Pilot als toets van vertrouwen

Nieuws | de redactie
23 februari 2016 | HBO en WO moeten aan een reeks voorwaarden voldoen, wil men mee doen met de nieuwe versie van de pilot met instellingsaccreditatie. Welke zes instellingen op mogen gaan, beslist OCW na toetsing door de NVAO. De minister spoort instellingen aan vooral niet stil te gaan zitten en al aan de slag te gaan hiervoor.

Tijdens een Kameroverleg half januari werd duidelijk, dat de minister behoedzaam moest opereren om een succes te maken van deze proefneming. Willen de instellingen in het WO nog wel meedoen als opleidingsaccreditaties – hoewel in verlichte vorm – blijven bestaan? De Universiteit Leiden heeft inmiddels aangeven niet meer geïnteresseerd te zijn om die reden.

Inmiddels zou ook de UvA ervan afzien en dat heeft dan aanzienlijke consequenties. De enige hogeschool die er zin in leek te hebben, was tot nu toe de HvA. Dat deze de bestuurlijke partner in het WO niet in de steek kon laten, was duidelijk. Met een terugtrekkende beweging van de UvA kon daarmee de bereidheid tot participatie aan een pi;;ot in het HBO tot nul gedaald zijn.

De minister heeft intussen wel haar plan van aanpak naar de Kamer gestuurd. “De instellingsaccreditatie leidt tot een halvering van de NVAO-beoordelingscriteria op opleidingsniveau. Instellingsaccreditatie is een manier om het vertrouwen in de professional en de instelling uit te spreken. Dat is één van de uitgangspunten bij de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel en bij uitstek ook voor de pilot instellingsaccreditatie.”

Meer eigen invulling

Zij geeft hierin aan dat de vrijheid van instellingen om het proces vorm te geven wordt vergroot. “Opleidingsvisitatie door externe peers blijft immers voor elke opleiding bestaan en alle huidige elementen passeren daarin de revue, maar de instelling kan daar een eigen invulling aan geven. Vervolgens beoordeelt de NVAO het eindniveau van de opleiding. De NVAO-beoordeling voor opleidingsaccreditatie beperkt zich tot twee – waar voorheen sprake was van vier – standaarden.”

Instellingen kunnen op deze basis meedoen als zij bepaalde voorwaarden voldoen. Zo moet de instelling in bezit zijn van een Instellingstoets Kwaliteitszorg en er moet instemming van de medezeggenschap zijn. Daarnaast  “is er een positieve beoordeling van de verbetercapaciteit van een instelling nodig, zowel gelet op het verleden als op de toekomst. De verbetercapaciteit wordt door de NVAO beoordeeld op basis van reeds bestaande gegevens uit het verleden, er wordt gekeken hoe de instelling is omgegaan met toegekende herstelperiodes.” Daarbij zal de NVAO niet alleen terugkijken, “maar ook vooruit. De instelling dient daartoe beknopt te beschrijven wat haar visie is op verbeterbeleid voor de toekomst.”

Op die basis gaat OCW dan bepalen welke drie hogescholen en welke drie universiteiten mogen meedoen. “Dit betekent dat de NVAO (op grond van bovenstaande selectiecriteria) mij adviseert welke instellingen er uiteindelijk deel mogen nemen aan de pilot, en ik neem op grond daarvan een besluit. Dat besluit tot deelname aan de pilot leidt ertoe dat de NVAO de instellingstoets kwaliteitszorg van betreffende instelling omzet in instellingsaccreditatie.”

Noodrem voor wie?

Wat als tijdens de pilot de situatie binnen de instelling verandert en de kwaliteit onder druk komt te staan? In de Kamer wilde met name D66 daarvoor een ‘noodremprocedure’ aanbrengen. Tijdens het debat  op 14 januari botste de minister hierover met woordvoerder Paul van Meenen. Hij stelde namelijk: “Mijn fractie is alleen bereid met welke pilot dan ook als er een noodremprocedure is. Zonder noodrem geen pilot. Ik wil dat de afweging of aan zo’n noodrem getrokken moet worden jaarlijks of tweejaarlijks plaats vindt op gezag van de medezeggenschap. Ik wil die bevoegdheid expliciet leggen bij de medezeggenschap. Bij niemand anders.”

De minister vond dit te eenzijdig en herhaalt in de brief aan de Kamer nu wat zij destijds al tegen D66 zei. “Naast de rol die ik heb om deelname aan de pilot te beëindigen wanneer hiertoe aanleiding is, zie ik daarin ook een rol van de medezeggenschap. Ik hecht er aan daarbij dat de rolverdeling tussen medezeggenschap, het College van Bestuur en de Raad van Toezicht niet door elkaar lopen. Hieronder licht ik eerst toe welke waarborgen er zijn, en vervolgens zoom ik in op hoe de noodremprocedure in zijn werk gaat en welke stappen de medezeggenschapsraad kan zetten.”

Begin goede dialoog

Ook al zal het formele traject rond de invulling van de pilot de nodige tijd in beslag nemen, maant de instellingen nu niet op de handen te gaan zitten. “Ik weet dat instellingen zo spoedig mogelijk duidelijkheid wensen om zich tijdig voor te kunnen bereiden, en ik doe er alles aan om daar aan tegemoet te komen.”

“Maar het interne proces over de wenselijkheid kan tegelijkertijd daarmee plaatsvinden met een goede dialoog binnen de instelling. Naar aanleiding van de helderheid uit het Kamerdebat en deze brief, kunnen instellingen nu al aan de slag. Het is duidelijk dat bij instellingsaccreditatie de instelling zelf zorgdraagt voor de externe visitatie en de te ondernemen acties die daarop volgen waar het gaat om de onderwerpen onderwijsprogramma en toetsing en examinering. Instellingen kunnen op grond daarvan nu al beleid maken en dat vroegtijdig bespreken met docenten en studenten.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK