Promoveren moet met brede blik

Nieuws | de redactie
30 maart 2016 | Een promotieakkoord met het bedrijfsleven met ruimte voor experimenten kan helpen de gebrekkige voorbereiding op de professionele toekomst van 75% van de promovendi op te vijzelen. José van Dijck (KNAW), Karl Dittrich (VSNU) en Jos Engelen (NWO) pleiten daarom voor zo’n investering in toptalent.

Zij schrijven in een opiniestuk over hun zorgen ten aanzien van de positie bij en voorbereiding van de promovendi op hun ontwikkeling in de arbeidsmarkt en professionele omgeving. Die opleiding is kwalitatief uitstekend, maar houdt nog niet genoeg rekening met de realiteit, dat niet meer dan een kwart van de promovendi later een baan in de wetenschap zal krijgen. “Bijna 75% van de gepromoveerden gaat na het behalen van de doctorsgraad buiten het academische veld aan het werk. Zij zijn daar zeer welkom,” schrijven José van Dijck (KNAW), Karl Dittrich (VSNU) en Jos Engelen (NWO). Maar actueel en relevant daarop voorbereid zijn zij niet ten volle. En dat kan en moet anders en beter.

 

Hun bijdrage hierover leest u hieronder. 

“De wereld wordt steeds ingewikkelder; uitdagingen en problemen complexer. Dat vergt steeds meer hoger opgeleide mensen. Het goede nieuws is dat het Nederlandse promotiestelsel van uitstekende kwaliteit is en  dat de arbeidsmarkt voor gepromoveerden zeer gunstig is. Bedrijven nemen vaker hoger opgeleiden in dienst. In een groot aantal maatschappelijke sectoren, zoals in de hightechsector, is een steeds groter deel van de werknemers gepromoveerd. 

Gepromoveerden zijn dus niet alleen voor de wetenschap van groot belang; ze zijn dat ook voor alle andere segmenten van onze arbeidsmarkt. Bijna 75% van de gepromoveerden gaat na het behalen van de doctorsgraad buiten het academische veld aan het werk. Zij zijn daar zeer welkom. De doorsnee gepromoveerde heeft immers zijn wetenschappelijke talenten en doorzettingsvermogen bewezen door na een volledige universitaire opleiding nog eens vier jaar door te gaan met kennis vergaren – én produceren. Een niet te onderschatten prestatie die een ultiem toegangsbewijs is voor de top van de arbeidsmarkt. Er is onder gepromoveerden dan ook nauwelijks werkloosheid. 

Twee kanttekeningen 

Bij dit goede nieuws maken we twee kanttekeningen. We lopen achter bij de ons omringende landen waar het gaat om het afleveren van aantallen gepromoveerden. In Duitsland, Frankrijk en de Scandinavische landen zijn er veel meer gepromoveerden in de beroepsbevolking. De tweede kanttekening betreft de promotieopleiding zelf: terwijl driekwart van de gepromoveerden buiten het academische veld gaat werken, bereiden de opleidingen hen niet altijd even goed voor op deze nieuwe werkelijkheid. 

Wij vinden dat masterstudenten die een promotietraject overwegen al tijdens hun studie moeten worden geïnformeerd – en zelf informatie moeten vergaren – over de rijkdom aan loopbaankansen buiten de wetenschap. Wie bezig is met promoveren wordt uitgedaagd na te denken over de professionele toekomst en moet daarbij worden geholpen. Natuurlijk blijft de promotieopleiding in de eerste plaats bedoeld voor het opleiden van topwetenschappers, maar dat is dus slechts een kleine groep gegeven. 

Meer houvast geven 

Daarnaast hebben we de verantwoordelijkheid om uitstekende wetenschappers op te leiden die op verschillende plekken in de samenleving, niet in de laatste plaats het bedrijfsleven, hun kwaliteiten kunnen inzetten. Om aan die verantwoordelijkheid invulling te geven, moeten we beter weten hoe de arbeidsmarkt voor gepromoveerden aan het veranderen is. 

Als we ons jonge talent meer houvast willen geven, moeten we immers inzicht hebben in hun toekomstige arbeidsmarktperspectieven: wat verwachten werkgevers van zeer hoog opgeleide nieuwe medewerkers? Welke vernieuwingen in de promotietrajecten komen daaraan tegemoet? Om antwoord te krijgen op deze vragen moeten universiteiten – zij zijn de aanbieders van promotieopleidingen – aan tafel met potentiële werkgevers. 

Het kabinet kondigde aan een promotieakkoord met het bedrijfsleven te willen sluiten met als doel het aantal promovendi in het bedrijfsleven en bij de overheid in de komende tien jaar substantieel te vergroten. In dat akkoord wordt ruimte gecreëerd voor experimenten en dat vinden wij een uitstekend plan. Goede arbeidsmarktperspectieven voor gepromoveerden zijn cruciaal. Juist in tijden waarin maatschappelijke problemen schreeuwen om oplossingen, kan nieuw wetenschappelijk talent het verschil maken – binnen, maar vooral ook buiten de wetenschap.”

José van Dijck, president KNAW, Karl Dittrich, voorzitter VSNU en Jos Engelen, voorzitter NWO


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK