Gekrabbel in de marge

Nieuws | de redactie
2 februari 2016 | “Een geslaagde instellingstoets betekent dat de beleidsmedewerkers hun werk goed hebben gedaan, maar zegt weinig over de opleidingskwaliteit.” EUR-hoogleraar in de economie, Ivo Arnold, wil af van die toets door de NVAO, want deze zorgt niet voor minder lastendruk of betere opleidingskwaliteit.

U leest zijn beschouwing -die eerder verscheen in het Nederlands Dagblad- hieronder.

In januari debatteerde de Tweede Kamer over de toekomst van het accreditatiestelsel hoger onderwijs. Dit is het systeem waarmee de overheid de kwaliteit van het hoger onderwijs probeert te bewaken. Sinds 2011 bestaat het uit twee lagen. De opleidingsaccreditatie heeft tot doel de kwaliteit van individuele studies te beoordelen. Daar bovenop moet de instellingstoets vaststellen of een onderwijsinstelling zelf een goed systeem van kwaliteitszorg heeft. Het is een inefficiënt systeem, waaraan ook na het Kamerdebat helaas geen einde komt.

Bureaucratie sterk uitgedijd

Bij de invoering van de instellingstoets is door de minister een veel te rooskleurig beeld geschetst van het effect op de administratieve lastendruk. Die zou dalen, omdat de opleidingstoets in omvang zou worden beperkt. Maar het tegenovergestelde is gebeurd. Opleidingsaccreditaties kosten meer tijd dan vroeger, door de toegenomen aandacht voor de kwaliteit van toetsen en scripties. En onder druk van de instellingstoets is de bureaucratie binnen de instellingen sterk uitgedijd. Een evaluatie uit 2013 concludeert dan ook eufemistisch dat ‘de vermindering van de administratieve lasten nog niet overal is gerealiseerd’.

De onderwijsinstellingen hebben om twee redenen hieraan meegewerkt. Met de instellingstoets hebben colleges van bestuur een instrument in handen gekregen om de organisatie te centraliseren en uniformeren. Ook hoopten ze dat het dubbele stelsel de overgang zou vormen naar een nieuw stelsel met alleen de instellingstoets. Dit is internationaal de norm en zou veel bureaucratie besparen.

Geen politiek draagvlak

Deze hoop blijkt nu ijdel. De minister wilde aanvankelijk wel de onderwijsinstellingen de ruimte geven zelf hun opleidingen te beoordelen. Maar er is er geen politiek draagvlak om de opleidingsaccreditatie volledig af te schaffen. VVD, SP en GroenLinks vrezen voor ‘onzichtbaarheid van de feitelijke kwaliteit’ in het hoger onderwijs. Zij hechten aan de opleidingsaccreditatie om de waarde van het diploma te borgen.

Volgens het politieke compromis dat er nu ligt, kunnen onderwijsinstellingen experimenteren met een instellingstoets die tot een verlichte opleidingsaccreditatie kan leiden. Maar dit is gekrabbel in de marge. Politici belijden wel met de mond dat zij de administratieve lasten willen reduceren, maar het echte probleem wordt niet aangepakt. Het hoger onderwijs blijft immers doormodderen met een dubbel stelsel.

Onwenselijke centralisatie

In 2013 hield ik in deze krant een pleidooi voor de afschaffing van de instellingstoets. We zijn nu meer dan twee jaar verder. In de tussentijd heeft ook de gezaghebbende Onderwijsraad hetzelfde geadviseerd. Volgens de Onderwijsraad ligt de primaire verantwoordelijkheid voor onderwijskwaliteit bij de opleiding en zijn ‘de aspecten van een kwaliteitscultuur die ertoe doen, … bij een instellingstoets moeilijk inzichtelijk te maken’.

De Onderwijsraad vindt ook dat de instellingstoets ‘onwenselijke centralisatie’ aanwakkert. Een instellingstoets gaat over processen en beleid en staat te ver van de opleidingen, docenten en studenten af. Een instellingstoets leidt tot navelstaarderij over een instellingsbrede kwaliteitscultuur of onderwijsvisie, waar opleidingen zich slecht in herkennen. Een geslaagde instellingstoets betekent dat de beleidsmedewerkers hun werk goed hebben gedaan, maar zegt weinig over de opleidingskwaliteit.

Instellingstoets voegt niets toe

Dat laatste blijkt ook uit een rapport van de accreditatieorganisatie NVAO uit 2015. De NVAO constateert dat instellingen met een positieve instellingstoets zich niet sterk onderscheiden van het gemiddelde. De huidige instellingstoets, concludeert de NVAO, heeft ‘op dit moment nog slechts een beperkte waarde als het gaat om het voorkómen van kwaliteitsproblemen bij bestaande of nieuwe opleidingen’. Dit is een omfloerste manier om te zeggen dat de instellingstoets niets toevoegt. Maar voor het advies van de Onderwijsraad en de feiten van de NVAO is de politiek helaas blind.

Kwaliteitscontrole in het hoger onderwijs is nodig. Enige bureaucratie is daarbij onvermijdelijk. Een goed systeem vereist dat wordt nagedacht over de vraag welke administratieve lasten nuttig zijn. Externe experts die een kijkje nemen in de keuken van de opleiding, concrete verbeterpunten aandragen of misstanden aankaarten, daar heb je wat aan. En veel meer is er ook niet nodig.

De minister en de Tweede Kamer brengen nu verfijningen aan in een slecht systeem. Daar schiet het hoger onderwijs weinig mee op. Het zou beter zijn als de politiek een keuze maakt en de onderwijsinstellingen hun verlies nemen. Een systeem met alleen een instellingsaccreditatie gaat er in Nederland niet komen. Dan hebben we aan de opleidingstoetsen genoeg. Afschaffen dus, die instellingstoets.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK