Hoog tijd voor een doorbraak!

Opinie | door Ad de Graaf
23 november 2016 | Vandaag publiceert Ad de Graaf zijn essay ‘Hogescholen voor een lerend leven: tijd voor een doorbraak’. Hij rekent daarin af met het ingesleten dogma: leven lang leren = deeltijd. Het hbo moet pragmatischer omgaan met de uitdaging, en kijken naar de levensfase waarin student zit.
Foto: Kai Schreiber

Het ‘leven lang leren’ is een  hoofdpijndossier! “Kijk nou eens naar die deeltijd opleidingen bij hogescholen, steeds minder studenten. Dat kan echt niet, we moeten er iets aan doen, het moet anders!” Aldus de nationale beleidsmakers.

Zij zorgen voor twee experimenten met meer flexibiliteit in de programmering van het deeltijd onderwijs waardoor  meer studenten zich inschrijven en na een flexibel traject het diploma halen. Het gaat immers om opleidingen, niet om cursussen.

Helaas, over een aantal Jaren zal blijken dat kostbare tijd is verloren omdat de geformuleerde doelen niet zijn gerealiseerd.  En dat is niet zo vreemd omdat de plannen zijn gebaseerd op (tenminste) twee denkfouten.

Leven lang leren is niet hetzelfde als deeltijd

De eerste fout is dat een soort ‘gelijkteken’ is aangebracht tussen deeltijd hoger onderwijs en het brede scala van het ‘leven lang leren’. Terwijl we weten dat een lerend leven veel meer is dan het volgen van een volledige deeltijdopleiding die afgerond wordt met een diploma.

Want we hebben mbo’ers die op latere leeftijd een graad willen halen waar een civiel effect aan is verbonden, maar er zijn ook mbo’ers (of anderen) die op latere leeftijd misschien geen graad willen halen, maar wel degelijk behoefte hebben aan cursussen op hbo-niveau. Ook zijn er alumni die zich met cursussen op de hoogte willen stellen van nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied.

Wie weet wordt het hoger onderwijs wel zo duur dat steeds meer jonge studenten op hun 18e kiezen voor een deeltijdopleiding als tweede weg  om studieschulden te voorkomen. En laten we niet vergeten: het informele leren is vaak een verrijking in een lerend leven.

De tweede fout ligt in het verlengde van de eerste. Uitgangspunt van de beleidsmakers is dat het formele onderscheid tussen voltijd- en deeltijdonderwijs vertrekpunt moet zijn voor een plan dat de rol van de hogescholen versterkt. Maar ook dat is toch echt een illusie. Wat is voltijd? Wat is deeltijd? Is een hoge mate van blended learning met afstandsonderwijs per definitie deeltijd? Ook als de studiebelasting misschien wel 30 uur per week is? Mag een hogeschool een voltijds programma aanbieden van bijvoorbeeld 15 contacturen per week,  verspreid over de maandagavond, de vrijdag en de zaterdag?

Doelgroepen

Het is veel beter om uit te gaan van het onderscheid tussen jong volwassenen (18+) die een initiële opleiding willen volgen en werkenden/werkzoekenden (bijvoorbeeld 30+) met een specifieke scholingswens die aansluit bij hun ervaring en wens om zich verder te ontwikkelen. Dat doet recht aan de verschillen tussen de doelgroepen, het laat het achterhaalde onderscheid voltijd – deeltijd achter zich en het biedt de mogelijkheid een onderscheid aan te brengen tussen het onderwijs waarvoor primair de overheid een publieke verantwoordelijkheid draagt en onderwijs met een gemengd publiek-private verantwoordelijkheid. En ondanks het altijd arbitraire karakter van een leeftijdsgrens biedt dit een veel realistischer perspectief.

Uiteenlopende doelgroepen genereren een eigen cultuur en hebben belang bij een op hen toegesneden programma, structuur, pedagogisch klimaat en infrastructuur. Het is ondenkbaar dat Biesta’s drie functies van het onderwijs (kwalificatie, socialisatie en persoonswording) dezelfde invulling krijgen bij de initiële opleidingen als bij het ‘leven lang leren’. Oftewel, de 20-jarige mbo’er die doorstroomt naar het hbo, geen studieschuld wil opbouwen en kiest voor een deeltijd opleiding is onvergelijkbaar met de 32-jarige mbo’er die promotie wil maken, nog wel een bachelorgraad wil behalen en door zijn ervaringen een groot aantal vrijstellingen krijgt.

Opleiding en cursus

Zoals gezegd bestaat het ‘leven lang leren’ uit veel meer dan het behalen van diploma’s en graden. Probleem is nu dat in het publieke domein hogescholen geen onderdelen van opleidingen als cursus en module mogen aanbieden. Althans, vanwege de concurrentieverhoudingen met het private onderwijs mag dat niet met overheidsbekostiging.

Nu weten we dat jong-volwassenen veel meer zijn gericht op met een graad af te ronden opleidingen, terwijl dat in het ‘leven lang leren’ minder het geval is.  Wanneer het onderscheid voltijd-deeltijd wordt ingeruild voor het onderscheid initieel en  post-initieel ontstaan betere mogelijkheden voor arrangementen die zijn toegesneden op deze verschillende doelgroepen.

Wie betaalt wat?

Bij het leven lang leren is een belangrijke vraag: wie betaalt het eigenlijk? Het ontwijken van die vraag heeft zo zijn voordelen in een ‘freischwebend discours’  maar leidt vervolgens tot onhaalbare plannen. Het initiële hoger onderwijs behoort tot het publieke domein dat (met uitzondering van het collegegeld) door de overheid wordt bekostigd.

De wetgever heeft bepaald dat elke Nederlander recht heeft op één door de overheid bekostigde bachelor- en masteropleiding. Aparte cursussen bekostigt de overheid niet en behoren niet tot het publieke domein. Wel zijn er fiscale faciliteiten. Het onderscheid naar initieel en post-initieel (geoperationaliseerd door  een op leeftijd gebaseerd beginsel) maakt een interessant arrangement mogelijk. Voor de 18-plusser verandert er niets, ongeacht of in voltijd of deeltijd wordt gestudeerd.

Het is het publieke domein, niets geen vouchers en vraagbekostiging bij de initiële opleidingen. Dit past bij het diplomagerichte onderwijs, de brede oriëntatie op kwalificatie, socialisatie en persoonswording en de noodzaak om maatwerk nauw te verbinden met structuur als belangrijke factor voor studiesucces.

De opleidingsvoucher

Voor de ‘post-initiële’ 30-plusser verandert er wel het een en ander. Daar is sprake van publiek-private financiering. Diegenen die nog geen gebruik hebben gemaakt van hun recht op één door de overheid bekostigde bachelor- en masteropleiding krijgen maximaal 5 vouchers van €1.500 elk waar private financiering (in cash) van eenzelfde bedrag tegenover moet staan.

Anders dan nu, mogen zij die vouchers ook gebruiken voor het volgen van cursussen of modules die niet tot een graad leiden. En zij kunnen die cursussen ook in het niet-bekostigde onderwijs volgen. Diegenen die geen recht hebben op deze vouchers zijn aangewezen op volledig private financiering, met dien verstande dat de overheid over fiscale instrumenten beschikt om het ‘leven lang leren’ te stimuleren.

Ten slotte

In mijn essay ‘Hogescholen voor een lerend leven: tijd voor een doorbraakonderbouw ik mijn conclusie dat de onlangs begonnen experimenten niet tot een doorbraak kunnen leiden omdat die vanuit een nogal traditioneel denkkader zijn bedacht. Of, zoals Huib de Jong, rector Hogeschool van Amsterdam in zijn reactie op mijn essay zo mooi formuleert: “Lerend leven gelijk stellen aan de participatiegraad van deeltijdonderwijs toont aan dat er iets fout is in het conceptuele kader of dat sprake is van onbegrip voor de paradigmatische veranderingen in onze tijd”. En dat is jammer, want als je de tijdgeest niet verstaat, dan verlies je kostbare tijd.

Daarom is het tijd voor een alternatief. Het essay bevat daartoe de bouwstenen.

Ad de Graaf :  Columnist ScienceGuide

Ad de Graaf was jarenlang directeur van de hbo-raad, tegenwoordig de Vereniging Hogescholen. Door oud-minister Bussemaker werd hij bij zijn afscheid de Nestor van het hbo genoemd.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK