HBO-student vaker internationaal mobiel

Nieuws | de redactie
25 augustus 2016 | In 2014 formuleerden hoger onderwijsinstellingen hun ambities op het gebied van internationalisering. Eén van de uitdagingen is het stimuleren van ‘uitgaande studiepuntmobiliteit’. De Vereniging Hogescholen becijfert dat 22% van de studenten in het HBO buitenlandervaring opdoet.

De Vereniging Hogescholen heeft de studiepuntmobiliteit op hogescholen onderzoek. “Onder studiepuntmobiliteit worden studenten verstaan die in het kader van hun studie aan een Nederlandse hoger onderwijs instelling voor een (korte) periode naar het buitenland gaan om daar te studeren, stage te lopen en/of onderzoek te doen.”

Internationale vaardigheden opdoen

Hoewel de HO-koepel in het onderzoek stelt dat studiepuntmobiliteit geen doel op zich is, het is “een van de vele vormen is waarin internationale vaardigheden door studenten worden opgedaan.” Niettemin wordt studiepuntmobiliteit aangemoedigd op hogescholen, omdat uit onderzoek van onder meer EP-Nuffic en de Europese Commissie blijkt dat deze ervaringen een bijdrage leveren aan de internationale en interculturele vaardigheden van studenten.

In het onderzoek ‘Studiepuntmobiliteit in het HBO’ wordt gekeken hoe de hogescholen er cijfermatig voor staan op het gebied van studiepuntmobiliteit en wat er wordt gedaan om studenten te stimuleren een deel van hun studie in het buitenland te gaan doen. Ook wordt gekeken naar de docentmobiliteit.

Uit cijfers van het ROA blijkt dat het aantal studenten in het HBO dat de afgelopen jaren een stage of deel van de studie in het buitenland deed van 2005 tot 2013 licht is gestegen (van 18,3% tot 22,3%). Dat is in lijn met de Bolognadoelstellingen waarin gesteld werd dat in 2020 20% van de studenten buitenlandervaring moeten hebben opgedaan. Verschillen tussen studiedomeinen zijn er wel. Economiestudenten gaan beduidend vaker op pad dan hun collega’s bij Gedrag en Maatschappij.

Emancipatoire rol voor HBO

De Vereniging Hogescholen ziet nog wel een emancipatoire rol voor zichzelf waar het gaat om het stimuleren van buitenlandervaring opdoen. “Uit onderzoek van EP-Nuffic (2016) blijkt dat studenten met hoog opgeleide ouders anderhalf keer vaker een buitenlandverblijf plannen en realiseren dan eerste generatie studenten. Hogescholen zijn zich ervan bewust dat het bevorderen van de eerste generatie studenten een andere aanpak vergt.”

Er zijn verschillende manieren waarop hogescholen hun studenten aanmoedigen de stap te wagen om ook in het buitenland een stage of deel van de studie te volgen, zo blijkt uit een rondgang langs de international offices van hogescholen.  Zo is een buitenlandstage bij de HAS Den Bosch een verplicht onderdeel van het curriculum en zorgt ArtEZ veelal voor maatwerk als het aankomt op studenten die naar het buitenland willen om met een specifieke ontwerper of kunstenaar samen te werken.

Kostenplaatje als struikelblok

Grootste belemmering voor internationalisering blijft nog altijd het kostenplaatje. Hoewel er beurzenprogramma´s zijn als Erasmus+ en het Holland Scholarship programma blijft het lastig voor studenten om een half jaar in het buitenland financieel te bolwerken. Elf hogescholen in Nederland komen hun studenten daarin tegemoet met een eigen beurs.

De Vereniging Hogescholen dat Nederlandse hogescholen – ook internationaal – tot de koplopers behoren waar het gaat om studiepuntmobiliteit. Dat betekent niet dat hogescholen stil zitten en ook de HO-koepel ziet punten waar aandacht aan besteed zou kunnen worden. Zo mag er meer zicht komen op de mate van uitgaande mobiliteit, mag de emancipatoire rol van het HBO niet veronachtzaamd worden, moeten hogescholen hun kennis uitwisselen over de omgang met beurzen en kan buitenlandervaring nog meer ingezet worden bij de professionalisering van docenten. 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK