Germaanse talen leren door luisteren

Nieuws | de redactie
26 februari 2016 | Nederlandse leerlingen kunnen een vreemde Germaanse taal sneller leren als het onderwijs zich meer richt op verstaan dan op spreken en schrijven. Op deze wijze kunnen ook juist meer verschillende Germaanse talen worden onderwezen, zo blijkt uit Gronings onderzoek.

De aanbevelingen komen voort uit onderzoek naar de onderlinge verstaanbaarheid van Germaanse talen, door Femke Swarte. Swarte promoveert 3 maart aan de Rijksuniversiteit Groningen. Femke Swarte onderzocht die onderlinge verstaanbaarheid van twintig Germaanse taalcombinaties. Het is voor het eerst dat dit met één methode gebeurde. Ongeveer 2900 sprekers van de talen werkten hier aan mee. 

Meest verstaanbaar

Het Nederlands wordt met het Duits, Engels, Zweeds en Deens gerekend tot de Germaanse talen. De onderlinge verstaanbaarheid tussen deze talen verschilt. Deens en Zweeds zijn onderling het meest verstaanbaar, maar ook Nederlands en Duits zijn over en weer verstaanbaar. Van de onderzochte Germaanse talen wordt het Engels door de meeste sprekers van de andere Germaanse talen verstaan. Juist Britten verstaan de andere talen weer het minst goed.

Het voorbeeld van het Engels onderstreept een belangrijke bevinding uit het onderzoek van Swarte. Blootstelling aan een taal blijkt de krachtigste voorspeller te zijn voor de verstaanbaarheid van die taal. Britten worden aanzienlijk minder blootgesteld aan Nederlands of Duits dan Nederlanders of Duitsers aan Engels. Het luisteren naar en het lezen van een taal lijken dan ook sneller bij te dragen tot het eigen maken van een taal dan bijvoorbeeld het stampen van veel grammaticaregels of het nastreven van spreekvaardigheid.

Hund en hond

Een andere goede voorspeller is de zogeheten lexicale afstand tussen talen. Een kleine lexicale afstand tussen Germaanse talen betekent dat deze veel cognaten delen ofwel woorden die een vergelijkbare historische oorsprong hebben. Denk aan het Duitse ‘Hund’ en het Nederlandse ‘hond’ tegen over het Engelse ‘dog’. Swarte ziet hier veel mogelijkheden voor het onderwijs door deze gelijkenissen nadrukkelijker in te zetten in leermethodes als gevolg waarvan leerlingen zich een taal sneller eigen kunnen maken. 

In haar eigen lessen laat Swarte leerlingen regelmatig luisteropdrachten maken en YouTube-filmpjes bekijken waarin bijvoorbeeld cognaten een rol spelen. Ook collega-onderzoekers hebben goede ervaringen met oefeningen die gericht zijn op het versterken van taalherkenning. “Er zijn aanwijzingen dat de woordenschat op deze manier ook groter wordt. Ook vinden leerlingen het vaak heel leuk dat je op deze manier met taal bezig kunt zijn.”

Het onderzoek kan gevolgen hebben voor de communicatie in Europa. Denen en Zweden weten uit ervaring dat zij elkaar kunnen verstaan zonder elkaars taal te spreken. Swarte denkt dat Duitsers en Nederlanders deze receptieve meertaligheid beter kunnen benutten. Omdat Nederlanders Duits op school leren, zijn ze geneigd om Duits te spreken als zij een Duitser tegenkomen. De resultaten van het onderzoek laten echter zien dat Duitsers het Nederlands ook bovengemiddeld goed kunnen verstaan, zeker in globale situaties. Swarte denkt daarom dat waar Duitsers en Nederlanders elkaar gewoonlijk tegenkomen, zij de onderlinge verstaanbaarheid beter kunnen benutten. Swarte adviseert toekomstige onderzoekers dan ook om zich te richten op de vragen hoe mensen zich receptieve vaardigheden sneller en gemakkelijker eigen kunnen maken en hoe deze in het onderwijs kunnen worden toegepast.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK