Meedeinen maakt slechte wetten

Nieuws | de redactie
5 april 2016 | De Raad van State is buitengewoon kritisch over allerlei experimenten die worden doorgevoerd binnen het onderwijsbeleid. Die zorgen er voor, dat beleid veranderd kan worden zonder dat de wet die de basis legt voor beleid hoeft aangepast. "De meest luidruchtige groeperingen" maken dan de dienst uit.

In het jaarverslag van de Raad van State haalt de Raad uit naar de manier waarop wetgeving de laatste jaren tot stand komt. “Politiek-bestuurlijke overeenstemming en juridische besluitvorming vallen steeds meer samen. Voorheen werd het juridisch, praktisch en bestuurlijk haalbare en mogelijke verkend om tot politieke keuzen te komen. Nu gaat politieke overeenstemming vaak vooraf aan toetsing van wat volgens het recht en in de praktijk mogelijk en haalbaar is.”

Meest luidruchtige weinig doordacht

Een bezwaar tegen het laten meebewegen van regelgeving met maatschappelijke veranderingen, is dat de regels dan hun functie van houvast verliezen, schrijft de Raad. “Regels bieden minder maatschappelijke zekerheid als zij na korte tijd weer veranderen. Bovendien dreigt dan al gauw de regelgeving te gaan prevaleren die in het belang is van de sterkste of meest luidruchtige maatschappelijke groeperingen. Wetgeving die meedeint op wisselende ontwikkelingen of veranderende politieke meerderheden, roept het beeld op van weinig doordachte wetgeving die zonder nadenken wordt uitgevaardigd.”

Hiervan geeft men een uitermate pikant voorbeeld in een voetnoot. In die noot bij het jaarverslag wordt expliciet gewezen naar de casuïstiek waarmee OCW de rector van de Islamitische Universiteit wilde aanpakken. Dit zat in een wetsvoorstel over titulatuur en naambescherming en dat had toch weinig van doen met de perikelen rond één functionaris van één niet-bekostigde instelling, moppert men impliciet nog eens.

Ook worden experimenten binnen een wettelijk kader steeds vaker misbruikt om onder bestaande wetgeving uit te komen. “Het doel van experimentele wetgeving is proefondervindelijk vast te stellen of een bepaald instrument een bijdrage kan leveren aan het oplossen van een maatschappelijk probleem. Deze doelstelling lijkt inmiddels te wijzigen. Steeds vaker kiest de wetgever voor de vorm van een experiment om te voorkomen dat de wet moet worden aangepast.”

Afbreuk aan karakter

Hier wordt nadrukkelijk gewezen op de regelgeving van de zijde van het ministerie van OCW. “Over een aantal andere voorstellen voor experimentele wetgeving was de Afdeling advisering niet onverdeeld positief. Het Besluit experiment promotieonderwijs, dat in plaats komt van een in 2013 ingediend wetsvoorstel, maakt het voor universiteiten mogelijk om studenten die willen promoveren promotieonderwijs aan te bieden zonder hen de status van werknemer te geven.”

“De meerwaarde van het experiment is onduidelijk, omdat universiteiten inmiddels al op ruime schaal promotieonderwijs aanbieden, nadat de rechter in afwijking van eerdere beslissingen in 2014 een dergelijke constructie toestond. Tijdens de looptijd van het experiment kunnen ongeveer 4.000 promotiestudenten promoveren. Afgezet tegenover de 8.714 promovendi die in 2014 werkzaam waren als werknemer, duidt dit op een omvangrijk experiment. “

Daarom vraagt de Raad van State zich af in hoeverre hier nog sprake is van een experiment. “Dit doet afbreuk aan het experimentele karakter van de maatregel. Ten slotte laat het ontwerpbesluit de inhoud en duur van het promotieonderwijs over aan de universiteiten. De diversiteit die hierdoor kan ontstaan, gaat ten koste van de doelstelling van het experiment. De Afdeling adviseert randvoorwaarden op te nemen om de kwaliteit van het promotieonderwijs te kunnen garanderen.”

Waarom moest dit?

Dit soort wetgeving ondermijnt soms ook de helderheid van verantwoordelijkheden, waarschuwen Donner en de zijnen. “In een aantal voorstellen is een meldplicht geïntroduceerd voor de interne toezichthouder. Op grond van deze meldplicht moet een interne toezichthouder bij wanbeheer direct een melding doen bij de Inspectie. Dit kan leiden tot onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.”

Hier verwijst men nog eens expliciet naar Bussemakers voorstellen in de wet Versterking Bestuurskracht. Die deugden echt niet, want “actief handelen van de Inspectie van het onderwijs terwijl de interne toezichthouder aan zet is, geeft onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de interne toezichthouder. De toelichting [van OCW daarop] maakt niet duidelijk of de verantwoordelijkheden van de interne en externe toezichthouder overlappen, complementair zijn aan elkaar of geheel van elkaar zijn gescheiden. Onduidelijk is waarom deze meldplicht noodzakelijk zou zijn ter aanvulling van de bestaande wetgeving.”

Met een bijna hoorbare zucht constateert de Raad van State dat uiteindelijk “de Tweede Kamer de meldplicht bij amendement uit het wetsvoorstel [heeft] geschrapt.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK