Naar betere MBO-HBO-doorstroom

Nieuws | de redactie
16 maart 2016 | Hoe komt het dat er HBO-instellingen zijn waar MBO’ers nauwelijks uitvallen en bij andere instellingen een groot deel van hen de eindstreep niet haalt? “Vooral bij eerstegeneratiestudenten ontbreekt de omgeving die kan uitleggen hoe het werkt in het HBO,” zegt Jet Bussemaker. Maar ook zij worstelt ermee.

Waarom zijn “onze diplomafeestjes wit?” In die scherpe bewoordingen agendeerde Ron Bormans van de Hogeschool Rotterdam het vraagstuk van de toenemende uitval en switch in de doorstroom vanuit het MBO. Hij vertelde dat hij bij de eerstejaars groepen van zijn hogeschool heel de wereld bij elkaar in de collegezaal en de werkgroepjes ziet. “Maar daarna verandert dat. Als wij niet oppassen, worden wij – en dat in deze stad – een witte school. De allochtone MBO’er stroomt wel in, maar gaat niet met een diploma de arbeidsmarkt op. Zo hard is het. Onze diplomafeestjes zijn wit.”

De Kamer vraagt hier nu over door en wil van minister Bussemaker weten hoe zij dit ziet en wat zij gaat doen. Naar aanleiding van het beleidsdoorlichting van het OCW heeft de Tweede Kamer hierover nadere vragen gesteld aan de minister. De Kamer wilde van minister weten hoe het kan dat de switch en de uitval van MBO’ers in het HBO de afgelopen vijf jaar gestegen is.

21% verdwijnt uit HBO

De minister wijst erop, dat in het Onderwijsverslag van de inspectie sprake is van grote verschillen in de uitval van de MBO-instroom. Sommige hogescholen kennen in de propedeuse-fase nauwelijks uitval onder hen, terwijl elders grote aantallen, tot een derde van de populatie, het HBO al moeten verlaten. Hoe dat komt, is echter onvoldoende duidelijk. “Het ECBO rondt binnenkort een onderzoek af waarin gezocht wordt naar verklaringen voor verschillen in studiesucces van mbo’ers in het hbo.”

In elk geval noteert OCW wel al, dat “investeren in de samenwerking tussen mbo- en hbo-instellingen op opleidingsniveau een positief effect [lijkt] te hebben. De minister is voornemens om op korte termijn een gesprek met experts van inspectie en ECBO te organiseren over dit onderwerp.”

Want de cijfers spreken voor zich, laat zij de Kamer weten. “De afgelopen vijf jaar is sprake van een toename van de switch én uitval van de eerstejaars hbo-studenten met een mbo-vooropleiding van 36 procent naar 41 procent. Hiervan stopt 21 procent helemaal met studeren en switcht de rest naar een andere opleiding.”

Ingrijpend trilemma

Bussemaker gaat hierover dan ook het gesprek aan met het HBO. “Dit voorjaar zal de minister een nieuwe monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs 2015 aan u aanbieden. Daarin zal ook aan dit aspect aandacht worden besteed. In haar beleidsreactie zal de minister nader ingaan op deze laatste ontwikkelingen. Ook zal de minister, indien nodig, het gesprek met betrokkenen binnen de onderwijssectoren voeren over mogelijke verklaringen en oplossingen.”

De effecten voor het HBO zijn ingrijpend, met name bij de studierendementen waar men in de prestatieafspraken soms zeer ambitieuze verbeteringen had opgenomen. Bussemaker erkent, dat men hier niet uit gaat komen. Én hogere rendementen, én brede toegankelijkheid, én hogere onderwijsniveaus vormen samen een trilemma. Daarin wil het HBO primair inzetten op de kwaliteit van het eindniveau en dat zorgt voor hogere uitval vanuit de MBO-instroom, zoals bij de Pabo’s te merken is.

Bormans schetste dit zo: “Vroeger speelde de MBO’er hier een thuiswedstrijd. De Havist had moeite. Die had die beroepsgerichte achtergrond en attitude vaak nog niet. Dat is nu omgedraaid. We zijn scherper geworden op het niveau en cognitieve elementen en dat maakt het voor MBO’ers moeilijker. De Havist speelt dat de thuiswedstrijd en de MBO’er gaat nat op het reflectief vermogen dat van de professional van vandaag vereist wordt.”

Veel nog onbekend

Bij de inzet op kwaliteit binnen dit trilemma “steunt de minister de hogescholen,” zegt OCW nu expliciet.  Een zo hoog mogelijk rendement “op instellingsniveau” acht zij niet “de kern van studiesucces.” Dat vergt veel van de hogescholen, want “voor de instellingen zal het van cruciaal belang zijn om te werken vanuit een heldere visie op wat onderwijskwaliteit is, hoe het beste uit iedere student gehaald kan worden en hoe dat bij kan dragen aan individueel studiesucces.”

De minister moet erkennen dat op dit terrein eigenlijk nog veel onhelder is en de kennis nog maar beperkt aanwezig en ontwikkeld is. Ook het Onderwijsverslag biedt nog weinig aanvullende inzichten. Wel is uit eerder onderzoek duidelijk geworden, dat “een steunende thuisomgeving een belangrijke factor is om uitval in de eerste maanden op het hbo tegen te gaan. Vooral bij eerstegeneratiestudenten ontbreekt deze omgeving die kan uitleggen hoe het werkt in het hbo.”

Een andere oorzaak is volgens de minister een verkeerde studiekeuze, ingegeven door verkeerde keuzemotieven van studenten. “We zien nog te vaak dat studenten om verkeerde redenen voor het hbo kiezen; status en inkomen spelen een belangrijke rol bij de keuze om door te studeren, zichzelf te jong vinden om te gaan werken en/of de wens van ouders om verder te studeren.”

Rijke leeromgeving

“Studenten kiezen dus niet altijd om inhoudelijke redenen. Dat brengt risico’s met zich mee. Wat we ook zien is dat betrokkenheid bij de opleiding en of hogeschool een positief effect heeft op het studiesucces van een student; hoe meer hij of zij zich betrokken voelt, hoe groter de kans dat hij of zij succesvol zal zijn.”

“Het is daarom van groot belang dat studenten om de juiste redenen kiezen voor het hbo en dat dit een weloverwogen keuze is. Anders is de kans op uitval groot. Evenzeer is het van belang dat hogescholen een omgeving creëren waarin studenten zich thuis voelen en waarin studenten en docenten gezamenlijk vanuit wederzijdse verwachtingen werk maken van de invulling van een rijke leeromgeving.”

Wat vindt werkveld eigenlijk?

De gebrekkige kennis en inzichten in de ontwikkeling en resultaten van het beroepsonderwijs blijken ook uit een ander punt, waarnaar de Kamer in de Beleidsdoorlichting verder over door vroeg. Wat het afnemend werkveld feitelijk vindt van de MBO-uitstroom in de praktijk, is nauwelijks bekend. OCW meldt simpelweg dat “op dit moment er nog geen bruikbare meetresultaten [zijn] van de tevredenheid van werkgevers.”

Van een instrument dat hiervoor zou moeten dienen is in 2015 een proefneming gedaan in de vorm van een pilot. Scholen en bedrijven moesten daaruit echter constateren, “dat het instrument nog niet gereed was voor en brede implementatie.” De reden daarvan was dat het toepassen van de methodiek in de pilot ertoe leidde, dat “de administratieve belasting voor scholen bij deze meetwijze erg hoog is.” SBB werkt daarom nu bij leerbedrijven aan een alternatief, waarvan de resultaten eind 2016 verwacht worden.

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK