De nieuwe vraag naar kwaliteit

Nieuws | de redactie
9 maart 2016 | Bent u in control? Om die vraag draait het bij de borging van HO-kwaliteit. Maar met de pilot voor instellingsaccreditatie blijkt die centrale vraag te verdwijnen. Bij de toetsing van de instelling en de opleidingen staat straks veel meer voorop of men waarmaakt wat men ambieert. ‘Practice what you preach’ wordt het parool.

De vraag naar het ‘in control zijn’ werd  de voorbije jaren nog nadrukkelijker aan instellingen gesteld bij de introductie van de instellingstoets kwaliteitszorg (ITK). Met die toets werd voor het eerst het CvB en ook de RvT van de instellingen aangesproken op hun primaire verantwoordelijkheid voor de kwaliteit die zij aan de samenleving moesten bieden.

Met de pilot voor instellingsaccreditatie is ook de rol en betekenis van de ITK opnieuw onderwerp van discussie geworden. Dit bleek tijdens de discussiesessies die de NVAO organiseerde met het HO-veld om die pilot uit te werken en handen en voeten te geven.

Systematisch verbeterbeleid

De centrale vraag van de ITK’s in de toekomst gaat zich op een ander fundamenteel vraagstuk richten. De instelling wordt gevraagd hoe en of haar visie op het onderwijs doorwerkt en gerealiseerd wordt binnen opleidingen als een actief en in de praktijk ook levend “practice what you preach.” Anders gezegd: beschikt de instelling over een systematisch verbeterbeleid dat samenhangt met de onderwijsvisie van waaruit men zich als universiteit en hogeschool profileert?

De kern van een ITK voor een instelling wordt dus veel minder een signaal dat het bestuur “in control” is en veel meer of de visie op de kwaliteit herkenbaar doorwerkt in de faculteit en opleidingen en dus het primaire proces. Een tweede opvallende observatie uit de discussies over de toekomst van de kwaliteitszorg is de zorg dat de instellingen wel veel meer speelruimte voor eigen beleid opeisen, maar die uiteindelijk niet echt gebruiken. Binnen de door de vooral VSNU bepleitte pilot met instellingsaccreditatie komt nu veel meer vrije ruimte om kwaliteitsbeoordelingen zelf te organiseren, vooral door peer reviews van de uitvoering van het onderwijs, de toetsing en toelatingsbeleid.  De vraag is of instellingen die ruimte ook gaan benutten nu zij die zullen krijgen. Zo zullen WO en HBO in de pilot hun eigen peer reviews moeten organiseren om kritische evaluaties te laten ontstaan.

Vlaamse import uit Nederland

De vraag rijst dan al snel of men hiermee al voldoende en adequate ervaring mee heeft. In Vlaanderen is men op dit punt al veel verder gegaan en de signalen die vandaar komen zijn opmerkelijk. Sommige instellingen maken echt werk van het eigen evaluaties in te richten en daarbij naar vakgenoten en betrokkenen, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven te kijken.  Maar ScienceGuide verneemt dat er in Vlaanderen ook instellingen zijn die weinig animo vertonen voor een andere, zelf in te richten opzet van accreditatie en liever de bestaande systematiek kopiëren. Dat leidt er onder meer toe dat zij zelfs Nederlandse accreditatiebureaus inhuren daarvoor om de systematiek van de NVAO ongewijzigd voort te zetten.

Tijdens de discussiebijeenkomsten van de NVAO over de pilot klonk vanuit de universiteiten de nodige kritiek op de opzet van het experiment, dat men juist vanuit het WO zo had bepleit. Zo maakte men bezwaar tegen het feit dat met de pilot meerdere stelsels van kwaliteitszorg naast elkaar gaan opereren. Vanuit de NVAO werd tegen ScienceGuide gezegd dat dit nu toch onontkoombaar zal zijn. Want wie een experiment wil laten uitvoeren, zal dan met die consequentie toch moeten leven.

In de discussie kwam ook naar voren dat men de ITK in het huidige bestel helemaal geen instellingsaccreditatie vindt. Een pilot kan alleen slagen als deze uiteindelijk zou leiden tot een complete instellingsaccreditatie naar de universiteiten hebben moesten constateren dat hier politiek noch maatschappelijk brede steun voor bestaat.

Dit wordt in universitaire kring zeer betreurd. Men vindt dat Nederland hiermee weg beweegt van de internationale trend op het terrein van kwaliteitszorg. Ons land sinds de HOAK-nota juist een trendsetter op het terrein van de HO-ontwikkeling maar lijkt die rol nu snel kwijt te raken.  Dit kan schadelijk zijn voor de instellingen omdat zij in het internationale verkeer niet meer voldoet aan de benchmarks die elders voor kwaliteitszorg worden gehanteerd.

Wil het WO nog wel?

Gaat de heftig bediscussieerde pilot met instellingsaccreditatie gelet op de zorgen en kritiekpunten vanuit met name de universiteiten uiteindelijk toch nog slagen? VSNU-voorzitter Karl Dittrich vond het een tijdje geleden maar niks, dat de proefneming niet meteen met alle universiteiten tegelijk van start kon gaan. Volgens hem waren we daar in ons land best aan toe, anders dan de zuiderburen die wel een grote sprong richting instellingsaccreditatie gaan zetten.

Hij zie daarover: “Vlaanderen doet hier een hele gok door in één keer als geheel over te stappen naar instellingsaccreditatie en het opschorten van accreditaties van opleidingen. Waarom ik dat vind? Omdat ze daar niet hebben kunnen droogzwemmen, zoals met de instellingstoets oorspronkelijk het doel was. Wij hebben dat wel kunnen doen. De ITK blijkt echt een belangrijke tussenstap en leerproces te zijn geweest, om die volgende stap nu te durven zetten. Wij wilden dat meteen heel het systeem langs die weg zou gaan lopen. Ik hoop nog steeds dat het zo zal kunnen gaan en alle instellingen mee kunnen doen aan de pilot.”

Inmiddels is het beeld aanzienlijk gewijzigd. Tijdens de seminars van de NVAO was van verschillende kanten te horen, dat het animo in het WO om mee te gaan doen met de pilot in rap tempo is weggezakt. De voorwaarden waaraan instellingen zouden moeten voldoen schrikken toch wat af en voorstanders van  instellingsaccreditatie vinden de nu gekozen opzet weinig aantrekkelijk. Het omzetten van de bestaande instellingstoets naar zo’n accreditatie vinden velen van hen weinig meer dan een wijziging van een etiket, zonder veel inhoudelijke versterking van de borging.

OCW zal moeten beslissen 

Van een reeks universiteiten is het reeds nu duidelijk , dat zij niet of niet meer willen mee gaan doen aan de pilot. Dat geldt in elk geval al voor de UvA, Leiden, TU Delft en de Radboud Universiteit. Deelnemers aan de NVAO-bijeenkomsten zeiden tegen ScienceGuide, dat men het nog maar even afwacht of er uiteindelijk voldoende instellingen bereid zouden zijn om de proefneming met zes deelnemers uit HBO en WO te kunnen realiseren. Zeker als men daarbij in ogenschouw neemt, dat binnen het HBO bijna niemand behoefte lijkt te hebben aan een dergelijke pilot en men sterk blijft hechten aan een stevige opleidingsaccreditatie. Tot voor kort leek alleen de HvA wel genegen mee te doen, maar nu de UvA er geen trek meer in heeft, zal de zusterhogeschool ook wel afhaken.

De NVAO wacht de ontwikkelingen sereen af. Zou men bij de start van de pilot-fase moeten constateren, dat er onvoldoende of voor het HO als geheel niet representatieve instellingen bereid zouden zijn mee te doen, dan zal men de minister vragen hoe zij nu verder wil. Wie mee kunnen doen en onder welke voorwaarden is uiteindelijk een zaak waar OCW over zal moeten besluiten, zo werd met nadruk gesteld.

Internationale benchmarks

Intussen gaat men door het bestaande stelsel van kwaliteitszorg verder te verbeteren en waar mogelijk de lastendruk daarbinnen te verminderen. Zo worden de komende tijd met meerdere internationale valideringsorganisaties op verschillende vakgebieden afspraken gemaakt over wederzijdse erkenningen. Dit kan het voor instellingen aanzienlijk eenvoudiger maken bij de accreditatie van opleidingen hun internationale benchmarking duidelijk te maken.

Dit is recent al gebeurd op het gebied van de business schools. “Het is voor het eerst dat we dit doen,” zei CEO Tom Robinson  van de hierop gerichte AACSB daarover tegen ScienceGuide. Als eerste wereldwijde accreditatieorganisatie kwamen zij met de NVAO tot samenwerking op dit gebeid. “Lasten van de uitvoering van borging gaan daarmee omlaag en de kennisdeling door instellingen gaat tegelijkertijd omhoog,” aldus Robinson.

AACSB ging daarbij akkoord met nieuwe elementen in zijn proces van kwaliteitszorg, zodat hun borging op die vanuit de NVAO-opzet afgestemd kan worden. “Zij vroegen bijstellingen aan onze kant en die hebben we opgenomen. Onder meer dat in de visiterende panels studenten gingen meedoen. Dat was bij ons geen gebruik en we zien nu dat dit een geweldige extra is. Hun input verrijkt de vragen en analyses van panels enorm.”

De samenwerking met de NVAO leidde overigens al snel tot enkele nieuwe ontwikkelingen in het vervolg daarop, noteerde Robinsson. “We zijn inmiddels met twee landen in het Midden-Oosten en enkele in Azië bezig om vergelijkbare overeenkomsten te sluiten. Het proces van afstemming met bijvoorbeeld de NVAO leert ons ook veel voor de accreditaties binnen de USA. De aanpak daarvan is vaak erg inflexibel.”

Uitzondering bij selectie aan de poort 

In de documentatie voor de NVAO-bijeenkomsten stond overigens nog een opmerkelijk punt genoteerd. Ook als een universiteit gaat meedoen aan de pilot en dan een ‘lichte opleidingsaccreditatie’ kan gaan uitvoeren, zal er een deel van het onderwijsaanbod expliciet uitgezonderd blijven. “Onderzoeksmasters en het Bijzonder kenmerk Kleinschalig en Intensief Onderwijs vallen buiten de lichte opleidingsaccreditatie. In deze gevallen volgt een reguliere opleidingsaccreditatie.”

De reden hiervoor blijkt te zijn, dat OCW vanwege de selectie aan de poort en daarmee samenhangende specifieke bekostiging van zulke opleidingen een ‘zware’ borging hiervan noodzakelijk blijft achten. Dat houdt dus in dat ook de university colleges per definitie niet zullen kunnen mee doen in de nieuwe opzet waarmee men in de pilot wil gaan experimenteren.

ScienceGuide stelde naar aanleiding hiervan de vraag of deze uitzondering vanwege die specifieke selectiviteit en bekostiging dan niet a fortiori zou moeten gelden voor het kunstonderwijs, als sector van het HBO. Zouden kunsthogescholen en KUO-opleidingen binnen brede hogescholen dan niet ook buiten de proefneming in de pilot moeten worden gehouden? De deskundigen op dit terrein gaven aan, dat men daar ook in het overleg met OCW nog niet op deze wijze naar had gekeken. De consequenties van de gekozen opzet van de pilot is men naar aanleiding van de discussiebijeenkomsten dan ook nog nader aan het uitwerken en de terugkoppeling naar OCW moet nog gebeuren.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK