Wat halen we uit Yerevan?

Nieuws | de redactie
2 juni 2015 | Biedt de Yerevanverklaring die op 15 mei 2015 door 48 landen is aangenomen eigenlijk wel perspectief voor ons land? Volgens Olga Wessels en Fried Kramer van Neth-ER doet Nederland het al goed, maar biedt de verklaring zeker kansen om het ideaal van Bologna te verwezenlijken.

“Tibor Navracsics, Europees commissaris voor Onderwijs, waarschuwde in zijn column in University World News voorafgaand aan de Yerevanverklaring: “We seem to have lost ambition”. Toch was Nederland met een grote delegatie aanwezig bij het aannemen van de verklaring in Armeense hoofdstad op 15 mei 2015. Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, had diverse koepelorganisaties uitgenodigd om haar te vergezellen naar Armenië. ISO, LSVb en de VSNU zijn op deze uitnodiging ingegaan. Er leek dus wel wat te halen voor Nederland in Armeense hoofdstad! 

Op de ministeriële conferentie in Yerevan is Wit-Rusland (voorlopig) toegetreden tot het Bolognaproces en daarmee de Europese hoger onderwijsruimte (EHEA). De conferentie werd afgesloten met het aannemen van de Yerevanverklaring, waarin vier prioriteiten worden genoemd. Deze prioriteiten zijn: 

  • het verbeteren van de onderwijskwaliteit;
  • de (betere) aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt;
  • de toegankelijkheid van onderwijs;
  • de implementatie van reeds bestaande afspraken. 

Tenslotte zijn er verschillende documenten aangenomen, zoals deStandards and Guidelines for Quality Assurance in the European Higher Education Area (ESG) met richtlijnen voor kwaliteitszorg. Mijn inziens bieden de verschillende prioriteiten drie mooie haakjes voor een vernieuwend hoger onderwijsbeleid in Nederland. Ik ben benieuwd of u mij hierin volgt.

1.       Aansluiting arbeidsmarkt

De werkloosheid van jongeren tussen de 15 en 25 jaar bedraagt in Nederland in het eerste kwartaal van 2015 bijna 12%, zo blijkt uit cijfers van het CBS. Ik durf de stelling aan dat dit voor een deel komt omdat ons huidige (hoger) onderwijs te weinig aansluit bij de behoeftes van de arbeidsmarkt. Door deze aansluiting beter te regelen zou het eerdergenoemde percentage wel eens kunnen dalen. 

Hoe zou Nederland dit kunnen aanpakken? Bussemaker noemde in een recent interview met ScienceGuide, dat ze met name van het hbo verwacht dat er stappen worden gezet in de (betere) afstemming met het bedrijfsleven. De Europese skills-strategie die nu nog vooral op het beroepsonderwijs is gericht, zou zo relevanter voor het hoger onderwijs kunnen worden. De minister wil het onderwerp ‘Skills’ tijdens het Nederlands voorzitterschap van de EU (eerste helft 2016) hoog op de Europese agenda zetten en wellicht dat de mbo-conferentie ‘Skills for a lifetime’ ook relevantie biedt voor het hoger onderwijs. 

Verder biedt de strategische onderwijsagenda die binnenkort wordt gepresenteerd een unieke kans om het onderwijs te helpen bij een betere aansluiting op de vragen in de arbeidsmarkt. In deze agenda worden de lijnen van het Nederlandse onderwijsbeleid voor de komende vier jaar uitgezet. Een derde mogelijkheid, die wellicht bij diverse partijen weerstand zal oproepen, is om de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt op te nemen als indicator in het kwaliteitsbeleid, bijvoorbeeld in een nieuwe set prestatieafspraken.

 2.       Doelgroepenbeleid

Andere cijfers van het CBS laten zien dat niet-westerse allochtonen minder doorstromen naar het hoger onderwijs en meer kans hebben op studievertraging en studie-uitval. Ook in Nederland heeft dus niet iedereen een gelijke kans in ons hoger onderwijs. Deze cijfers vragen om adequate maatregelen van het Ministerie van Onderwijs. Echter, Nederland heeft haar doelgroepenbeleid in 2012 juist afgeschaft en er zijn geen signalen dat dit wordt heringevoerd. 

Er is toen in het kader van bezuinigingen een einde gekomen aan financiële regelingen om het verschil in studiesucces tussen niet-westerse allochtonen en autochtone studenten te verkleinen. In hetzelfde jaar is bovendien uit de Nationale Studenten Enquête de categorie etnische achtergrond verdwenen. Tot die tijd was uit de resultaten van de enquête een duidelijk verschil te zien tussen de studenttevredenheid van autochtone en allochtone studenten. 

Nu is dat verschil niet meer te achterhalen. We weten dus dat de niet-westerse allochtonen het minder goed doen in ons hoger onderwijs, maar we weten niet waarom dat zo is en we hebben geen beleid om dit te verbeteren. De toegankelijkheid van het onderwijs, of de social dimension waar met name de European Students Union (ESU) veel voor heeft gelobbyd biedt dus ook kansen voor Nederland. Nieuw leven blazen in doelgroepenbeleid is nodig om iedereen gelijke kansen te bieden, bijvoorbeeld voor studenten met een niet-westerse achtergrond en uit lagere economische klassen in de samenleving. 

3.       Diplomaerkenning

Een onderwijsruimte waarin diploma’s, vakken en studiepunten vergelijkbaar zijn en landen elkaars onderwijssystemen vertrouwen, is het ideaal van het Bolognaproces. Een student kan dan tijdens zijn een bachelor in Italië, vakken volgen in Polen en een Master doen in Engeland. Het bachelor-/mastersysteem, gebruik van het European Credit Transfer System (ECTS) en minimumeisen aan kwaliteitszorg zijn doelen van eerdere Bolognacommuniqués om dit mogelijk te maken. 

Ondanks het feit dat sommige landen deze doelen nog niet volledig hebben geïmplementeerd, wordt in het Yerevan-communiqué toch de ambitie gesteld om in 2020 elkaars onderwijssystemen te vertrouwen en elkaars diploma’s te erkennen. Volgens mij moet Nederland meer samenwerken met andere EHEA-landen en hen helpen bij de implementatie om dit te bereiken. 

Omdat samenwerking met alle 48 EHEA-landen wellicht te hoog gegrepen is voor ons land, zou het ministerie ervoor kunnen kiezen om die landen te ondersteunen die het meest achterblijven met het implementeren van Bologna. Een selectiecriterium kian zijn om landen te kiezen waaruit relatief veel studenten naar Nederland komen, zoals Bulgarije en Griekenland. Activiteiten kunnen zich richten op kennisuitwisseling en het sturen van experts met voorstellen voor implementatie; op die manier kan veel bereikt worden. Start bijvoorbeeld gezamenlijke programma’s en regel de kwaliteitszorg vanuit Nederland. Zo kun je die landen helpen een andere manier van onderwijs te introduceren. 

Tegelijkertijd kunnen we ook samenwerken met de landen dicht om Nederland heen; landen waar we al veel op lijken. Denk bijvoorbeeld aan de afspraak tussen de Benelux: wij erkennen elkaars diploma’s sinds 18 mei 2015. Een inspirerende afspraak voor het Bolognaproces. Deze afspraak kan Nederland ook maken met andere landen, waardoor we de diploma erkenning steeds verder uitbreiden. Op deze manier dragen we als Nederland ons steentje bij aan de EHEA-doelstellingen.

Nederland loopt internationaal al voorop op het gebied van onderwijs én met de implementatie van doelstellingen die in het Bolognaproces zijn gesteld. Het communiqué dat in Yerevan is getekend biedt ook voor Nederland nog mooie kansen. 

Met het Nederlands voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie dat voor de deur staat, is er bovendien een geweldig momentum om de samenwerking in de onderwijsruimte verder op te zoeken met de landen om ons heen en hen verder te inspireren bij bijvoorbeeld de implementatie. Daarmee komt het ideaal van Bologna, namelijk een hoger onderwijsruimte waarin diploma’s, studiepunten en studenten vrijelijk kunnen bewegen, een stap dichterbij.” 

Fried Kramer en Olga Wessels zijn beleidsadviseurs bij Neth-ER


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK