Flinterdun voorschot

Nieuws | de redactie
16 juni 2015 | Nu de basisbeurs is afgeschaft - en de doorstroom MBO-HBO erger onder druk blijkt te staan dan velen vooraf konden of wilden vermoeden - zal er nu dan toch wel extra geld voor betere HO-kwaliteit uit reserves van HBO en WO komen. Maar klopt dat? Michel Rog (CDA) loopt de argumentaties en feiten nog eens langs.

De CDA-woordvoerder voor hoger onderwijs en studiefinanciering ziet met enige verbazing – en uiteraard een ‘welkom in ons kamp!’ heugenis – hoe gedoogpartijen als D66 ineens ontdekken, dat zij van het kabinet een “ongedekte cheque van €200 miljoen” in ontvangst namen in ruil voor hun steun. En dat is nog maar het begin, voorziet hij. 

U leest de inbreng van Rog over het opkomende debat over de voorinvesteringen vanuit de instellingen hieronder.

Flinterdun voorschot 

“De invoering van het leenstelsel, zo heeft minister Bussemaker bezworen, zal een flinke investering in de kwaliteit van het hoger onderwijs mogelijk maken. We weten dat de afschaffing van de basisbeurs op termijn jaarlijks €920 miljoen zal opbrengen, waarvan €620 miljoen structureel wordt ingezet voor verbetering van de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Maar omdat de eerste opbrengsten pas vanaf 2018 mondjesmaat binnendruppelen is er met de koepels van Hogescholen (VH) en universiteiten (VSNU) afgesproken dat zij in 2015, 2016 en 2017 jaarlijks €200 miljoen ‘voorinvesteren’ uit hun reserveposities. 

Een flinterdunne afspraak, zoals nu blijkt, want wie is er eigenlijk aanspreekbaar op het wel of niet putten uit de reserveposities van de instellingen? En zullen hogescholen en universiteiten het gehele bedrag à €600 miljoen investeren? Of eerder het lagere bedrag, dat overblijft na de eerder aangekondigde bezuinigen waar VH directeur Ad de Graaf nog eens fijntjes op wijst

Op je tellen passen 

En wat te doen als de liquiditeit of solvabiliteit van de instelling een ‘voorinvestering’ niet mogelijk maakt? Op vragen daarover van het CDA heeft de minister zich steeds op het standpunt gesteld dat het hier sectorale afspraken betreft en dat er geen afspraken liggen met individuele instellingen. Helaas blijken veel instellingen de vrijblijvendheid van de afspraak van hun koepelorganisaties te gebruiken als excuus om geen extra investeringen in onderwijs te plegen. 

Daarbij komt, dat de raden van toezicht van de HO-instellingen wel op hu tellen gaan passen, letterlijk. De minister heeft immers de UvA recent onder curatele van de inspectie gezet vanwege investeringen die vragen opriepen. “De inspectie ziet op grond van de financiële positie vooralsnog geen acute risico’s voor de continuïteit van de UvA. Gezien de verwachte toename van de schuld van de UvA als gevolg van de geplande investeringen gaat de inspectie deze ontwikkelingen bij de UvA monitoren,” schreef OCW. Geen enkele RvT wil nodeloos in zulke omstandigheden gebracht worden. 

Uiterste terughoudendheid 

Waarom is OCW zo argwanend ten aanzien van de gevolgen van investeringen door instellingen? “De aanbevelingen van de Commissie Onderzoek financiële problematiek Amarantis (2012) hebben ertoe dat eind 2012 de door de Inspectie van het Onderwijs gehanteerde signaleringsgrens voor solvabiliteit is verhoogd van 20% naar 30%,” meldt de minister. “Op basis van de meerjarenraming uit de begroting 2015 is het de verwachting dat de solvabiliteit van de UvA in 2017 op 27,2% uitkomt.” 

Er is dus alle reden te verwachten, dat een uiterste terughoudendheid betracht zal worden Geen HO-bestuur zal immers het risico willen lopen enerzijds de minister ter wille te zijn door zijn reserves te openen als overbrugging voor haar financiële beloftes en anderzijds als dank daarvoor de inspectie op zijn dak te krijgen uit vrees in het Haagse voor risicovol beleid. 

D66 in het geweer  

Voor de komende vijf cohorten studenten is het dus maar zeer de vraag of zij beter onderwijs krijgen, terwijl dit wel de belofte was in ruil voor het niet langer ontvangen van de basisbeurs. Feitelijk zal er sprake zijn van grote rechtsongelijkheid tussen studenten van verschillende instellingen. Een ongelijkheid die voortvloeit uit de ongedekte cheque van €200 miljoen waarmee de partijen uit de leenstelselcoalitie een snelle invoering van het leenstelsel rechtvaardigden. 

Het is derhalve opmerkelijk dat D66 nu in het geweer komt tegen de vaagheid van de eigen afspraken. Zij menen nu, net als de leenstelseloppositie, dat het ‘onacceptabel’ is dat hogescholen en universiteiten niet leveren en dat zij gehouden moeten worden aan de belofte extra te investeren. De vraag is echter of D66 daarmee bedoelt dat alle studenten die in de komende vijf jaar gaan studeren moeten kunnen profiteren van de ‘voorinvesteringen’, of dat het macro-plaatje op orde moet zijn, zoals de VH en VSNU met de minister overeenkwamen.

Inkomsten mislopen

Op dit moment is er vooral veel onzekerheid bij aankomende studenten, niet alleen over hun financiële positie met het wegvallen van de basisbeurs, maar ook over de kwaliteit van het hoger onderwijs, waarvan beloofd was dat die met de invoering van het leenstelsel verbeterd zou worden. Nog voordat het leenstelsel goed en wel is ingevoerd, gaat het al mis met de toegezegde investeringen.

Ik voorspel dat we over enkele jaren ook tegenvallers moeten incasseren met betrekking tot de opbrengsten waar het CDA eerder voor waarschuwde. Want als gevolg van de prikkel om maximaal te lenen, gecombineerd met onverantwoorde terugbetalingsvoorwaarden, zal de staat veel van de ingecalculeerde inkomsten door de afschaffing van de basisbeurs mislopen.

Benieuwd wat dat gaat betekenen voor de investeringen in het hoger onderwijs vanaf 2018. Ik voorspel alvast dat er tegen die tijd weer verontruste vragen zullen volgen van D66…”

Michel Rog is Tweede Kamerlid voor het CDA en was voorzitter van CNV Onderwijs


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK