Interprofessionele groepsvorming bevordert taakherschikking

Nieuws | de redactie
3 februari 2017 | De taakherschikking van tandartsen naar mondhygiënisten loopt niet naar wens. Door middel van het stimuleren van interprofessionele groepsvorming kan hier verbetering in worden gebracht, vertelt Jan Jaap Reinders.

De kwaliteit van zorg zou in gevaar zijn als veel tandheelkundige basistaken door lager opgeleide preventie-assistenten worden uitgevoerd, suggereren sommige tandartsen. “De taakherschikking lijkt te stagneren”, vertelt psycholoog Jan Jaap Reinders.

Reinders is docent professionele communicatie en interprofessioneel onderwijs bij de opleidingen Mondzorgkunde en Fysiotherapie op de Hanzehogeschool (HG) en Tandheelkunde bij de RUG. Daarnaast is hij als promovendus verbonden aan het lectoraat Healthy Ageing, Allied Health Care and Nursing (HG) en het UMCG-CTM.

Als psycholoog bekijkt hij de taakherschikking met een andere bril dan de meeste tandartsen en mondhygiënisten. “De sociaal-psychologische impact van taakherschikking is, ondanks dat dit thema wereldwijd en ook bij andere beroepsgroepen speelt, nauwelijks onderzocht.”

Interprofessionele groepsvorming

Reinders veronderstelt dat ook die factor van invloed is op het slagen van het beleid rond taakherschikking. Aangezien hij zowel docent is bij de opleiding mondzorgkunde als tandheelkunde besloot hij experimenten met zijn studenten uit te voeren om te onderzoeken of interprofessionele groepsvorming een positieve bijdrage kan hebben. Door groepsbinding te bevorderen en het groepsklimaat te beïnvloeden, verwachtte hij dat vooral tandheelkundestudenten meer bereid zouden zijn om taken aan mondzorgkundestudenten af te staan.

“Studenten vereenzelvigen zich in eerste instantie met hun eigen beroepsgroep en dat staat zo’n proces van taakherschikking in de weg. Door ze in een gezamenlijke setting kennis met elkaar te laten maken kun je stereotype denkbeelden opheffen of verkleinen.”

Met zijn onderzoek gaat Reinders echter nog een stap verder dan het bestrijden of veranderen van stereotyperingen. “Door ze met elkaar kennis te laten maken veranderen attitudes, maar het blijven nog steeds twee groepen. De groepsgebonden loyaliteit en rolopvattingen zullen hiermee niet veranderen. Als je ze interprofessioneel wil laten worden,moet men identificatiemet een nieuwe groep, bestaande uit verschillende beroepsgroepen, bevorderen. Zo kun je echte interprofessionele samenwerking bereiken.”

Dat bracht Reinders in praktijk door studenten mondzorgkunde en tandheelkunde in gemengde groepen aan casussen te laten werken. “Ik heb ze feedback gegeven op het functioneren van de groep. Bijvoorbeeld hoe vaak leden van de groep aan het woord waren. Geen individuele feedback, maar groepsfeedback.”

Doordat de groepen zich konden vergelijken met andere interprofessionele groepen, zag Reinders de taakverdeling in de gemengde groepen veranderen. Dat is een indirect bewijs dat sociale identificatie heeft plaats gevonden. Sociale identiteit is hoe men de eigen rol definieert en die rolopvatting stuurt vervolgens iemands sociaal gedrag.

“De studenten zagen dat men in andere groepen anders met elkaar om ging. Uit eerder onderzoek bleek al dat intergroepsvergelijking de samenwerking binnen groepen kan bevorderen. Met intergroepsprocessen kan groepsidentificatie worden bevorderd. Als je dat weet te bewerkstelligen ontstaat er iets extra’s.”

Dat bleek ook uit een ander experiment van Reinders. Studenten gingen zich gelijkwaardiger gedragen. “Ze gingen meer delen met hun ‘ingroup-genoten’, de gemengde groep. In een ander experiment werden vier van de tien taken minder tandarts-gecentreerd. Voor- en achteraf hebben de studenten vragenlijsten ingevuld. De verschuiving vond zoals verwacht vooral bij tandheelkundestudenten plaats, die een deel van hun taken moeten overgeven aan mondzorgkundestudenten.” De resultaten van dat laatste experiment worden dit jaar gepubliceerd in het Journal of Dental Education.

Multiprofessionele versus interprofessionele samenwerking

Het belang van interprofessionele samenwerking wordt maatschappelijk steeds meer onderkend en aangemoedigd. Niet alleen in het kader van taakherschikking, maar ook voor integrale zorgvraagstukken (patiëntveiligheid en kostenreductie) wordt het als de nieuwe manier van werken gezien. Reinders ziet dat veel pogingen tot samenwerking tegenwoordig nog berusten op multiprofessionele samenwerking in plaats van interprofessionele.

“Mensen hebben snel de neiging taken te gaan coördineren. Zo van: dat is jouw probleem, en dit is mijn probleem en het zo samen te verdelen. Er wordt geen echte verbinding gemaakt. Als we interprofessionele samenwerking willen versterken moeten we onze sociale identiteit als professional aanpassen.”

Volgens Reinders past de interprofessionele samenwerking ook binnen de trend van plattere organisaties en minder hiërarchische structuren. “Tandartsen worden van oudsher opgeleid om de regie te voeren. Je kunt ook prima een functionele hiërarchie hebben, zonder dat je dat kenbaar maakt in een sociale hiërarchie. Het is echter inherent aan interprofessionele samenwerking dat je een bepaalde autonomie deelt en dat verschillende expertisegebieden verbonden worden en elkaar op die manier wederzijds versterken. In laag hiërarchische teams zie je dat mensen zich meer verbonden voelen met hun werk en ze presteren beter. De uitkomsten van dit onderzoek is een indicatie dat taakherschikking en interprofessionele samenwerking ook door sociale en psychologische factoren wordt beïnvloed én dat het te veranderen is.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK