romeinse en de Common-Law-traditie, laat ik in het boek zien. Die kloof zie je ook in de filosofie, die voor de helft Duits is, en voor de andere helft Engelstalig. Maar wie leest nog Duits of Frans? Hoeveel daarvan is vertaald en ontsloten? Dit soort ontwikkelingen verandert het gezicht en de inhoud van een wetenschappelijke discipline als het recht en het ‘academisch bedrijf’ dat daarbij hoort diepgaand.”

Hammoerabi en Harry Potter

De cultuurverschillen zijn soms leerzaam en vermakelijk, aldus de Leidse rector. “Als ik zeg: ‘ons werk gaat terug tot koning Hammoerabi’, dan zijn er velen in de wereld die je verbijsterd aankijken. Vertel ik aan Britse of Amerikaanse collega’s of studenten dat ik nu ‘rector magnificus’ ben geworden, denken zij dat ik een rolletje heb gekregen in de volgende Harry Potter-film.” Ook de verschillen in de professies van het recht in al die landen, zoals de advocatuur, het notariaat en de rechtspraak, bepalen de enorme diversiteit van de werkwijze en aanpak van Law Schools. “En zelfs dat woord is cultuurbepaald! Law School klinkt meer als een beroepsopleiding dan ‘faculteit der rechtwetenschappen’, bijvoorbeeld.”

In zijn boek haalt Stolker met veel bewondering een van zijn voorgangers aan, oud-rector Lammert Leertouwer. Deze vroeg zich bij de herdenking van de historische rede van professor Cleveringa in 1940 – onlangs uitverkozen als de meest inspirerende speech uit de vaderlandse geschiedenis – af hoe wij in onze tijd zouden reageren. Cleveringa had vooraf aan zijn optreden thuis vast een reistas ingepakt in de verwachting dat hij zou worden opgepakt door de Gestapo of zou moeten onderduiken. Leertouwer vroeg daarom jaren later: ‘Wat zou er nu in mijn of uw koffertje zitten?’

Wat zou erin het koffertje van nu moeten zitten? Wat nemen de student en wetenschapper 75 jaar na Cleveringa absoluut mee van hun universiteit? Stolker: “Misschien is het wel: het uitgestelde oordeel. Te snel oordelen, denken dat je het wel weet, dat is een probleem van onze tijd. Peter Birks van Oxford zei het ooit zo mooi: ’Twijfel moet in het DNA van elke academicus zitten’. We zijn in een 10-seconden-samenleving geraakt en juist de universiteit moet daarom de plek zijn waar je leert je even in te houden. Even je mond houden, eerst doordenken. Het is een van de belangrijkste aspecten van de academische opleiding, probeer ik in mijn boek te laten zien.”

De kuikenbroedmachine van het HO

Daarin ziet Stolker het onderscheid – en een zinvol onderscheid binnen ons HO-bestel – tussen universiteit en hogeschool. “Heel kort gezegd: het HBO is er voor het vinden van oplossingen voor een probleem. Het WO is er, in elk geval óók, voor het vinden van het probleem bij die oplossing. Aan beide afgestudeerden heeft onze samenleving grote behoefte. ”

Stolker is bezorgd over de mismatch die feitelijk aan de orde is tussen de voorbereiding en de instroom van jonge mensen in het HO: “30% van de studenten raken we kwijt in het eerste jaar. Dat kan toch niet? Ik vergelijk het wel eens, een beetje ongepast misschien, met een kuikenbroedmachine waarvan een derde van kuikentjes voortijdig overlijdt. Je zou dan toch onmiddellijk de leverancier bellen? ”

De opleidingen moeten daarom veel meer bezig zijn met “betrokkenheid, identificatie en het een beetje in de gaten houden’ van de studenten: belonging & tracking zijn zo belangrijk, blijkt uit de wetenschappelijke literatuur. Elke student moet zich verbonden voelen, bij haar docenten, bij het gebouw, bij de wereld van haar discipline en opleiding. ‘Belonging’ zet ik in mijn boek bewust zwaar aan. Ikzelf hoor ten slotte ook ergens bij.”

Borrels en feesten

Open Education via MOOCs en dergelijke beziet hij dan ook niet sceptisch, maar juicht Stolker juist toe. ”Dat is prachtig want je wint er wellicht tijd mee die je kunt inzetten voor activiteiten die saamhorigheid versterken, voor ‘tracking’ van de student in haar ontwikkeling. Eten en drinken behandel ik in het boek daarom opzettelijk als belangrijke factor. Borrels, feesten, samen je vooruitgang en je motivatie vieren zijn belangrijke versterkers van die ‘belonging’.”

“We hebben bij de kritiek op ‘rechten’ hier in Leiden op beide punten een heel wezenlijke stappen gezet. Die beschrijf ik in mijn boek. We gingen van tien plekken naar één locatie. Je wordt dan weer herkenbaar. Eén voordeur, één portier die je gedag zegt, één mensa waar je elkaar ontmoet, één gezamenlijke cultuur. Dat levert niet alleen efficiëntie, maar een nog veel grotere immateriële winst op.”

Dans en boete

Er is nog veel te doen. Wereldwijd, maar zeker ook in Nederland. De organisatie van het onderwijs is namelijk in zijn ogen even onlogisch als verspillend . ”We hebben een vorm van ‘open accesss’ aan beide kanten van het hoger onderwijs. Iedereen kan binnen komen, zonder andere selectie dan het vwo-diploma, en dat is echt een groot goed. Maar er is ook een vorm van open access aan de uitgang: opleidingen hebben nauwelijks mogelijkheden om studenten aan te sporen of eventueel van de opleiding weg te sturen. Daar tussendoor zijn we het BSA gaan invoeren, een halve oplossing wat mij betreft, en verschoolsen we het onderwijsproces vanwege de massaliteit die we moeten zien te verwerken zonder in te leveren op kwaliteit. Zo’n onmogelijke combinatie kom je niet vaak in de wereld zo tegen.”

“De langstudeerboete vond ik een briljante maatregel. De enige waarvan we empirisch konden zien dat hij direct werkte. Volledige vrijheid is helemaal niet in het belang van onze studenten! Help studenten toch bij hun keuze en daag ze uit op het pad dat ze moeten uitstippelen voor hun talent. Onze tweede dochter zit aan een dansopleiding in het HBO. Lieve hemel, daar zijn ze zó bezig met het najagen van kwaliteit, het is er een permanente uitdaging aan elke student, niks vrijblijvendheid. Maar de identificatie met de opleiding, de ‘belonging’ en de ‘tracking’ van de studenten en hun persoonlijke talenten zijn er enorm.”

“Ik zou willen dat we dit in heel ons hoger onderwijs deden. En dan heb je niet eens selectie nodig, maar is het stellen van hoge eisen door de opleiding al voldoende, zodat elke student weet: ‘Ik ga nu alles moeten geven want ik ga iets bijzonder beginnen’. Studenten moeten tegelijkertijd voelen en merken dat je dat doet en dat je op ons kunt rekenen: het moeten weer ónze studenten worden.”

Internationalisering als uitdaging

“Bedenk bovendien dat onze studenten steeds meer de concurrentie aan moeten met de internationale instroom. De 1% van de allerbesten wereldwijd studeert hier straks samen met de top 40% van onze scholieren. Die 1% betaalt bovendien misschien wel 18.000 euro collegegeld en mag maximaal een jaar doen over hun master. Hun uitval is bijna nul. Let maar op: onze Nederlandse studenten zullen als vanzelf met de internationalisering van het wereldwijde hoger onderwijs te maken krijgen.”

“Dat gaat ook onze bacheloropleidingen kleuren. Bij onze Campus Den Haag is nu al een derde van onze bachelorstudenten buitenlands. Over de goede, en misschien ook wel de minder goede, effecten van de internationalisering, daar zouden we het in HO-tour met de minister van OCW ook over moeten hebben, dunkt mij.”

Internationalisering gaat ook iets anders doen. Want de student die fors betaalt zal hogere eisen aan zijn opleiding stellen en zal verwachten dat hij optimaal bediend wordt. Wat is de student van toekomst: consumer, customer, partner wellicht? In mijn boek citeer ik: `Our students are not on the receiving end of educational instruction, rather they are at the centre of it.’ En dat brengt me terug bij de vraag van wie de universiteit is? Wat mij betreft, in elk geval óók, van onze studenten. Maar evenzeer is ze van de academici. En zij is natuurlijk ook een beetje van de belastingbetaler.”

Een andere in ons land veelal veronachtzaamde ‘eigenaar’ is de alumnus. “Wij verwaarlozen deze groep – zo onterecht is dat. Want dat gevoel van ‘belonging’ speelt net zozeer voor hen: mijn universiteit. Amerika heeft dat beter begrepen dan wij. Dat drukt zich uit in al die ‘endowments’, waarmee Amerikaanse universiteiten afstand kunnen nemen van Europa, maar minstens zo zeer in de betrokkenheid van de alumni bij de generaties van studenten die na hen komen. De universiteit is dus van heel velen tegelijk en daarom ook een beetje van niemand, uiteindelijk. Dat is wel zo spannend. Ik vond het een van de leukste hoofdstukken om te schrijven.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK