Leraren moeten vlieguren maken

Nieuws | de redactie
7 oktober 2015 | Pathologen doen het, dus waarom leraren niet? René Kneyber van ‘Het Alternatief’ in gesprek met patholoog en senator Jan Anthonie Bruijn en Joost Kentson (Onderwijscoöperatie) over nut en noodzaak van hun register. “Ik hoop dat dit fijn instrumentje snel in het hoger onderwijs doorgevoerd wordt.”

In de coulissen van de Eerste Kamer kwamen leraar René Kneyber – ‘het Alternatief’ en Onderwijsraad – Joost Kentson van de Onderwijscoöperatie en VVD-senator, hoogleraar en patholoog Jan Anthonie Bruijn samen om na hun debat over het leraarschap in die Chambre de Réflexion door te discussiëren. Vooral de waarde en structuur van een lerarenregister stond daarin centraal. Waarom moet dat? Werkt dat? Waarom wil bijna niemand uit het vak echt mee doen?

Kneyber benadrukte allereerst waarom het noodzakelijk is dat dit soort debatten – zoals net daarvoor ook in de Senaat – worden gevoerd. “Wat ik mis is een gecoördineerd beleid rondom leraren. Zolang dat er niet is moeten wij het continu blijven agenderen en debatteren. Je zou verwachten dat als we de leraar definiëren als de spil van de kwaliteit van het onderwijs, dat op beleid dat zich daarop richt meer regie op zou zitten. Waarom dat niet het geval is? Ik zou die vraag niet kunnen beantwoorden.”

Een moeilijke stap

“’Het Alternatief’ hebben we geschreven omdat wij observeerden, dat in het onderwijsbestel te weinig plek was voor het geluid van leraren. Je kan het geluid van leraren ook weg organiseren. Ik denk echter dat het in ieders belang is om een goede plek te organiseren voor het geluid van de beroepsgroep. Dat kan dan inhouden dat sommige partijen misschien wat van hun bevoegdheden en zeggenschap verleggen naar de beroepsgroep. En dat is voor hen een moeilijke stap, zo kan ik me voorstellen. Wij hebben bij de Onderwijsraad gelukkig een heel progressieve voorzitter. Dus daar gaat het al steeds beter.”

Jan Anthonie Bruijn was bij het Senaatsdebat opgetogen over de opkomst van leraren uit het hele land. “Mensen kwamen uit Zwolle en uit Arnhem, niet alleen maar uit het Haagse. Dat is toch heel bijzonder. Ook alle onderwijssectoren waren vertegenwoordigd, dat was voor mij echt de grote verassing.”

“Voor de volgende aflevering heeft nu al het LAKS gevraagd ‘mogen wij nu ook eens een keer mee organiseren?’ Dan krijgen we dus een editie van LSVb, VVD en LAKS – moeten we wel uitkijken dat het niet té rood wordt natuurlijk. Zonder gekkigheid: scholieren zijn een groep die we te weinig betrekken bij dit soort debatten. Vaak gaat het over die scholieren, ook als we het nu hebben over de leraar, over de toekomst en over de wereld. Dan gaat het eigenlijk altijd over de scholier.”

Logische weerstand

Belangrijkste thema vond Bruijn bij dit lerarendebat met de LSVb en de Onderwijscoöperatie het thema professionalisering. Daarin ziet hij ook het wezenlijke belang van de komst van een Lerarenregister. “De argumenten tegen verdere professionalisering van de leraar  houden eigenlijk geen stand. Dat was de eyeopener. Als je kijkt naar een platform als de Onderwijscoöperatie waar de hele beroepsgroep onderling bespreekt hoe men zijn vak bijhoudt, dan biedt een register daarbij structuur aan. Dat doen wij nu ook in de geneeskunde.”

“Er zijn ongeveer 300 pathologen in Nederland, wij zitten allemaal in de Kamer van Pathologen en benoemen vanuit onze ledenvergadering een commissietje dat namens ons het beheer van het register van ons vakgebied doet. Die club kijkt in mijn portfolio, legt dat naast wat wij als beroepsgroep als minimumeis hebben vastgesteld en kan dan zeggen, ‘meneer Bruijn heeft kwalitatief en kwantitatief voldoende zijn vak bijgehouden en hij heeft voldoende vlieguren gemaakt.’ Heb ik dat niet, dan wordt ik uitgeschreven. Dan mag ik geen behandelingen plegen als dokter. Dan kan ik er vervolgens wel weer inkomen door naar een opleider te gaan.”

Invoering enkele jaren geleden ging niet zonder slag of stoot, erkent de LUMC-patholoog. “Daar is logischerwijs weerstand tegen, dat hebben we bij ons in de geneeskunde ook 30 jaar gehad. Wij hebben als dokters dat lang tegengehouden vanuit het idee: ‘ik ben opgeleid, ik ben goed, ik bepaal zelf wel hoe ik mijn vak bijhoud. Waarom zou ik dat dan in samenspraak met mijn peers doen?’ Terwijl McKinsey al jaren zegt dat peer review belangrijk is daarbij. Ook in het onderwijs geldt dat. Uiteindelijk is dat bij de geneeskunde gelukt, alle artsen zitten er nu in.”

Geen vreemde bemoeienis voor liberaal

Het is zelfs zo’n succes dat niemand het nu nog zou willen afschaffen. “Als je dat morgen weer zou schrappen dan staat het Malieveld vol met dokters. Maar vooral ook met patiënten. Want voor hen geldt nu de zekerheid, dat waar je ook een ziekenhuis binnenloopt je nooit een arts zal treffen die niet in redelijkheid zijn vak heeft bijgehouden. Daarmee is het geen panacee, die het vak meteen perfect maakt. Maar het is een belangrijke stap in de goede richting.”

De liberale senator en partijdenker vindt het daarbij niet vreemd, dat een liberale bewindsman zich met een dergelijk instrument voor het onderwijs vanuit de overheid zou gaan bemoeien om dit opleggen. Integendeel. “In de meeste beroepen bemoeit de overheid zich niet met professionalisering. Maar in de sectoren waar de maatschappelijke schade heel erg groot kan zijn en daar we überhaupt regels stellen door de overheid – zoals onderwijs en gezondheidszorg – zou ik het heel vreemd vinden als de overheid zich er niét mee zou bemoeien. Als we dat niet zouden willen, dan moeten we ook consequent zijn en het hele onderwijs teruggeven aan de reële economie. Dus het is eerder eigenlijk vreemd, dat we dit niet tijdig hebben geregeld.”

Hoeveel doen mee?

Joost Kentson, de voorzitter van de Onderwijscoöperatie, heeft niettemin kanttekeningen bij de rol die de overheid heeft gespeeld bij de vormgeving van het register. “De gekozen oplossing is niet de beste, dat geef ik toe. We hebben daarover moeten onderhandelen, het zij zo. Er zit daardoor één verstoring in en dat is de rol van de overheid en de wijze waarop die wordt uitgevoerd. Er was in de politieke discussie op een gegeven moment nog maar één vraag aan de orde: ‘hoeveel leraren hebben zich geregistreerd?’ Niemand heeft zich in het hele debat en ook in de politiek geïnteresseerd in de strekking van de kwaliteitsagenda die vast zit aan het register. Het register is bedoeld als sluitstuk van professionalisering. Dat had voorop moeten staan.”

Daarom neemt Kentson het allereerst op voor de kleine groep die zich wel heeft ingeschreven in het register. “Ik wil toch wel een lans breken voor die 30.000 leraren. Wel minder dan verwacht en het blijft achter bij de afspraken, maar zij zijn wel een hele belangrijke groep die vanaf 2012 erin is gekomen. Straks als het register verplicht wordt,  is er een hele grote middengroep die zich – niet eenvoudig maar toch – wel zal laten overtuigen van nut en noodzaak. Ons uitgangspunt was niettemin en is nog steeds een vrijwillig register, zodat leraren zich intrinsiek gemotiveerd inschrijven.”

Fijn en mooi instrumentje

Jan Anthonie Bruijn wil graag snel doorpakken en verder gaan. “Ik hoop dat dit ook zo snel mogelijk voor het HO wordt ingevoerd. Het is namelijk een fijn en mooi instrumentje. Het is ook niet meer dan normaal, dat wij als docenten in het HO ons vak zelf moeten willen bijhouden. We moeten daarom blij zijn dat er een platform is dat is ingesteld omdat te faciliteren.”

“Ik ben docent in een sector waar niets wordt gedaan aan bij- en nascholing, als het gaat om didactiek. Het is toch compleet normaal dat als mijn kinderen gaan studeren aan een universiteit hier in Nederland, dat zij dan een hoogleraar ontmoeten die in zekere mate zijn vak ook didactisch heeft bijgehouden? Ik kan niet één tegenargument bedenken waarom je daar tegen zou zijn. De weerstand merk ik ook wel, maar waarom is die er? Het is niet duur, het is niet ingewikkeld, het is niet bureaucratisch en het is van de beroepsgroep zelf.”

Klok gaat lopen

De vormgeving van het Lerarenregister zou er vanaf 2017 zo uit moeten gaan zien, vertelt Kentson. Men is nu bezig dit in te richten en in te vullen. “Vanaf het moment van registratie door een leraar gaat ‘de herregistratie klok lopen’. Gedurende vier jaar moet de docent zijn vak vitaal houden. Daar zijn wettelijke afspraken over gemaakt en de eisen daarvoor heeft de beroepsgroep zelf vastgelegd. Wij gaan er er zelf over of iemand zich wel of niet heeft gehouden aan de afspraken. Dus na die vier jaar wordt een leraar opnieuw geregistreerd. Die registratie loopt via de leraren in de valideringscommissies die gaan over inhoud, inrichting en beoordeling om en rond het register.”

“Het eigenlijke werk wordt zo vormgegeven door leraren, die in allerlei commissies zitten en daarin dit soort dingen vorm en inhoud moeten geven. De zorgen die je hoort als ‘het wordt een bureaucratisch moloch’, zijn niet terecht. Mijn verwachting is dat dit niet gaat gebeuren, omdat het de leraren zelf zijn die het gaan inrichten. Als je de mensen zelf aan de knoppen zet, waarom zouden ze het dan onnodig ingewikkeld maken?”

Anders dan bij de pathologen is het niet zo, dat er bij leraren sprake is van een professionele vereniging van ‘het vak’ die over een relatief kleine groep professionals binnen een toegesneden domein opereert. Kentson verwacht echter, dat met toename van het aantal geregistreerde leraren er verzamelingen van vakgenoten gaan ontstaan die binnen het register analoog aan de pathologen zouden kunnen gaan functioneren en die zo het valideren  verder ontwikkelen.

Welke boeken lees jij?

Deze aanpak zoals bij de geneesheren was voor Kneyber reden om voor een dergelijk register te zijn. “Ik ben juist daarom altijd enthousiast geweest daarover, ik wil graag dat de beroepsgroep verder professionaliseert en dan moet je dus dit soort gesprekken hebben. ‘Wat vinden wij goede cursussen, wat draagt bij, welke boeken lezen we in dat verband?’ Al dat soort discussies zijn er nu niet.”

“Daarom ben ik er ook voor  dat zoiets dan maar verplicht wordt gesteld als de beroepsgroep zelf niet die stap zet. Aan de andere kant snap ik de kritiek ook wel, want waarom zou je in iets nieuws duiken, als je zelf niet weet wat het is.”

Dit beeld van Kneyber wilde Kentson wat nuanceren. “Er zijn absoluut scholen die dit al heel erg goed hebben geregeld. Er zijn binnen scholen ook al groepen ‘academies’, er gebeurt van alles. Maar een beroepsgroep-brede schaal van zulke reflecties was er niet en die begint er nu wel te komen met het register.”

Cursus ‘Orde houden’

Kneyber bedoelde dan ook te zeggen, “dat het niet gebeurt op de gestructureerde manier waarop het zou moeten. Natuurlijk praten leraren er over. Ik geef zelf cursussen ‘Orde houden’. Er zijn dan toch wel veel docenten, die mij zeggen ‘ik wist helemaal niet dat die cursus bestond.’ Kortom, zulk trainingsaanbod kunnen we veel beter structureren. Ik vind het van belang dat wij dat als leraren gaan doen en dat niet de overheid dat voor ons gaat doen.”

Kneyber gaf daarbij aan dat hij in dit verband zelf meer onderwijsonderzoek zou vertaald willen zien naar de praktijk. “Je ziet dat ze in Engeland daar veel mee bezig zijn. Dat vind ik een heel interessante invalshoek om mee aan de slag te gaan. Daar is in het huidige cursusaanbod niet zoveel over te vinden.”

Die manier van kijken wil Kentson graag aanmoedigen. De vlieguren van de pathologen van Bruijn moeten niet de indruk wekken, dat leraren straks ineens hun baan zouden kwijtraken. “Of iemand ontslagen wordt daar gaan die besturen over, niet het lerarenregister. Het lerarenregister is een register voor bevoegden en laat het bekwaamheidsonderhoud zien. Wat daar in staat zal ongetwijfeld een weg gaan vinden naar de onderhandelingen voor de cao’s. Ik zou het omdraaien: ik werk zelf in een scholengroep en nu al krijgt iedere aankomend leraar de vraag voorgelegd ‘bent u geregistreerd?’ Ik vind de beantwoording van die vraag relevant om te bepalen hoe  iemand in het beroep staat en daar het gesprek over aan wil gaan.”

Lat wel laag gelegd

Ook Bruijn wil af van het beeld “dat het register ‘een afrekending’ wordt. Als het straks gevuld is met leraren die met elkaar hun vak definiëren, zit dat element van afrekenen er ook helemaal niet in. Het is een kwestie van professionalisering. Je wilt je ontwikkelen en je hebt daar een professioneel gesprek over. Het mooie is dat je als beroepsgroep zelf bepaalt hoe hoog de lat ligt. Uiteraard zijn wij begonnen met de lat laag te leggen toen het register werd geïntroduceerd. Vervolgens ontstaat er in de beroepsgroep een stuwende kracht, om langzamerhand die benchmark te verrijken. Het is dus niet zo dat straks tweederde van de leraren uit het vak wordt gezet. Nee, ze bepalen zelf hoe hoog de lat ligt.”

Maar een excuus voor passiviteit is dat niet, meent Bruijn. “Als een docent structureel niets doet om te voldoen aan de minimum eis, dan zal je hem de kans moeten geven om zich bij en na te scholen voor hij weer onderwijs mag geven. Dat lijkt me compleet normaal, eerlijk gezegd. Niemand wil toch niet door een chirurg geopereerd worden die zijn vak niet heeft bijgehouden. En ik vind een chirurg even belangrijk als een docent.”

De VVD-senator benadrukt zijn hoop, dat met deze accenten op professionalisering en benchmarking scholen extra geld zullen inzetten voor bijscholing van hun docentencorps. De discussie binnen de beroepsgroep over redelijke minimale eisen aan bij- en nascholing geeft hen namelijk een betere positie in de discussie met de werkgevers over wat daar dan voor nodig is.”

Pas op voor negatief frame

Daarmee is dan ook de overheid als financier van het onderwijs en investeerder in onderwijskwaliteit nadrukkelijk medeverantwoordelijk. Zeker als scholen in de steeds meer en sneller groeiende krimpsituaties weinig ruimte overhouden voor ondersteuning van de professionele ontwikkeling. ‘De beroepsgroep’ krijgt met dit instrument al met al een zwaar middel om er naar de overheid voor te pleiten dat mogelijkheden voor meer professionalisering beschikbaar komen.

“Ook daar geldt, dat de beroepsgroep dan de middelen en argumenten heeft om bij de werkgevers de discussie aan te gaan over wat dan in die situatie nodig is voor kwaliteit en professionalisering,” zegt Bruijn.Kentson wil bij deze redenering toch een kleine waarschuwing laten horen. “Ik denk dat het waar is en zo zou het ook kunnen gaan werken. Maar waarvoor ik zou willen waken is een nieuw negatief frame. Er zijn krimpregio’s en de scholen daar hebben het moeilijk. Maar dat is niet een overwegend beeld van ons onderwijs of het grootste obstakel voor professionalisering.”

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK