Alle dagen behoorlijk onderwijsbestuur
Onderwijsinstellingen staan onder druk. Daarom kunnen er zaken misgaan die de reputatie van een instelling aantasten. Van dat soort situaties kan echter veel worden geleerd, juist omdat er sprake is geweest van behoorlijk bestuur. Dit blijkt uit het onderzoek ‘Behoorlijk Bestuur van Onderwijsinstellingen’ door Risbo en Bestuurskunde van de Erasmus Universiteit Rotterdam samen met het lectoraat Management van Cultuurverandering (Hogeschool van Amsterdam), in opdracht van OCW.
Echt de leidraad maken
Uit het onderzoek ‘Behoorlijk Bestuur van Onderwijsinstellingen’ blijkt hoe belangrijk het is, dat de code behoorlijk bestuur ook werkelijk als leidraad wordt gebruikt. Het belang ervan moet door de medewerkers en door alle andere partijen, zoals besturen, directies, raden van toezicht, worden erkend.
Dit kan alleen als instellingen hun maatschappelijke opgave centraal stellen. Hierdoor ontstaat er meer ruimte voor samenwerking en die samenwerking is belangrijk als het bijna mis gaat. Dit veronderstelt echter dat partijen elkaar weten te vinden en weten wat er van hen wordt verwacht. Ook moet er ruimte zijn om te kunnen handelen en om te kunnen improviseren. Daarom zijn transparantie en een open dialoog belangrijk. Pas dan is behoorlijk bestuur een levende praktijk in een organisatie.
Behoorlijk bestuur betekent ook dat er geleerd moet worden om crises in de nabije toekomst te voorkomen. Belangrijk is daarom dat er lessen worden getrokken, die verder gaan dan het aanscherpen van regels en procedures. Bestaande praktijken moeten ter discussie kunnen worden gesteld.
Zes near misses
Duidelijk moet zijn wat de spelregels zijn waarbinnen een (bijna) crisis moet worden aangepakt. Dat geldt ook voor de verhouding tussen de Raden van Toezicht en de besturen. Het is daarom belangrijk om de code behoorlijk bestuur te verbinden met het alledaagse denken en handelen van bestuurders, toezichthouders en medewerkers.
Naar aanleiding van het adviesrapport van de Commissie Behoorlijk Bestuur (2013) heeft OCW opdracht gegeven succesvolle praktijken van goed bestuur te onderzoeken in situaties waarbij het bijna mis dreigde te gaan in verschillende soorten onderwijsinstellingen.
Aan de hand van zes concrete ‘near misses’ waaronder wapenbezit op school, examenfraude, tekortschieten van de onderwijskwaliteit en financiële problemen, is onderzocht hoe door adequaat optreden erger is voorkomen. Daarbij is nadrukkelijk nagegaan in hoeverre het gedrag van medewerkers heeft bijgedragen aan de oplossing van de ‘near miss’ en in welke mate de door het bestuur ondernomen activiteiten richting gaven aan het handelen van medewerkers op de werkvloer.
Meest Gelezen
Masterstudenten in het hbo worstelen met academisch schrijven en onderzoek
“Ik zal niet de meest populaire onderwijsminister zijn”
“Langstudeerboete raakt kern van hoger onderwijs”
CvB Erasmus Universiteit weigert tweetalig te vergaderen met medezeggenschap
Taal- en rekentoetsen hebben lerarentekort vergroot maar kwaliteit pabo niet verbeterd