Realisme en coherentie graag

Nieuws | de redactie
23 november 2015 | De hoorzitting van de Tweede Kamer over de HO-strategie bood weer rijk materiaal. Wat vond Anka Mulder (TU Delft) “geen fijne discussie”? Moet overal internationalisering? En hoe krijgt Nederland zijn hoger onderwijsinstellingen in de top 50 van de rankings?

Net als bij de eerste hoorzitting over de toekomst van het hoger onderwijs en de daarbij te maken keuzes voor de lange termijn ontving de Tweede Kamer van de deelnemers in de informele discussie na afloop ook dit keer complimenten voor de breedte en diepgang die de gekozen opzet mogelijk maakte bij de beschouwingen en vragen. Jammer dus dat fracties als D66, SP, PVV en GroenLinks er niet bij waren. Twee thema’s sprongen er ditmaal uit: de échte strategische keuzes rond digitalisering, differentiatie en arbeidsmarkt en de betekenis van internationalisering voor alles wat in HBO en WO aan de orde komt.

Bij het eerste thema van de strategische keuzes werden de volgende wezenlijke opmerkingen bij Bussemakers HO-strategie en de ontwikkelingen in en rond HBO en WO gemaakt:

–          De logheid van instellingen en het bestel, dat hen inkadert, verhindert dat ons land grote kansen ‘pakt’. Nederland loopt bij breedbandpenetratie voorop, SURF geeft ons HO grote voordelen bij de infrastructuur, “maar we merken er nog weinig van. We onderbenutten de kansen,” zei professor Wilthagen (UvT). De omslag naar flexibeler HO-structuren lukt nauwelijks volgens hem.

“Faculteiten domineren nog als de opzet en indeling van instellingen. Dat bevordert monodisciplinair traditionalisme. Studenten in de medische disciplines krijgen bijvoorbeeld niets mee over robotisering en zulke ontwikkelingen die deze sector diepgaand veranderen. Men is in de faculteiten nog steeds bezig met oude medische werkwijzen en oplossingen.”

–          Anka Mulder van de TU Delft benadrukte dat de Kamer helderheid moet geven over de strategische keuzes van ‘Den Haag’, nu de minister haar document op tafel heeft gelegd. De ambities met het HO-beleid moeten realistisch worden vastgesteld. “Als er geen of weinig investeringen voor nieuwe prioriteiten kan komen, breng dan de ambities in lijn daarmee.”

–          Bij die investeringen komt er pas op langere termijn ruimte beschikbaar uit de opbrengst van het studievoorschot. Mulder wees er op, dat HBO en WO daarom nu uit eigen middelen voorinvesteringen doen, in lijn met de keuzes en afspraken bij de HO-strategie. “Wij steken zelf de komende jaren €600 miljoen daarin. Dus wilt u dan het beleid niet ineens weer gaan omgooien?”

Zij bepleitte daarom meer coherentie in het beleid. “De bijdragen van de overheid per student is de voorbije jaren met 5-6% per jaar gezakt. Als wij dan meer kwaliteit moeten leveren – en dat willen wij! – dan moet u niet zeuren over de extensivering van het onderwijs, die wij gedwongen zijn door te voeren.”

–          Dat Nederland over de hele linie opvallend hoog scoort met zijn onderwijs en onderzoek mag reden tot waardering zijn, maar de huidige omstandigheden blijken onvoldoende robuust om dit niveau te handhaven. Als er grotere verscheidenheid en scherpere profilering van instellingen moet kunnen komen, dan moet de ‘governance’ en regelgeving dat wel toelaten en ruimte geven. Dit kwam van verschillende experts in de hoorzitting naar voren. “Laat enkele instellingen dan toe wel te selecteren aan de poort, als dat bij hun profiel past. Dat doen we allang in het kunstonderwijs, tenslotte,” zei Barend van der Meulen van het Rathenau Instituut.

–          Anka Mulder wees er op, dat zulke keuzes en profilering risico inhouden. “Wij zijn veel werk gaan maken van online aanbod. Geef ons die kans dan, geef de ruimte en het vertrouwen daarvoor.” Dat was haar bij de invulling van de prestatieafspraken bijgebleven en tegengevallen van de Haagse beleidsmakers, gaf ze toe.

“De prestatieafspraken hebben bij ons in Delft echt goed gewerkt. Het studietempo en de vertraging en uitvang zijn flink beter geworden. Vervolgens gaat u als politiek discussiëren over rendementsdenken. Kijk, u mag dat doen, maar u mag mij niet afrekenen op het feit dat wij ons wel aan deze afspraken met u hebben gehouden. Ik vind dit geen fijne discussie zo, als we zo met afspraken omgaan.”

Ten aanzien van de internationalisering werden wezenlijke denklijnen en feiten aan de Kamer voorgehouden:

–          De kritiek van Cees Veerman op de HO-strategie werd wat betreft de concrete uitwerking door verschillende van de experts beaamd. Nederland doet voor een reeks kleinere dingen en daar zitten weinig fundamentele keuzes achter of onder. “Het beeld van het strooien van hagelslag klopt wel,” werd aan verschillende kanten in de hoorzitting benadrukt.

–          Het versterken van de reputatie van ons land biedt veel kansen. De hoge score van de instellingen in de rankings spelen wereldwijd een positieve rol, merkt men bij de Neso’s bijvoorbeeld. Wel moeten instellingen veel meer gezamenlijk zich presenteren en niet als los zand, vaak ongecoördineerd internationaal willen opereren.

–          Focus en verscheidenheid zijn nog onvoldoende. Sommige opleidingen/instellingen zullen nooit een sterk internationaal profiel behoeven, bijvoorbeeld bij UMC en regiohogescholen. Andere kunnen alleen in een wereldwijd Umfeld functioneren. Daarin moet de HO-strategie veel sterker differentiëren.

–          Barend van der Meulen van het Rathenau Instituut noemde de kwaliteit van het praktijkgericht onderzoek van het HBO een sterk onderbelichte factor. Daarbij aansluiten is voor bedrijven een belangrijke vestigingsfactor en daarmee een impuls voor internationalisering. Centres of Expertise en sterke profilering bij hogescholen zijn hier prioriteit te geven.

–          Het versterken van de WO-positie in de rankings acht Van der Meulen minder lastig dan vaak gedacht. “Als je kijkt hoe die rankings gemeten worden, kun je zien welke factoren deze positief beïnvloeden. Er zijn tenminste drie dingen die we kunnen doen die direct effect hebben en onze instellingen veel hoger nog zouden kunnen doen ranken.”

Die drie stappen zijn:

1.) De buiten-universitaire instituten bij bijvoorbeeld NWO/KNAW onder het WO brengen. Hun grote kwaliteit telt nu niet mee bij de vaststelling van de ‘scores’ van instellingen.
2.) Bewust in de bekostiging prioriteren van het aantrekken van ‘toppers’, met hun onderzoeksgroepen. De bestaande regels staan dat nauwelijks toe en Nederland is best aantrekkelijk voor zulke groepen en laboratoria.
3.) Het beperken van de university colleges tot een bewust gekozen klein aantal, dat voldoende kritische massa heeft om bij de wereldtop mee te kunnen. “Nu begint iedereren er weer een kleintje dat geen gewicht in de schaal legt.” 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK