Bussemaker weerstaat principiële kritiek Senaat

Nieuws | de redactie
22 februari 2017 | De Senaat was het ten principale oneens met de oplossing van Bussemaker om zonder tussenkomst van de rechter een onderwijsinstelling te sluiten als deze zich niet houdt aan het maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef. De minister wist via een geitenpaadje toch een meerderheid te krijgen.

In de Eerste Kamer werd de wet behandeld over namen en graden. Deze wet regelt onder andere de bescherming van titels zoals lector en universiteit en hogeschool, om op die manier te voorkomen dat niet-geaccrediteerde instellingen zich universiteit mogen noemen terwijl zij helemaal geen universitaire graden mogen verlenen.

Daar ging het debat echter alleen in de marge over. Het punt waar de Eerste Kamer over viel was de kwestie rondom de Islamitische Universiteit Rotterdam. De overkant had via vele moties en Kamervragen al eerder bij de minister aangedrongen om stappen te ondernemen tegen deze universiteit. Omdat de rector via sociale media al meermalen discriminerende opmerkingen had gemaakt over vrouwen, homo’s, Koerden en Joden.

Zonder tussenkomst van een rechter

De minister wil de accreditatie van de instelling kunnen intrekken als deze zich niet houdt aan maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef zonder tussenkomst van een rechter. Dit omdat anders in lengte van dagen geprocedeerd kan worden en volgens de minister kan een rechter alleen een uitspraak doen over een individu en niet over een instelling.

De minister wil daarom een adviescommissie aanstellen die moet beoordelen of er sprake is van discriminatoire uitspraken. De Eerste Kamer vreesde dat de minister daarmee te veel bevoegdheid krijgt doordat niet wettelijk getoetst wordt of de betreffende instelling ook daadwerkelijk de wet overtreedt.

Het CDA die aan de overkant een motie van de PVV nog steunde om de IUR zo snel mogelijk te sluiten had in de Senaat toch principiële bezwaren. “Wij hebben een groot probleem met de proportionaliteit en het feit dat dit wetsvoorstel het oordeel over de vraag of er sprake is van discriminatie, bij de minister legt. Dit behoort bij de strafrechter te liggen. Pas als deze heeft geoordeeld dat sprake is van zodanige discriminatoire uitingen dat ontneming van de erkenning gerechtvaardigd is, zou de minister moeten kunnen overgaan tot intrekking van de erkenning.”

Je moet er niet aan denken

Ook andere fracties in de Eerste Kamer deelden op hoofdlijnen de bezwaren van het CDA. Ruard Ganzevoort (GroenLinks) wees op de subjectiviteit van dit voorstel en verwees subtiel naar Beertema (PVV) als mogelijk nieuwe minister. “Inhoudelijk kan ik mij de drijfveren van de minister allemaal best voorstellen, maar staatsrechtelijk is het onder de maat. Je moet er toch niet aan denken dat een Kamerlid dat zulke moties indient, de volgende minister zou kunnen worden en dat diegene met behulp van het nu voorliggende wetsvoorstel naar eigen inzicht zou mogen oordelen en instellingen de rechten mag ontnemen, als men hem onwelgevallig is.”

De minister gaf aan dat zij al vele pogingen ondernomen om de IUR aan te pakken, zonder succes omdat ze niet een geschikt instrument had. “Bijna alle woordvoerders in de Tweede Kamer hebben bij herhaling tegen mij gezegd: minister, doe wat; treed op tegen een instelling — die is hier bij naam genoemd — die op flagrante wijze al onze normen van maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef overtreedt. Ik ben heel graag bereid om alle alternatieven te verkennen. Dat ga ik doen, maar ik heb de bodem van de ingrediëntenkist bijna bereikt.”

Nog steeds naar de rechter

Tijdens het debat beeweegde de minister behendig mee met de bezwaren vanuit de Senaat en kwam deze tegemoet door de onafhankelijkheid van de adviescommissie wettelijk te verankeren.

“Het is mijn suggestie dat er een permanente commissie moet zijn, dat betekent dat ik er dan minder mijn persoonlijke voorkeuren een plek in kan geven. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht ben ik eraan gebonden om het advies van zo’n commissie te volgen. Ik kan alleen van een advies afwijken als ik onderbouwd kan motiveren waarom dat nodig is. Als ik het niet goed kan onderbouwen, wordt dit snel door de rechter afgestraft. Een instelling die vindt dat ik het niet goed gedaan heb, kan dan namelijk nog steeds naar de rechter, in dit geval naar de bestuursrechter.”

De minister was van plan om dat via een memorie van toelichting in een andere wet te verankeren om te voorkomen dat haar opvolger dit voorstel ongedaan zou maken. “Ik weet dat sommige leden bang zijn dat zo’n ministeriële regeling door een opvolger ongedaan wordt gemaakt — om het bij wet vast te leggen. Er liggen nog twee wetten bij de Tweede Kamer. Als de leden dit voldoende vinden, ben ik bereid om te bekijken of ik het via een nota van wijziging in een van die wetten kan vastleggen. Ik denk aan de wet inzake associatie degrees. Als ik het zo zou doen, hoop ik dat dit onderdeel van de wet de goedkeuring van de Kamer krijgt.”

Dit bleek inderdaad het geval. Partijen die eerder felle kritiek uitoefenden en in de eerste termijn lieten doorschemeren niet in te stemmen met deze wet zoals de SP en CDA spraken met deze aanpassing wel hun steun uit voor deze wet.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK