Den Haag krijgt de schuld

Nieuws | de redactie
4 september 2015 | “De doelstelling van de minister om de ervaren lastendruk terug te dringen is het belonen van slecht management.” János Betkó is accreditatiedeskundige en hield een door de Tweede Kamer geprezen betoog over de pilot met instellingsaccreditatie in een hoorzitting daarover.

U leest hieronder de bijdrage van János Betkó tijdens de hoorziiting in de Tweede Kamer over het nieuwe accreditatiestelsel

“Dank u voor uw uitnodiging.

Ik zit hier als medewerker van een evaluatiebureau. Ik ben bij meer dan zestig opleidingsbeoordelingen betrokken geweest. Sinds kort werk ik niet meer in het onderwijs, dat is jammer, maar betekent ook dat ik volkomen onafhankelijk mijn verhaal kan doen. Ik ben geen vertegenwoordiger van een lobby- of belangenclub, en zit hier alleen omdat ik de kwaliteit van onderwijs belangrijk vind.

Periodiek onderhoud

Het huidige stelsel werkt goed. Een externe controle op opleidingsniveau dwingt tot periodiek onderhoud. Ik heb gezien dat dit tussen visitaties in vaak niet wordt gepleegd. Soms laten opleidingen zaken liggen totdat het panel langskomt, onder andere omdat docenten vaak druk zijn met de waan van de dag.

Ook gebeurt het dat bij een interne audit al zinnige verbetersuggesties gedaan worden, maar dat een opleiding pas in beweging komt als het visitatiepanel dezelfde suggesties doet – omdat het dan moet. Opleidingen krijgen bij visitaties nuttige verbetersuggesties en wanneer een opleiding onverhoopt door de ondergrens is gezakt, dan zie je bij de herbeoordelingen dat het onderwijs in korte tijd veel beter wordt.

Geen draconische sanctie meer

Twee zaken hebben zeer goed uitgepakt voor het niveau van ons onderwijs.

Ten eerste het invoeren van de herstelperiode, waardoor een als onvoldoende beoordeelde opleiding een herkansing kan krijgen. Hiermee is het oordeel geen draconische sanctie mee en is er ook bij een onvoldoende ruimte voor verbetering.

Ten tweede de norm die de NVAO heeft gesteld over het eindniveau. Een panel bekijkt minimaal 15 eindwerkstukken, waarvan minder dan tien procent onterecht tot afstuderen mag hebben geleid. Dit heeft geleid tot een enorme kwaliteitsslag die ik de afgelopen vijf jaar heb waargenomen, zeker qua afstudeerwerk.

Verdiend vertrouwen?

Ik heb twee opmerkingen over de doelstellingen van de commissie accreditatiestelsel 3.0. Ten eerste ‘verdiend vertrouwen’. Daar werd in 2007 bij de ontwikkeling van accreditatiestelsel 2.0 ook al om gevraagd door de voorstanders van instellingsaccreditatie. Hun redenering toen was: ‘er was nooit een opleiding afgekeurd, dus er was vertrouwen verdiend’. Inmiddels zijn er ongeveer 100 opleidingen onvoldoende bevonden door panels van experts, maar toch wordt nog steeds verdiend vertrouwen gevraagd.

Waar is dat vertrouwen verdiend? Als je de argumentatie uit 2007 als uitgangspunt neemt, kun je niet anders concluderen dan dat zulk vertrouwen in instellingen onverdiend is. Namelijk op het punt van ‘zelf weten welke opleidingen niet goed zijn en daarop bij kunnen sturen’. Wat overigens nadrukkelijk onverlet laat dat ons hoger onderwijs over het algemeen erg goed is en ik zeker vertrouwen heb in het harde werken en de goede wil in de sector.

Mijn tweede opmerking betreft is het reduceren van ‘ervaren last’ als doelstelling. Dit is het belonen van slecht management. Sommige lasten zijn inderdaad overbodig werk te noemen. Opleidingen leveren – ongevraagd – te veel materiaal voor de visitatie, houden proefvisitaties of gebruiken veel te uitgebreide toetsformulieren en -protocollen.

Veel tijd en moeite

Andere door docenten ervaren lasten zijn helemaal geen accreditatielasten, maar achterstallig onderhoud. Het gaat dan om opleidings- of werkveldcommissies die zijn ingeslapen en weer moeten worden opgericht, slechte archivering, of ontbrekend beleid. Als je daar als opleiding een jaar voor een visitatie achter komt, dan kost het vast veel tijd en moeite om dat te herstellen. En dan is het als management we zo makkelijk om ‘Den Haag’ of ‘de accreditatie’ daar de schuld van te geven. Het zou om een eventuele reductie van een wérkelijke last moeten gaan, niet om die van een ervaren last.

Bijzonder is de poging in de voorstellen om het eigenaarschap van het onderwijs terug te geven aan docenten. Dat moet niet in deze wet. Deze gaat over toezicht.

Het is belangrijk dat ze het eigenaarschap terugkrijgen over het onderwijs zelf. Dat zou moeten via het wetsvoorstel ‘versterking bestuurskracht’. Een voorbeeld hiervan is het huidige instemmingsrecht, zoals dit wordt gebruikt ter verdediging van de pilot met een instellingsaccreditatie. Studenten en docenten in de medezeggenschap moeten immers daarmee instemmen. Echter, door hoe de medezeggenschap geregeld is, zitten ze daar na één keer instemmen er voor altijd aan vast.

Worsten draaien

Dit heeft consequenties. Als studenten en docenten na enkele jaren merken, dat instellingsaccreditatie toch niet is wat ze er van gehoopt hadden, kan er niets meer veranderd worden. De medezeggenschap heeft namelijk geen initiatiefrecht.

Als je een slager de autonomie wil geven over zijn vak, doe je dat door hem te laten bepalen hoe hij de koe slacht en de worst maakt. Niet door de eigenaar van de slagerij de kwaliteitscontroles uit te laten voeren in plaats van de Voedsel en Waren-autoriteit. Dat is echter wel wat de minister voorstelt met de pilot voor een instellingsaccreditatie.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK