‘Nee’ tegen het Haagse, ‘ja’ tegen het lokale

Nieuws | door Tim Cardol
20 december 2016 | Zeven jaar lang was Ron Bormans bestuurslid van de Vereniging Hogescholen. Nu zwaait hij af. “Ik heb echt een drastische omwenteling gezien in onze oriëntatie. Van economisch en privaat georiënteerd naar veel meer waardeoriëntatie. We zijn meer drager van onze maatschappelijke rol geworden."

“Als je – laat ik een veilige marge kiezen – tien jaar geleden vroeg aan iemand bij een opleiding op een hogeschool of universiteit hoe het ging, dan kreeg je vaak te horen: ‘het gaat goed, want we groeien’. Dat was toen de mindset. Kwaliteit afmeten aan de groei van het aantal studenten.”

Ron Bormans blikt terug op een periode waarin het hbo een opmerkelijke gedaanteverwisseling heeft ondergaan. “Dat was niet alleen het hoger onderwijs overigens. Ook in de woningbouw en de ziekenhuizen is het neoliberalisme steeds sterker verankerd geraakt.“

‘Leveringsvoorwaarden’ van het onderwijs

Dat sterke neoliberale denken gaat al langer terug, herinnert Bormans zich. “Ik heb begin 1990 nog aan de wieg gestaan van de Keuzegids. Toen werkte ik als ambtenaar voor onderwijsminister Jo Ritzen. Hij heeft toen het boekje ‘economie van het onderwijs’ geschreven. Daar heb ik nog steeds een helemaal met aantekeningen aangevulde versie van op mijn kantoor staan.”

“De Keuzegids is ook op die gedachte gestoeld,” legt de Hogeschool Rotterdam-voorzitter uit. “Onderwijs is een markt, waarin de student de vragende partij is. Als je optimaal hoger onderwijs wilt, dan moet je zorgen dat de markt rationeel is en dat bevorder je door de ‘klant’ te voorzien van de juiste informatie. De ideologie van de perfecte markt. Het is heel moeilijk voor de student om in het woud van opleidingen een rationele keus te maken. De Keuzegids is daarvoor ontworpen: om hen daarbij te helpen. Het zat hem zelfs in de taal we hanteerden. We hebben in die tijd heel veel discussies gevoerd met de studentenbonden. Daar ging het over ‘leveringsvoorwaarden’, dat is wat we nu de OER noemen: de rechten en plichten van de student.”

Het is die economische benadering die jarenlang dominant is geweest. De fusiegolf van de hogescholen in de jaren tachtig/negentig heeft daar in zoverre een rol bij gespeeld dat ‘die markt’ betreden werd door krachtige ‘spelers’. “Hogescholen waren post-fusie echt hele centraal geleide organisaties, vergis je niet,” zegt Bormans. Dat is ondertussen wel veranderd, “hoewel veel hogescholen nog in een hiërarchische reflex zitten”.

De spanning tussen centraal en autonoom

“Dat levert wel eens spanningen op. Meer ruimte geven aan professionals gaat vanuit die context niet vanzelf, zeker omdat het ruimte geven nooit zonder kaders gaat. Professionals hebben immers een opdracht. Dus zie je op veel hogescholen op dit moment een zoektocht hoe ver die autonomie gaat, hoe ver de decentralisatie gaat en waar de grenzen liggen. Kijk bijvoorbeeld naar de vraag die we ons hier stellen: moet je als hogeschool één BSA norm hanteren? Wij hebben er inmiddels drie, omdat niet iedere opleiding gelijk is. Maar hoe ga je daarmee om? Het is onzinnig om alles maar te decentraliseren.”

De ontwikkeling in het HBO, van centraal georganiseerd naar veel meer autonome eenheden – “gelaagde identiteiten” – is er één van de laatste jaren. Met interesse kijkt Bormans dan ook naar het wo waar decentrale organisatie al veel steviger is verankerd in de faculteiten. “Zij hebben daar natuurlijk wel gewoon 450 jaar mee mogen oefenen, dus het is niet zo gek dat zij daarin verder zijn dan wij.”

De autonomie van professionals waarderen én bewaken kleurt ook de rolopvatting van  de Vereniging Hogescholen, vindt Bormans. En dat is niet gemakkelijk. “Als professional heb je autonomie, maar je bent altijd ingekaderd. Je werk is altijd ingebed in een maatschappelijke opdracht, dat is niet meer dan logisch.” Wat die maatschappelijke opdracht behelst en welke eisen daar aan worden gesteld, wordt vooral regionaal, maar deels ook landelijk bepaald.

“De transitie die we hebben doorlopen heeft er voor gezorgd dat hogescholen ook weer meer lokaal georiënteerd zijn,” vertelt Bormans. “Je hebt steeds vaker lokaal verantwoording af te leggen aan de maatschappelijke partijen waar je mee samenwerkt en dat is wel eens strijdig met het centrale denken. Dus ook een branchevereniging, per definitie spelend op de nationale tafel, moet zichzelf de vraag stellen: waar wil ik me mee bezig houden. In ieder geval met het bepalen van het speelveld waarbinnen hogescholen lokaal hebben te opereren.”

Haagse schijnwerkelijkheid

“Als branchevereniging heb je in Den Haag invloed door wat je zegt. Het is zaak daar gebruik van te maken, want in Den Haag wordt nog op veel punten het speelveld bepaald. Je wilt binnen dat speelveld zo veel mogelijk ruimte creëren voor de lokale context waar je als hogeschool mee te maken hebt. Als de ene hogeschool behoefte heeft aan een hele brede techniekopleiding, moet dat kunnen. En als het lokale bedrijfsleven vraagt om meer specifieke studierichtingen, moet daar ruimte voor zijn.”

Het zijn twee conflicterende werkelijkheden waartussen het nogal eens lastig laveren is. “Er is nogal eens sprake van een Haagse schijnwerkelijkheid waarin correlatie voor causaliteit wordt aangenomen. Dat botst nogal eens met de realiteit.” Bormans is dan ook blij dat hij na zeven jaar wat meer tijd krijgt voor Rotterdam.

Den Haag zal hij wat dat betreft niet direct gaan missen. “Ik heb meer en meer ervaren dat we ‘nee’ tegen de Haagse oplossing moeten willen zeggen en ja tegen de lokale. Ik denk dat iemand als de huidige minister dat ook zo ervaart op basis van haar ervaring bij de Hogeschool van Amsterdam, maar dat zij zich natuurlijk niet zo snel kan onttrekken aan de Haagse werkelijkheid. Ik heb het een stuk makkelijker dan de bewindspersoon. Zij wordt bij ieder incident geacht klaar te staan met een mening, terwijl zo simpel is het gewoon niet. Het is ook heel moeilijk: vertrouwen te hebben in deze harde maatschappelijke context.”

Pabo als voorbeeld

Eén van de opleidingen  die Bormans het vaakst te berde brengt als exemplarisch voor de moderne tijd, is de pabo. “Ik ben de afgelopen jaren steeds vaker over de pabo gaan praten. Van alle opleidingen die we hier hebben fascineert die mij het meest. Er is nergens een zuiverder voorbeeld te vinden van wat er gebeurd is in het hoger onderwijs naar aanleiding van het advies van de Commissie Veerman.”

Enkele jaren geleden kwamen de pabo-opleidingen negatief in het nieuws, omdat de kwaliteit niet aan de maat zou zijn. Er werden harde noten gekraakt en de opleidingen gingen er – de lessen uit Veerman indachtig – mee aan de slag. Twee jaar later kwam minister Bussemaker langs in Rotterdam om taart uit te delen: missie geslaagd. “Zulke dingen zijn echt van groot symbolisch belang.”

Maar met het oplossen van het ene probleem, werpt het volgende zich al op. “Als ik op verjaardagsfeestjes ben vraag ik wel eens aan mensen: ‘wat is volgens jou één van de meest selectieve opleidingen van het HBO?”, lacht Bormans. “Vrijwel niemand weet het, maar de pabo is met alle rekentoetsen en dergelijk één van de meest selectieve opleidingen geworden die er is. We hebben enorme drempels opgeworpen om leraar te worden.”

Het gevolg is dat de pabo’s weer een bolwerk zijn geworden van overwegend witte meisjes. “We hebben het ene probleem – dat van de kwaliteit – grandioos opgelost, maar ondertussen dient het volgende vraagstuk zich al weer aan. Op de pabo zie je het vraagstuk van diversiteit in al zijn glorie in werking.”

A’dam Zuid versus R’dam-Zuid

Het vraagstuk van diversiteit en ongelijkheid drukt in Rotterdam nog nadrukkelijker zijn stempel op het onderwijs dan elders in het land. “Minister Bussemaker herinnert mensen een graag aan dat Rotterdam-Zuid en Amsterdam-Zuid wezenlijk verschillend zijn. Die vergelijking mag ik graag van haar lenen,” vertelt Bormans die soms met verbazing kijkt naar hoe discussies over dit onderwerp plaatshebben.

“Het beleidsdebat heeft zich hier echt in bubbel bevonden. Een half jaar geleden kwam de Onderwijsinspectie met het rapport over ongelijkheid en was iedereen verbijsterd. Maar als je hier in Rotterdam rondloopt zie je wat daar staat beschreven voor je ogen gebeuren. Kansenongelijkheid is nooit weggeweest.”

Eén van de grote problemen die Bormans in de discussie hierover ziet, is wat hij zelf in 2015 al ‘witte diplomafeestjes’ noemde. “We hebben de toegankelijkheid niet gedefinieerd. We hebben altijd gekeken naar hoe divers de studentenpopulatie is die bij ons binnenkomt, maar het gaat er natuurlijk om dat je alle studenten met een diploma de deur uit stuurt. Dit is echt iets waar het onderwijs zelf mee aan de slag moet.”

Ook in de discussie over de prestatieafspraken waar dit soort thema’s – studiesucces, rendement – aan de orde van de dag zijn, ervaart Bormans de gespannen voet waar hogescholen en Den Haag op staan. “Je kunt dit soort vraagstukken niet oplossen met een convenant. Dat betekent ook dat de Vereniging Hogescholen zich anders moet opstellen. Je gaat veel meer van sturend-regisserend naar faciliterend. Dat betekent ook dat je soms nee zult moeten verkopen aan Den Haag.”

Blij is Bormans dan ook hoe de Vereniging Hogescholen zich heeft opgesteld in de discussie rond de prestatieafspraken. De Vereniging heeft getoond de grote diversiteit in eigen gelederen te kunnen bolwerken. “Sinds het rapport-Veerman is er bij de hogescholen het besef ontstaan dat de door Veerman gewenste diversiteit een effect gaat hebben op onze branchevereniging. Je hebt kleine en grote hogescholen, je hebt mono- en multi-sectorale hogescholen, scholen in verschillende regio’s met een onderscheidend economisch en maatschappelijk profiel; scholen die verschillend in de moderne lijstjes staan. De Vereniging Hogescholen moet hen allemaal vertegenwoordigen in Den Haag.”

Een veranderende waardenoriëntatie, een veranderend politiek speelveld en een veranderende rol voor de Vereniging Hogescholen. Ron Bormans was overal bij de afgelopen zeven jaar en vertolkte een stevige rol in het hoger onderwijsdebat. Dat laatste zal hij blijven doen, maar meer nog dan voorheen vanuit Rotterdam. “Ik ga denk ik nog wat nadrukkelijker mijn eigen hogeschool in, want dat is toch waar het gebeurt.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK