Turkse onrust raakt kernopdracht onderwijs

Nieuws | de redactie
14 september 2016 | Hoe gaan onderwijsinstellingen om met de onrust in Turkije die ook Nederland raakt? Voor de HvA-faculteit Onderwijs en Opvoeding is die vraag aanleiding de kernopdracht van het onderwijs kritisch te bezien. “Jongeren leren omgaan met controversiële onderwerpen is een maatschappelijke opdracht.”

“De invloed van politieke spanningen in Turkije rond de Gülen-beweging is ook in de Nederlandse Turkse gemeenschap merkbaar. Maar daar blijft het niet bij. De spanningen kunnen ook gevolgen hebben voor scholen waar leerlingen met een Turkse achtergrond vertegenwoordigd zijn. Scholen staan immers midden in de samenleving. Onvermijdelijk leiden zulke spanningen tot ideologische en politieke discussies op het schoolplein of in de klas. Dat roept de vraag op wat scholen, schoolleiders, leraren en pedagogische professionals aan moeten met deze discussies. 

In de eerste plaats lijkt het verstandig het probleem niet groter te maken dan het is. Een deel van de gemeenschap van Turkse Nederlanders voelt zich misschien niet of nauwelijks betrokken bij het conflict en voelt ook geen noodzaak daarin partij te kiezen. Het lijkt dus verstandig de kwestie niet aan de orde te stellen als daartoe vanuit leerlingen geen aanleiding wordt gegeven. 

Tegelijkertijd wordt iedere school vroeg of laat wel geconfronteerd met maatschappelijke spanningen of discussies over controversiële onderwerpen, zoals de Holocaust, homoseksualiteit, Zwarte Piet of het conflict tussen Israël en Palestina. Scholen hebben de belangrijke maar ingewikkelde opdracht om dit soort onderwerpen op een verantwoorde manier te behandelen en daarmee een bijdrage te leveren aan de burgerschapsvorming van hun leerlingen. In dat opzicht raakt de Turkse onrust een fundamentele opdracht van ons onderwijs. 

Pedagogische opdracht 

In de eerste plaats heeft het onderwijs de pedagogische opdracht om binnen de school met elkaar de dialoog aan te gaan, om met elkaar verbinding te zoeken en op elkaar betrokken te blijven. Daarbij gaat het niet alleen om discussies in de klas, maar ook om discussies met ouders. Daarbij lijkt het verstandig om het gezamenlijke Nederlands burgerschap als uitgangspunt te nemen. 

Het is onze overtuiging dat burgerschap niet vanzelf ontstaat, maar door onderwijs moet worden aangeleerd en versterkt. Dat kan, zeker wanneer er controversiële onderwerpen aan bod komen, door nadruk te leggen op enkele spelregels van het democratisch burgerschap die de basis vormen waarop wij in Nederland samenleven: 

–          Iedereen heeft het recht om te denken en geloven wat hij wil en daar vrij uiting aan te geven. We luisteren dus naar elkaar en laten iedereen in zijn waarde. In de klas en op het schoolplein wordt de discussie met respect voor elkaar gevoerd en krijgt iedereen de kans zijn verhaal te doen. Dat lijkt ook een verstandig eerste advies aan scholen: laat iedereen zijn zegje doen en bewaak de orde zodat iedereen ook de kans krijgt iets te zeggen.

–          Democratische vrijheden gelden voor iedereen in gelijke mate. Dat houdt in dat geen enkel standpunt als vanzelf ‘beter’ is dan dat van een ander. Ieder religieus, areligieus of politiek standpunt mag dus gehoord worden en is in principe evenveel waard.

–          We maken geen gebruik van bedreigingen en ongefundeerde verdachtmakingen. Die houden namelijk in dat democratische vrijheden geen kans krijgen, omdat mensen dan bang worden om ergens voor uit te komen. Het lijkt verstandig als leraren dit ook op deze manier uitleggen.

–          We baseren onze uitspraken op goede argumenten en betrouwbare informatie. Nadat bovenstaande basisregels in acht zijn genomen, is het belangrijk na te gaan waar bepaalde ideeën vandaan komen. Als iemand iets beweert, vraag dan om verduidelijking en vervolgens om de reden waaróm iemand iets denkt. In de huidige informatiemaatschappij stellen we ons op de hoogte via een grote variëteit aan informatiebronnen die allerlei kanten van het nieuws belichten. Het is dus van belang dat leraren leerlingen leren dat informatiebronnen altijd gekleurd zijn en dat het van belang is meerdere bronnen naast elkaar te leggen.

Didactische opdracht

In de tweede plaats heeft het onderwijs een didactische opdracht met betrekking tot het ontwikkelen van competenties ten aanzien van burgerschap in de Nederlandse samenleving. In het onderwijs moet meer nadruk komen te liggen op wat ons bindt dan op wat ons scheidt. Om samen in dit land te kunnen leven, is het nodig dat bovenstaande houdingen en gedragsregels niet alleen worden beoefend, maar ook dat de achtergronden ervan worden uitgelegd en begrepen. 

Ook kunnen leraren meer nadruk leggen op oriëntatie op het woonland Nederland zodat leerlingen daaraan identiteit ontlenen en niet uitsluitend aan het land van herkomst van hun voorouders. We moeten leerlingen en studenten de kans geven ‘gewoon Nederlander’ te zijn als zij daarvoor kiezen en hen niet aanspreken op hun etnische identiteit. Daarmee wordt immers onnodig een tegenstelling gecreëerd tussen verschillende etnische en culturele groepen, terwijl we in de eerste plaats allemaal Nederlanders zijn. 

Professionele opdracht 

In de derde plaats is er een professionele opdracht. Om over de huidige maar ook toekomstige spanningen het gesprek te kunnen voeren met jongeren, moeten leraren en pedagogisch medewerkers zich verdiepen in de achtergronden en contexten van controversiële thema’s. Dat kunnen we niet van iedere leraar, lerarenopleider of pedagoog individueel verwachten. Omgaan met controversiële onderwerpen en politieke discussies is een taak voor een team als geheel.

Maatschappelijke opdracht 

In de huidige samenleving zijn de drie genoemde opdrachten onontkoombaar. Tegelijk leggen ze een grote druk op leraren en pedagogen. Om die reden moeten educatieve opleidingen in hun curricula aandacht besteden aan deze kernopdracht en werkbare en adequate aanpakken ontwikkelen om aan deze problematiek het hoofd te bieden. Maar dat alleen is niet voldoende. Jongeren leren omgaan met controversiële onderwerpen is een maatschappelijke opdracht en daarmee een opdracht voor iedereen in onze samenleving. We mogen leraren niet met lege handen laten staan.” 

Ietje Veldman, Ron Oostdam, Arie Wilschut, Marco Snoek, Ruben Fukkink, Monique Pijls, Louise Elffers, decaan en lectoren van de Faculteit Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam.

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK