Kennis delen in het big data tijdperk

Nieuws | de redactie
23 maart 2016 | “We staan nog maar aan het begin. Open science wordt een revolutionaire omwenteling. Gesloten modellen, gesloten instellingen gaan eraan. Dit is de échte nieuwe universiteit,” zegt Koen Becking bij zijn herbenoeming als collegevoorzitter in Tilburg.

Becking raakte in zijn eerste termijn als collegevoorzitter meer en meer betrokken in de discussie en strategievorming over ‘open access’ van kennis en data in de wetenschap. Binnen enkele jaren is dit uitgegroeid toto een hoofdpunt van de Europese agenda, zeker nu Nederland voorzitter is. En dit is nog maar de eerste drempel die HBO, WO en R&D overschrijden, benadrukt hij. Met het internet of things is de verbinding tussen open access, open science, open data en ‘Industrie 4.0’ in de kinderschoenen gekomen.

“Het zal in het tweede jaar geweest zijn, dat ik in Tilburg bestuurder was. Toen viel de term open access, hoorde ik er van als agendapunt om aandacht voor te gaan hebben. Ik zag onze universiteitsbibliotheek steeds duurder worden, jaarlijks stegen de kosten. Dat zat hem in de vergoedingen voor de uitgevers. ‘Hoe kan dat?’ vroeg ik maar eens. ‘Met de digitalisering zou je kostenreducties verwachten’.”

Ontnuchterende conclusie

Maar de universiteiten hadden geen greep op die kostenfactoren.  En dat was opvallend, want het was de wetenschap zelf “die al het werk doet hier. Onze mensen schrijven de publicaties. Zij vormen de redacties, doen de reviews als peers en noem maar op.”

Jos Engelen van NWO en Gerard Meijer van de Radboud Universiteit waren minstens zo bezorgd en op zoek naar nieuwe mogelijkheden. “We organiseerden een paar etentjes met gelijkgestemden, ook met mensen van EZ en OCW. Het ging erom te bezien wat er hier op ons af leek te komen. Wat kan wie hier aan doen?”

De conclusie was ontnuchterend. De uitgevers hadden “een ijzersterke positie”. De kennisproductie en rol van hun tijdschriften bloeiden als nooit tevoren. Bibliotheken en hun directeuren ontbeerden een positie om een vuist te maken en de wetenschappers waren kwetsbaar en afhankelijk en individualistisch in hun belangenperceptie. “Hun reputatie en netwerk hangt nu eenmaal erg af van hun publicaties en hun inbreng in zulke tijdschriften.”

Alleen als de bestuurders van het WO en onderzoek zelf de uitgevers zouden confronteren, was er kans op een fundamentele herijking. “Dan was de power er wel, om hen tot een gesprek te dwingen.” Om die reden werd een coalitie gesmeed en een polderaanpak van de meest betrokken partijen opgezet.

De kracht van polderen

“We zorgden dat we mandaat hadden vanuit de VSNU als geheel. We konden daar op terugvallen als de uitgevers blokkeren gingen. Sander Dekker pikte dit thema ook op. Open access werd zijn ding. In Berlijn hield hij daar een verhaal over, dat het thema Europees agendeerde.

Becking en Meijer deden de gesprekken met de uitgevers. Steun was er van SURF en de gezamenlijke UB-directies, zodat Nederland niet uit elkaar gespeeld kon worden. “In Amerika en Engeland speelde dit net zo als bij ons, maar daar ontbreekt het aan een polder, als het ware. Dus iedereen kijkt naar ons en ook in Brussel zag men dit als een testcase, als een mogelijke gamechanger.”

De eerste uitgever die bereid was tot nieuwe stappen en afspraken was Springer. Daaro lukte het ook met Wiley. “Onze inzet was én open access ten principale bij hun publicaties van onze én geen verdere kostenopdrijvingen. Omdat Springer de eerste was, hebben we hen ook de eer gegund als de pionier te gelden. Elsevier was de meest lastige onder de uitgevers. Die wilden het hard spelen.”

Cruciaal was dat open access ook Europees hoog op de agenda kwam te staan nu. Organisaties als de LERU deden wat NWO deed: eisen dat bij publicaties uit hun kring open access de norm zou zijn. De Nederlandse regering hield dit vol en de commissie-Juncker pakte het op. “Carlos Moedas maakte van open access direct het hoofdpunt van zijn beleid. Dat is ook Europees heel helder te maken: als we wetenschap met zijn allen in Europa financieren, dan moeten we de uitkomsten daarvan ook gezamenlijk delen en benutten voor nieuwe kennis, innovatie en opleidingen.”

Bij zijn eerste optreden in brussel bij de Nederlandse kennisgemeenschap zei Moedas: “Your emphasis on Open Access to scientific publications, in particular, could not be more in line with what I hope to achieve through Open Science over the course of my mandate. I think the Netherlands can contribute a great deal to policy discussions on this matter. You are already leading by example. We need to shift our focus from publishing as soon as possible, to sharing and collaborating as soon as possible.”

Hij haalde daarbij een president van het Baltische  Estland aan die ooit had gezegd: “Een land dat aan zee ligt, is nooit een klein land.” Dat gold voor de Baltische staten als innovatoren, maar ook voor zijn eigen Portugal en Nederland.

Een ander businessmodel

Hiermee is de eerste stap gezet, benadrukt Becking. Dat is al heel wat, maar nog niet meer dan dat. “Open Access is essentieel voor de kennisdeling in een ‘big data’ samenleving en economie. Voor de uitgevers betekent dit dat een ander businessmodel nodig is bij hen. Dat ziet heel Europa inmiddels en niet omdat we tegen uitgevers zijn, maar wel omdat dit anders zal moeten gaan.”

Met open access komt open science op tafel en dat leidt tot open data als uitgangspunt. “We zijn er dus nog lang niet. We staan nog maar aan het begin, want de consequenties daarvan zijn groot. Open science wordt een revolutionaire omwenteling, die we alleen met elkaar zullen kunnen ontwikkelen. Dit laat wel weer eens zien hoe sterk Europa kan zijn.”

De impact op de wetenschapsbeoefening zal diepgaand zijn, zegt Becking. “De roep om openheid van kennis en gegevens zegt iets over de behoefte aan transparantie die men binnen instellingen ziet leven. Open science betekent het einde van gesloten modellen van wetenschapsbeoefening. Gesloten modellen en instellingen van hoger onderwijs gaan eraan. De nieuwe generatie wetenschappers is er een van kenniswerkers net als die van docenten en ondernemers. Zij denken heel anders, zij zien die gesloten wereld niet meer als relevant, maar willen wereldwijd kennis delen, toepassen, impact laten hebben. Dat is de échte nieuwe universiteit.”

Dit raakt ook LLL

Daarom is de stap naar open access van veel diepere betekenis gebleken dan bij de eerste discussies daarover nog leek. “Het gaat allang niet meer om kostenreductie bij onze bibliotheek. Dat neemt niet weg dat we met onze onderhandelingen met uitgevers en de Europese agendering van open science wel flinke resultaten hebben geboekt als polderaars. Openheid, kostenbeheersing, een simpeler en aantrekkelijker opzet en uitvoering van publicatiemogelijkheden.”

Wat nu in beeld komt is de verbinding met open education, bovendien. “Dit raakt dan zoiets vreselijks als het begrip LevenLangLeren. Het delen van data en kennis maakt het vanzelfsprekend dat je gedurende heel je leven gevoed en gevormd blijft worden. Natuurlijk gaat dat er toe leiden dat je tot eigen optelsommen van curricula en vorming gaat komen. Dat zullen kenniswerkers en werkgevers zelf gaan doen, gesloten instellingen en aanbieders zijn daarvoor niet meer nodig.”

Becking haakt hierbij aan op Farid Tabarki’s nieuwe boek ‘Het einde van het midden’. “Wat moet je immers als we eigenlijk helemaal niet meer kunnen weten wat over vijf of tien jaar de behoefte aan kennis is in disciplines en professies? Die kennis en dus de eisen die professies stellen aan nieuwe mensen en hun al actieve experts veranderen in een tempo dat de curricula en aanbieders bijna niet meer bij kunnen houden. Gesloten opleidingsmodellen in HBO en WO zul je daarom zien vervallen. Dat zet ons als hoger onderwijs wel onder druk.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK