Vraagtekens bij borging

Nieuws | de redactie
29 maart 2016 | De uitvoerder van veel visitaties voor de accreditatie van opleidingen in het HBO, NQA, is niet onverdeeld gelukkig met de trends in de HO-borging. “Hierdoor komen de student en de docent nog verder af te staan van waar het eigenlijk om gaat: samen goed en innovatief onderwijs vormgeven.”

De kwaliteitsexperts van NQA hebben hun ervaringen en denklijnen daarom op een rij gezet. Zo hopen zij de verdere invulling van de pilot rond instellingsaccreditatie nog enige richting mee te geven waar de praktijkmensen inzake de borging van opleidingen baat bij hebben. Lees hier de bijdrage daartoe.

“Instellingsaccreditatie, opleidingsaccreditatie, beide of iets er tussenin? Sinds enige tijd wordt er in de politiek druk gediscussieerd over accreditatie binnen het hoger onderwijs. De motie-Rog gaf in het najaar van 2013 de aftrap met de vraag hoe de administratieve lastendruk van het accreditatiestelsel kan worden verlaagd.

Minister Bussemaker gaf hieraan gehoor met een voorstel voor een accreditatiestelsel 3.0 dat meer is vormgegeven vanuit vertrouwen, met een beter evenwicht tussen ervaren lasten en baten, waarin de student centraal staat en waarbij er meer eigenaarschap is voor docenten. Zij stelde een pilot instellingsaccreditatie voor. Dit voorstel stuitte echter op felle kritiek in de Tweede Kamer, waarna de minister haar plannen bijstelde. Zij zet nu in op de volgende twee sporen.

Twee sporen van OCW

In het eerste spoor wordt optimalisatie van het huidige accreditatiestelsel nagestreefd. Als een instelling via de Instellingstoets Kwaliteitszorg (ITK) heeft aangetoond dat de kwaliteit op instellingsniveau voldoende wordt geborgd, kan worden volstaan met een beperkte opleidingsbeoordeling. Opleidingen van instellingen zonder ITK worden volgens de uitgebreide opleidingsbeoordeling beoordeeld. De minister heeft de NVAO verzocht om de mogelijkheden voor optimalisatie van dit huidige accreditatiestelsel nader uit te werken.

Het tweede spoor betreft een pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie, een idee van de gezamenlijke fracties van de VVD, GroenLinks en SP. Deze pilot vormt een compromis tussen de twee uiterste standpunten in de Kamer, namelijk accreditatie op uitsluitend instellingsniveau enerzijds en het leggen van het zwaartepunt op opleidingsaccreditatie anderzijds. In deze pilot worden instellingen net als in het eerste spoor via de ITK geaccrediteerd.

Opleidingen worden vervolgens nog beperkter dan nu beoordeeld. Het voorstel is om alleen de beoogde eindkwalificaties (standaard 1) en het gerealiseerde eindniveau (standaard 4) te boordelen. De onderwijsleeromgeving (standaard 2) en de toetsing en beoordeling (standaard 3), worden bij deze pilot niet meer formeel in de beoordeling meegenomen.

Om toch te kunnen voldoen aan de Europese kwalificatierichtlijnen zoals vastgelegd in de European Standards and Guidelines for Quality Assurance in the European Higher Education Area (ESG), moeten opleidingen na de formele beoordeling over de onderdelen onderwijsleeromgeving en toetsing en beoordeling (standaarden 2 en 3) in dialoog treden met peers. Los van de bovengenoemde plannen wil de minister bovendien de mogelijkheden van een studentenpanel als onderdeel van het accreditatieproces in kaart brengen.

Waarom niet enthousiast?

Wat vindt NQA van de 3.0 varianten? Om kort te gaan: NQA is om de volgende redenen niet enthousiast over de plannen.

Via het studentenpanel lijkt de minister haar doel te willen bereiken om de student meer centraal te zetten. In het studentenpanel zouden externe studenten en studenten van de opleiding informeel – zonder aanwezigheid van docenten en bestuurders – kunnen praten over hun onderwijs. NQA onderschrijft de waarde van studenten in het accreditatieproces, maar in het huidige accreditatiestelsel krijgt dit al vorm door een studentlid in elk visitatiepanel en in de gesprekken van het visitatiepanel met studenten en afgestudeerden, waaronder ook specifiek met de opleidingscommissie. NQA ziet daarom weinig toegevoegde waarde in een extra studentenpanel.

 Meer principieel vraagt NQA zich af of het accreditatiestelsel wel het juiste instrument is om de inspraak van studenten te vergroten. NQA ziet meer in het goed invullen van de posities van de reguliere organen, zoals medezeggenschapsraad en opleidingscommissie waarin studenten participeren. Het eventueel vergroten van de inspraak van studenten moet in de ogen van NQA via de Wet Versterking Bestuurskracht binnen de staande organisatie geïmplementeerd worden.

Docenten niet meer eigenaar zo

In de pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie worden de huidige onderdelen onderwijsleeromgeving (standaard 2) en toetsing en beoordeling (standaard 3) niet beoordeeld door de NVAO (alleen besproken in een informele dialoog hierover met peers). Deze onderdelen van de beoordeling raken nu juist het eigenaarschap van studenten en docenten. Het wegvallen van deze standaarden staat dus haaks op het streven van de minister om de student centraler te stellen en om docenten meer eigenaar van het proces te maken.

De ITK is destijds ingezet om een lichtere opleidingsaccreditatie (beperkte opleidingsbeoordeling) mogelijk te maken. De invoering van de ITK heeft echter niet gezorgd voor een verlaging van de ervaren lastendruk, maar eerder voor een verhoging, omdat op twee niveaus (instelling en opleiding) een accreditatie moet plaatsvinden.

De pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie heeft nog steeds ditzelfde euvel. NQA hoort van veel instellingen dat de ITK bureaucratiseert en protocolleert en NQA onderschrijft dit. Hierdoor komen de student en de docent nog verder af te staan van waar het eigenlijk om gaat: samen goed en innovatief onderwijs vormgeven. Zo werkt de ITK de beoogde kwaliteitscultuur dus eerder tegen dan dat deze de kwaliteitscultuur stimuleert.

Voldoende waarborg?

Uitgangspunt bij de pilot is dat het behalen van de ITK een voldoende waarborg biedt voor het  in control zijn van de instelling en de opleidingen. Op basis van verdiend vertrouwen worden daarom de onderwijsleeromgeving (standaard 2) en de toetsing en beoordeling (standaard 3) niet meer formeel beoordeeld. Deze aanname strookt niet met de realiteit. Uit onderzoek blijkt dat een groot deel van de onvoldoende beoordeelde opleidingen wordt aangeboden aan een instelling die de ITK behaald heeft.

Eind 2014 is het beoordelingsprotocol van de NVAO gewijzigd. Toetsing en beoordeling hebben een eigen plek in het protocol gekregen en wegen zwaarder dan voorheen mee in het eindoordeel. Ook gelden er sindsdien zwaardere eisen aan de panelsamenstelling op het gebied van toetsdeskundigheid. Dit is niet zonder reden gebeurd en het is dan ook verwonderlijk dat bij de pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie juist de formele beoordeling van de toetsing en beoordeling komt te vervallen.

Geen lastenverlichting

Bij de pilot moeten opleidingen na de formele beoordeling in dialoog treden met peers over de onderwijsleeromgeving en de toetsing en beoordeling met het oog op mogelijke verbeteringen. Om deze dialoog goed te kunnen voeren, zullen opleidingen naar verwachting dezelfde documenten moeten opleveren als die ook in het huidige stelsel worden opgevraagd bij visitaties. Waar zit dan de winst voor de opleidingen?

Ook in de huidige aanpak met visitatiegroepen zit een lastenverzwaring voor opleidingen. De eis van de NVAO om (vrijwel) dezelfde beoordelingspanels per visitatiegroep in te zetten, vraagt veel overleg en afstemming. Die inspanning afgezet tegen de opbrengsten die aan het werken met visitatiegroepen wordt toegedicht is om diverse redenen op zijn zachtst gezegd discutabel. Kortom: de pilot instellingsaccreditatie met lichte opleidingsaccreditatie komt niet/nauwelijks tegemoet aan de oorspronkelijke ambities van de minister, ook de voordelen voor instellingen en opleidingen zijn zeer beperkt dan wel afwezig.

Vraagtekens bij aannames

Los van bovengenoemde kritiekpunten op de plannen van de minister plaatst NQA ook meer fundamenteel vraagtekens bij de aannames die ten grondslag liggen aan de discussie over de accreditatie 3.0. NQA vraagt zich af of de ervaren lastendruk wel is toe te schrijven aan het huidige accreditatiestelsel. Een bezoek van een opleiding door een visitatiepanel neemt doorgaans immers slechts één dag in beslag. Wat de opleiding moet aanleveren is een kritische reflectie van vijftien pagina’s en een aantal reeds bestaande documenten, zodat het visitatiepanel zich kan voorbereiden op het bezoek. Het gaat hier om fundamentele basisdocumenten en informatie waarover een opleiding toch al zou moeten beschikken, als zij in control is.

Het bij een visitatie opgevraagde materiaal kan dus nauwelijks extra bureaucratische lasten met zich meebrengen. Ook het schrijven van een vijftien pagina’s tellende kritische reflectie zou voor een opleiding die in control is niet een al te zware opgave hoeven zijn. Activiteiten die indirect ook vaak worden toegeschreven aan de lastenverzwaring door het accreditatiestelsel zijn midtermreviews en andere evaluaties die opleidingen voorafgaand aan een visitatie organiseren. Inderdaad gaan hier tijd en inspanningen in zitten. Maar zou een opleiding deze tussentijdse evaluaties niet ook (moeten) doen als er geen accreditatie zou zijn?

Overdaad uit onvermogen

NQA ziet dat opleidingen die minder in control zijn, meer lastendruk ervaren. Als een visitatie in zicht komt, kan men tot de conclusie komen dat de zaken niet voldoende op orde zijn. Dan moeten in een relatief korte periode opeens veel zaken worden opgepakt. Het gevolg is een piekbelasting.

Een andere niet te onderschatten factor is dat sommige opleidingen onzeker zijn over de visitatie. Er hangt immers veel vanaf. NQA merkt dat veel opleidingen deze onzekerheid proberen te pareren door veel en soms onnodige documenten te produceren en aan te leveren en een veel te omvangrijke kritische reflectie te schrijven.

NQA heeft meer vertrouwen in een accreditatiestelsel waarin uitsluitend beoordeeld wordt op basis van de beperkte opleidingsbeoordeling zoals die momenteel is vorm gegeven, inclusief de mogelijkheid van een hersteltraject. Het hersteltraject werpt duidelijk zijn vruchten af, de kwaliteit van de meeste opleidingen is na een hersteltraject aanzienlijk verbeterd.

De uitgebreide opleidingsbeoordeling, die inmiddels sterk op de beperkte opleidingsbeoordeling lijkt, zou volgens NQA moeten worden afgeschaft. De ITK heeft geen toegevoegde waarde, maar heeft wel allerlei negatieve consequenties, waaronder lastenverzwaring. De ITK zou daarom eveneens kunnen worden afgeschaft. Dit zou in de ogen van NQA pas een echte reductie van de lasten betekenen.

Om tot een verdere lastenverlichting te komen gaat NQA experimenteren met een ‘kritische reflectie-light’. De bestaande documenten worden dan vergezeld van een zeer beknopte reflectie (à la een pitch) over de kwaliteit van de opleiding en de toekomstplannen, waarmee nog steeds wordt voldaan aan de ESG-richtlijnen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK