Bussemaker op Lero-tour

Nieuws | de redactie
26 maart 2015 | "Als we niks doen moeten we, onze indrukwekkende onderwijstraditie ten spijt, straks terugvallen op Poolse leraren wiskunde." Minister Bussemaker gaat een rondgang maken langs de lerarenopleidingen om focus en prioriteiten voor de toekomst samen uit te diepen.

In een rede voor het Velon-congres kondigt de minister aan dat zij bij de opleidingen langs komt om de zorgen en zwaartepunten bij de ontwikkeling van het toekomstig leraarschap met hen te verkennen. “De wereld beweegt. En snel ook. Dat maakt het voor leraren in de 21ste eeuw essentieel, dat ze tijdens hun opleiding hun persoonlijke ambities, ideëen en waarden leren vertalen in onderwijs dat het talent en de mogelijkheden van jonge mensen tot volle bloei laat komen. En dat ze flexibel leren inspelen op wat de tijdgeest hen via hun leerlingen laat zien.”

“Daarom wil ik u uitnodigen om invulling te geven aan lerarenopleidingen en pabo’s die méébewegen. En om, als u daar al mee bezig was, er mee door te gaan. Om, samen met uw studenten, de flexibele sleutels uit te vinden die op de deur van de toekomst passen.”

Boston en NVAO

Deze tour is ook daarom interessant, omdat de NVAO binnenkort haar visitaties en accreditaties van de Pabo’s bekend zal maken en de uitkomsten daarvan ongetwijfeld hun invloed op het discours in deze ‘Lero-tour’ zullen uitoefenen. Binnen het HBO leeft aanzienlijke zorg over het toekomstperspectief van deze opleidingssector, zowel wat betreft de demografische als de kwalitatieve overleving.

Bussemaker liet nog eens blijken hoezeer haar ervaringen en gesprekken in Boston onlangs haar hebben geïnspireerd ook nog weer eens andere routes en invalshoeken voor het leraarschap te gaan verkennen en uit te proberen. Tegen ScienceGuide zei zij hierover vanuit Boston al: “Men wil hier vooral mensen vormen die beter onderwijs voor betere scholen en een betere wereld voor de leerlingen en studenten willen geven. Dat betekent hard werken en zelf voortdurend blijven leren, reflecteren op je vak. Na de diplomering gaat dat ook door in de vorm van learning communities van zulke nieuwe zijinstroom-leraren.”

Leraar trots op zijn vak

“Het is gewoon geen gemakkelijk vak en het stelt hoge eisen aan volwassen mensen die bereid zijn te blijven leren. Dat besef is van groot belang, dat maakt het leraarschap naadrukkelijk een professie waar je voor moet staan. Ik hoorde een prachtige formulering daarvan: “Public school is for every kid, but not for every adult.” Daar aan te werken maakt een leraar ook trots op zijn vak.”

“Zijn dit aspecten die we met onze Lerarenagenda nog verder zouden moeten versterken? Hoe kunnen wij onze leraren en scholen nog beter maken? Zulke zijinstromers kennen wij ook, in zekere zin ook langs de routes van bijvoorbeeld Eerst de Klas en traineeship. Kunnen we van de aanpak hier in Boston voor hun gerichte opleiding en vorming nog dingen leren, verbeteren? Hoe doen dit in ons hoger onderwijs en lerarenopleidingen?”

Op die vragen heeft zij voor haar beleid nu antwoorden geformuleerd en deze hebben hun weerklank gevonden in haar rede bij het Velon-congres. Die speech leest u hier onder.

Goede leraren beginnen bij goede lerarenopleidingen 

“Twee weken geleden was ik in Boston op bezoek op de ‘Teachers Residence’. Een bijzondere lerarenopleiding. Er worden vooral mensen opgeleid die wij zij-instromers noemen. Daar hebben ze het liever over een ‘second career’.

Het zijn van huis uit technici, kunstenaars, economen. Mensen die een enorme persoonlijke drive hebben om te werken aan beter onderwijs en betere scholen. En daarmee aan een betere wereld voor hun leerlingen en studenten. Het bijzondere van de Teachers Residence is, dat de hele opleiding is gericht op het vertalen van die persoonlijke drive en ambitie, in goed leraarschap. ‘Goed’ in de zin wat er nodig is voor de leerlingen in de stad.

Dat begint bij de toetreding. “Public school is for every kid, but not for every adult” is de slogan. Van de vijfhonderd aanmeldingen worden er zo’n veertig studenten aangenomen. Studenten werken al tijdens hun opleiding op scholen in moeilijke wijken en krijgen intensieve feedback vanuit de praktijk en in intervisiegroepen.

De studenten die ik ontmoette, waren enorm trots op hun vak. Maar ze beseffen ook dat hun beroep complex is en hoge eisen stelt. Dat het van hen de bereidheid vraagt om zelf ook te blijven leren. Je geeft niet alleen les, vertelden ze mij. Je werkt aan ‘nation building’. Je bouwt mee aan de toekomst van het land, door goed onderwijs te geven aan steeds nieuwe generaties leerlingen.

En dat brengt me bij jullie. We weten uit onderzoek en uit de praktijk en uit onze eigen ervaringen, dat goed onderwijs begint bij goede leraren. En goede leraren beginnen bij goede lerarenopleidingen. Als opleiders hebben jullie de sleutel in handen om nieuwe generaties voor te bereiden op hun plek in de samenleving en op de arbeidsmarkt. Jullie leiden immers hun leraren op.

De toekomstige leerlingen van jullie huidige studenten, zullen een leven lang leren. Ze zullen allerlei verschillende banen hebben, die een beroep doen op vaardigheden en kwaliteiten die ons onderscheiden van robots – denk aan creativiteit, verbeelding, verbanden leggen en samenwerken. En ze zullen leven in een samenleving waarin technologie een stuwende kracht is, en die wordt geconfronteerd met complexe problemen waar niet één antwoord op is.

Dat proces is al begonnen. En dat maakt het cruciaal dat de sleutel die jullie in handen hebben, blijft passen op de deur van de toekomst. Hoe zorgen we daar voor? Dat is waar ik het vandaag over wil hebben.

Een tijdje geleden kreeg ik een boek opgestuurd, ‘Grootvader Piepestok’. Geschreven door Cordula Rooijendijk, directeur van een Amsterdamse Montessorischool. Het boek gaat over Joris van Lanckvelt uit de Renaissance, die de maatschappij humanistisch wilde maken en leerlingen toneelstukken liet opvoeren voor de stad. Over Dirck Adriaenszoon Valcoog, die zijn leerlingen leerde lezen én zingen, en over Joannes Zwijsen, die streed voor het recht om bijzondere scholen te mogen oprichten. Over Theo Thijssen, die ijverde voor leraren als vakmensen met status, terwijl volgens Jan Ligthart alles begon bij liefde voor de kinderen, waaruit geduld en wijsheid vanzelf zouden volgen. Over Kees Boeke van de Kinderwerkplaats, Maria Montessori die kinderen wilde leren het zelf te doen, en Helen Parkhurst, die daar op voortborduurde met haar Daltononderwijs.

Allemaal onderwijzers, die vanuit hun persoonlijkheid, ervaringen en waarden hun leerlingen zo goed mogelijk wilden voorbereiden op de toekomst. Als uitvinders eigenlijk: nieuwsgierig, betrokken, creatief en onderzoekend. Werkend met het karakter van hun klas, dat elk jaar, elke maand, elke dag, weer anders was.

U herkent dat vast. Die opdracht is niet nieuw. Wat wél nieuw is, is de snelheid en de intensiteit waarmee ontwikkelingen via leerlingen de klas inkomen. Robotisering, digitalisering en globalisering zijn ontwikkelingen die abstract líjken. Maar die ineens heel concreet worden als je als docent wordt geconfronteerd met leerlingen die radicale ideeën van social media plukken en die in de klas kenbaar maken. En na de aanslag in Parijs op de redactie van Charlie Hebdo hebben we gezien, hoe zo’n gebeurtenis in een ander land, scholen hier in beroering brengt. Hoe het de sfeer beïnvloedt, leidt tot schorsingen, heftige discussies. Hoe het sommige leraren het gevoel geeft met lege handen te staan. En bij anderen juist zorgt voor meer begrip en respect.

Het laat zien dat op scholen, maar ook op de opleidingen, ruimte en verbeelding nodig is om te kunnen inspelen op wat de tijdgeest met zich meebrengt. En ik zie drie thema’s die ik hierbij urgent vind.

Ten eerste hebben veel leraren het in de eerste jaren voor de klas zwaar. Ze krijgen nauwelijks de kans om te groeien van ‘startbekwaam’ naar ‘vakbekwaam’. De staatssecretaris en ik praten regelmatig met onze Kritische Vrienden, een groep onderwijsvernieuwers die ons gevraagd en ongevraagd advies geeft over de Lerarenagenda.

Zij zeggen terecht: “Een leraar die net begint, draagt evenveel verantwoordelijkheid als een leraar met twintig jaar ervaring.” Met name beginnende leraren zoeken daarom naar houvast en zekerheid. En dat heeft tot gevolg dat het vak van nature niet is ingericht op ‘leren’, maar eerder op ‘overleven’.

Ik weet, steeds meer scholen doen aan peer review. Maar op veel andere wordt weinig gedeeld. En als iets fnuikend is voor vernieuwing in een schoolcultuur én voor het leren van startende leraren, is het wel dat iedereen kiest voor veiligheid en op z’n eigen eiland blijft. Ik kan me daarom voorstellen dat lerarenopleidingen en pabo’s actiever gaan meebouwen aan een sterke, maar ook flexibele brug tussen leraar worden en leraar zijn.

Dat brengt me op het tweede punt. U weet dat er wordt nagedacht over het curriculum voor basisscholen en middelbare scholen in 2032. De vraag die daar natuurlijk nog vóór zit, is wat dat betekent voor de inhoudelijke focus van de lerarenopleidingen. Tijdens de HO-tour bleek er behoefte om Bildung een steviger plek te geven in opleidingen, met name in het hbo. Voor de pabo’s en lerarenopleidingen lijkt me dat in het bijzonder interessant.

Met Bildung bedoel ik: studenten kritisch leren denken. Hen uitdagen om zelfstandig inschattingen maken. Hen stimuleren om na te denken over waar ze voor staan als leraar, in relatie tot de wereld om hen heen. Niet alleen pedagogisch-didactisch, niet alleen voor wat betreft kennisoverdracht. Maar ook in hun rol als waardendrager, toekomstmaker, voorbeeldfiguur.

De kennisbases en de kennistoetsen en jullie grote inzet daarop, werpen vruchten af.  Daar mogen we oprecht blij mee zijn, want die slag was ook nodig. Maar leraar zijn is meer dan alleen kennis overdragen. De complexiteit, de verdieping, de bagage, zit ’m – en hier citeer ik Dick de Wolff – in “het proces van persoonlijke vorming op basis van een brede kennismaking mét en beschouwingen ván culturele en maatschappelijke verworvenheden en uitingen.” Met andere woorden: wie ben ik in relatie tot de wereld om me heen?

Niet als oefening in navelstaren. Niet als soft tijdverdrijf. Maar als een urgente uitdaging die direct gerelateerd is aan je vorming en houding als professional –  in deze tijd, met deze leerlingen. Hoe leg je kleuters uit dat iedereen goed is zoals-ie is, maar dat dik zijn níet goed is? Hoe bespreek je met pubers dat pesten niet ok is, als ze zien dat volwassenen dat op Geen Stijl wél doen? Hoe ga je om met de mbo-studente die ervan overtuigd is dat haar toekomst in Syrië ligt, als bruid van een IS-strijder?

Aristoteles zei: “Het is een teken van een geschoolde geest als iemand kan nadenken over een gedachte, zonder die te aanvaarden.” In onze tijd is dat vermogen belangrijker dan ooit. Of je nu burgerschap, Frans, of wiskunde geeft – als je je leerlingen wilt leren denken, moet je als leraar zelf óók besef hebben van je eigen denkwijzen. Van je waarden en je morele kaders. En van de impliciete en expliciete grenzen van onze samenleving.

Daarom vind ik het belangrijk dat leraren leren om uitvinders te zijn. Uitvinders die zich willen en kunnen verwonderen. Die kennis en theorie leren relateren aan hoe ze zichzelf zien als mens, als leraar. En die hun eigen achtergrond en overtuigingen kunnen verbinden met 21steeeuwse vaardigheden als onderzoeken, verbanden leggen, nieuwsgierigheid, creativiteit.

De lerarenopleidingen moeten voor die houding de basis leggen. En ruimte voor Bildung is daarbij in mijn ogen essentieel. Maar ik zie ook: niet álles kan in een opleiding van vier jaar gebeuren. En dat brengt me op mijn derde en laatste punt: het belang van flexibiliteit. In de tijd van Grootvader Piepestok was leraar zijn zo ongeveer het meest solide beroep denkbaar. Tekorten bestonden niet. Dat is nu anders. Als we niks doen moeten we, onze indrukwekkende onderwijstraditie ten spijt, straks terugvallen op Poolse leraren wiskunde.

Dus als we willen dat het onderwijs een interessante optie blijft voor genoeg mensen en voor de juiste mensen, dan moeten we nadenken over hoe we ook de mensen kunnen trekken die nu níet kiezen voor het onderwijs. Maar die het voor de klas wél heel goed zouden doen. Ook als ze niet dertig jaar voor de klas willen blijven staan. Of pas later in hun loopbaan voor dit vak kiezen.

Hoe kunnen we hen ervan overtuigen, dat van de misschien wel vijftien verschillende banen die zij zullen hebben, het vak van leraar er één kan zijn? Bijvoorbeeld door selectie niet alleen te zien als een harde cognitieve eis, maar ook als een geschiktheidseis. Door hen te vragen: wat wil je bijdragen, wat is je persoonlijke en professionele drive, vanuit welke waarden wil je je vak vormgeven? Bijvoorbeeld door na te denken over de verschillende rollen die leraren binnen de school kunnen vervullen. Voor de klas staan is een rol. Maar dat kan ook in combinatie met onderzoek doen, of begeleiding van leerlingen.

We kunnen ook nadenken over de mogelijkheid om voor twee vakken opgeleid te worden. Waarom kan een wiskundedocent niet ook filosofie geven, een leraar Duits niet ook geschiedenis? We kunnen nadenken hoe we het programma Eerst de Klas en onderwijstraineeships met eventuele aanpassingen bij de tijd brengen.

We kunnen de school nóg meer zien als een leergemeenschap. Daarom stimuleren we peer review, zijn er inmiddels bijna tweehonderd promotiebeurzen en zo’n 40.000 Lerarenbeurzen uitgereikt, en krijgen scholen geld voor de professionele ontwikkeling van hun docenten. En we kunnen het vak meer zien als optie voor een ‘second career’, zoals in Boston. Als bewuste keuze voor een ander carrièrepad.

In dat licht vind ik ook een voorstel van de Kritische Vrienden het overdenken waard: een duidelijke norm op basis waarvan iemand de titel ‘startbekwaam leraar’ mag voeren. Zodat mensen via formele, maar ook via niet-formele routes leraar kunnen worden. Een norm die weerspiegelt dat het leraarschap meer vraagt dan instrumentele vaardigheid. En die ruimte biedt voor de eigenheid van de aankomende leraar.

De wereld beweegt. En snel ook. Dat maakt het voor leraren in de 21ste eeuw essentieel, dat ze tijdens hun opleiding hun persoonlijke ambities, ideëen en waarden leren vertalen in onderwijs dat het talent en de mogelijkheden van jonge mensen tot volle bloei laat komen. En dat ze flexibel leren inspelen op wat de tijdgeest hen via hun leerlingen laat zien.

Daarom wil ik u uitnodigen om invulling te geven aan lerarenopleidingen en pabo’s die méébewegen. En om, als u daar al mee bezig was, er mee door te gaan. Om, samen met uw studenten, de flexibele sleutels uit te vinden die op de deur van de toekomst passen. En daarom ga ik de komende tijd een rondgang maken langs lerarenopleidingen. Tegen de achtergrond van de drie thema’s die ik net heb genoemd, ga ik graag met u in gesprek over fundamentele vragen voor de toekomst, hoe u in die context uw kernopdracht ziet, en hoe de Lerarenagenda daar aan kan bijdragen.

Dat wil ik doen samen met een wisselende groep vernieuwers. Vertegenwoordigers uit bijvoorbeeld de Kritische Vrienden groep, Leraren van het Jaar, en de voorlopers. Overigens wordt Lerarenagenda.nl het centrale punt voor verslagen over deze rondgang.

Tot slot. Alle goede initiatieven van leraren en opleidingen die er al zijn, mogen wat mij betreft nog beter zichtbaar worden. Ik ontmoet veel enthousiaste leraren en studenten die hun vak zelf actief vorm willen geven en er meer zeggenschap over willen. Bijvoorbeeld de jonge mensen in het Eerst de Klas programma, de juniordocenten van de HvA, initiatieven als Leerkracht, DocentenOntwikkelTeams en VierslagLeren – en zo zijn er veel meer.

Ik wil deze mensen stimuleren om elkaar meer op te zoeken. Om de verbinding te zoeken. Zodat we goede initiatieven de komende tijd breder kunnen gaan verspreiden en uiteindelijk ook kunnen verduurzamen. Dus om op z’n Amerikaans af te sluiten: nationbuilders unite!”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK