Heeft Bussemaker linkse belofte waargemaakt?

Nieuws | de redactie
13 maart 2017 | Met de verkiezingen in het vooruitzicht kijkt ScienceGuide terug op een volledig uitgevoerde kabinetsperiode van de staatssecretaris en de minister. Wat betekenden zij voor het hoger onderwijs en de wetenschap en wat laten ze na? Vandaag: Jet Bussemaker.

De minister die eerst pinnig werd genoemd in de Kamer, maar vooral veel lof ontving. Hoewel, niet vanuit haar eigen partij, maar vooral van mensen vanuit het hoger onderwijs en de wetenschap.

Hoe kwam zij eigenlijk in het kabinet? Daags voor de verkiezingen in september 2012, toen Diederik Samsom met Rutte streed om de grootste partij te worden, benaderde hij Jet Bussemaker. Mocht er een kabinet geformeerd worden over links dan wilde Samsom dat Bussemaker informateur zou worden.

Informateur over links

Jet Bussemaker heeft nog veel vrienden bij haar oude partij GroenLinks waar zij tot 1995 lid van was, voor zij de overstap maakte naar de PvdA. De verwachting van Samsom was dat als er over links geformeerd zou worden dat hij met Bussemaker een sterke troef in handen had. Bovendien maakte Bussemaker in 2003 deel uit van het formatieteam dat wekenlang met het CDA onderhandelde over de vorming van een kabinet.

Zou het kabinet geformeerd worden over rechts dan had Diederik Samsom de rechtsere Wouter Bos benaderd. Die zou over die boeg meer succesboeken, zo was de verwachting binnen de PvdA. Tijdens de verkiezingsnacht was het al duidelijk: het werd een formatie over rechts. Wouter Bos en Henk Kamp formeerden het kabinet Rutte-II.

Uitgespeeld was de eerste HvA-rector nog niet. Toen de formatie vorderde en beide partijen eruit leken te komen, had Bussemaker voor Diederik Samsom al een hele lijst opgesteld van potentiële PvdA-vrouwen die in aanmerking zouden komen voor een ministerschap of staatssecretariaat. Zelf stond zij naar eigen zeggen niet op die lijst, zij had het als rector van de HvA nog veel te veel naar haar zin.

Totdat Diederik Samsom Jet Bussemaker benaderde. Hij zocht nog een linksbuiten voor het kabinet om tegenwicht te bieden aan de VVD. Die rol wilde ze wel op zich nemen. Hier was ook veel behoefte aan omdat de samenwerking met de VVD in de eigen achterban niet altijd met evenveel enthousiasme werd ontvangen. Het lag voor de hand dat zij als rector van de HvA minister van onderwijs zou worden.

De eerste maanden van haar ministerschap bestonden er vooral uit om aanvallen van Jasper van Dijk (SP) te pareren over derivaten van haar oude werkgever van de UvA-HvA en vragen over salarissen van bestuurders. Van meet af aan was duidelijk dat de grootste opdracht van deze minister was om zoals in het regeerakkoord al werd aangekondigd een leenstelsel in voeren, met het idee dat er geïnvesteerd kon worden in het hoger onderwijs.

De grote klus: het leenstelsel

Het betrof de grootste stelselwijziging sinds de jaren ’80: de afschaffing van de basisbeurs. Het kabinet wilde deze gefaseerd invoeren in 2014 voor de master en voor de bachelor in 2015. Maar er zat een haar in de soep: het kabinet had geen meerderheid in de Eerste Kamer, dus moest er onderhandeld worden met partijen buiten de coalitie. De sleutelpositie lag bij GroenLinks en D66, beide ook voorstander van een leenstelsel.

De minister kreeg voor de gefaseerde invoering de handen niet op elkaar bij de leenstelsel minnende partijen. GroenLinks-Kamerlid Jesse Klaver was in niet misverstane woorden tegen het leenstelsel van de minister en had ook nog een wensenlijstje. “Wij zijn tegen het wetsvoorstel zoals het nu voorligt, wij zijn daar vandaag tegen, wij zijn daar morgen tegen en wij zullen daar tot in de eeuwigheid tegen blijven.”

Het voorstel van de minister zou €800 miljoen opleveren voor het hoger onderwijs. Maar D66 en GroenLinks wilden een socialer leenstelsel. Zo moest de terugbetaalperiode stevig verlengd worden en wilde GroenLinks ook een forse daling van het collegegeld.

Er werd maanden onderhandeld op het ministerie om een meerderheid voor het wetsvoorstel te krijgen in de Eerste Kamer. Dit bleken buitengewoon moeizame onderhandelingen. Bussemaker stond inmiddels al buiten spel toen minister-president Mark Rutte eigenhandig de regie nam van dit dossier. Op voorstel van Rutte kreeg Pieter Duisenberg (VVD) de opdracht om binnen twee weken een akkoord te bereiken met Jesse Klaver. Onder de terrasverwarmer in de tuin van Duisenberg en op zijn boot werden avonden lang terugbetaalschema’s gemaakt. De heren kwamen eruit, pijnlijk genoeg zonder tussenkomst van de minister, die had de partijen niet bij elkaar kunnen krijgen.

Hoewel zwaarbevochten lag er een akkoord. Daardoor kon Bussemaker moeiteloos het wetsvoorstel door beide Kamers loodsen. Wel zegde ze de ChristenUnie toe om de gevolgen van het leenstelsel te laten monitoren.

Emancipatoire tegenvaller

De gevolgen van het leenstelsel waren het eerste jaar dramatisch te noemen. In het hbo waren er 10.000 studenten die afzagen van een studie na de invoering van het leenstelsel. Deze terugval in instroom was veel groter dan verschillende studies van het CPB hadden voorspeld. De monitor die Bussemaker de ChristenUnie had toegezegd kwam voortijdig in handen van ScienceGuide en liet zien dat met name allochtone studenten en eerstegeneratiestudenten het lieten afweten.

In de reactie van de minister probeerde ze de tegenvaller nog te verhullen: men kon geen verregaande conclusies trekken na een jaar. De instroomcijfers van dit jaar stellen de minister deels in het gelijk, de forse daling is gestopt. Maar er dient zich al weer een ander probleem aan, namelijk de explosieve groei van de studieschulden. De vraag is wat de effecten zijn op de lange termijn. De tegenstanders van het studievoorschot blijven haar daar ook op bevragen in de Tweede Kamer.

Het vroegtijdig lekken van de monitor kwam voor de minister op een lastig moment. Niet veel eerder was de Inspectie van het Onderwijs met een vernietigend rapport gekomen waaruit bleek dat de kansenongelijkheid in het onderwijs dieper en nijpender was dan ooit. Het moet voor Bussemaker een hard gelag zijn geweest dat ook onder haar leiding de kansenongelijkheid in het onderwijs geen halt is toegeroepen. Het was uitgerekend Jet Bussemaker die als Kamerlid in 1998 de oproep deed om in Europees verband te werken aan meer gelijke kansen.

Inmiddels zijn er notities verschenen en is er in de Kamer gedebatteerd over hoe de kansenongelijkheid in het onderwijs bestreden kan worden. Dit blijkt toch een lastige en hardnekkige uitdaging. Dat bleek ook vorig jaar toen de minister klem kwam te zitten tussen de prestatieafspraken die haar voorganger Halbe Zijlstra had gemaakt met hoger onderwijsinstellingen. Met name de grote hogescholen in de Randstad bleken de afspraken omtrent studiesucces niet te hebben gehaald.

Inbinden op afspraken

De analyse was helder: door de toegenomen kwaliteitseisen in het hbo hadden met name de allochtone studenten er moeite mee om op tijd af te studeren. Het waren juist deze hogescholen die zich inzetten om deze groepen ook gelijke kansen te geven, moesten die daar nu financieel voor bloeden, zoals in 2012 was afgesproken?

Het Salomonsoordeel was dat de minister de hbo-instellingen voor de helft zou korten. Uit het veld kwam er kritiek op deze beslissing, maar vanuit de Kamer werd er met meer enthousiasme gereageerd. Zo vond het CDA dat de minister hier een evenwichtig oordeel had gegeven.

Amsterdamse perikelen

De minister zat aan het eind van haar ho-tour langs universiteiten en hogescholen om haar oor te luister te leggen hoe de opbrengsten van het studievoorschot het beste geïnvesteerd zouden kunnen worden. Toen de vlam in de pan bij haar oud-collega’s in de hoofdstad.

Het Bungehuis en vervolgens het Maagdenhuis werden bezet door ontevreden studenten en docenten die protesteerden tegen bezuinigen bij de faculteit geesteswetenschappen. Zelf was zij verward over deze bezettingen. Dreigde deze over te slaan naar de rest van het land, en wat moest zij dan doen? Hoewel de revolutionaire studenten het graag hoopten, het bleef vooral een Amsterdams fenomeen.

Dat dit een Amsterdamse aangelegenheid bleek te zijn leek niet door te dringen tot de eigen partijgeledingen. Voorzitter van de PvdA Hans Spekman haalde hard uit naar de linksbuiten van het kabinet. Spekman verweet Bussemaker neoliberale sympathieën te hebben. Zij moest volgens de partijvoorzitter naast de bezetters gaan staan en ook strijden tegen het rendementsdenken.

Bussemaker wilde dit graag weerleggen en wees erop dat rendementen juist belangrijk zijn ook met het oog op gelijke kansen. Zo hield zij de bezetters van het Maagdenhuis voor dat zij als studenten uit Amsterdam-Zuid een ander type studenten zijn dan uit Rotterdam-Zuid waar slechts 25 procent van de studenten in vijf jaar hun diploma halen. Dat zij daar aandacht voor wil is geen kwestie van rendementsdenken maar een kwestie van gelijke kansen, hield Bussemaker de Maagdenhuisbezetters voor.

Ideologisch aan het einde

Een ander belangrijk punt van haar periode als minister is niet alleen gelijke kansen in het onderwijs voor achtergestelde groepen, maar ook gelijke kansen voor vrouwen en dan in het bijzonder in de wetenschap. Met haar oude vriend en voorzitter van VNO-NCW Hans de Boer trok zij al ten strijde voor meer vrouwen in de top van het bedrijfsleven, echter daar bleef het niet bij. Bussemaker trok vijf miljoen euro uit om meer vrouwelijke hoogleraren aan te stellen. “Het komt niet goed zo”, waarschuwde zij universiteiten. “Op deze manier duurt het tot 2080 voor er evenveel vrouwelijke als mannelijke hoogleraren zijn.”

In vergelijking met Sander Dekker valt op dat zij de verantwoordelijkheid altijd toevertrouwd heeft aan de sector zelf. Waar Sander Dekker met een van bovenaf opgelegd lerarenregister, onderwijsvernieuwingen als Onderwijs 2032 en rekentoetsen veel weerstand ondervond in het veld, daar legde Jet Bussemaker haar oor te luister over wat het onderwijs zelf belangrijk vond.

Zo bleek ook bij de ho-tour langs alle universiteiten en hogescholen om te inventariseren hoe de opbrengsten van het studievoorschot geïnvesteerd zouden kunnen worden. Ook wilde zij dat instellingen zelf verantwoordelijk zouden worden voor de kwaliteitszorg van opleidingen. De bewindsvrouw van de partij van de maakbaarheid, werd echter teruggefloten door de liberalen, die geen vertrouwen hadden in al te veel vrijheid voor het hoger onderwijs ten aanzien van kwaliteitszorg.  

Bestuurder Bussemaker

Wat kan er van haar bestuursstijl gezegd worden? Aan het begin van de regeerperiode werd er nog weleens verlangend teruggekeken naar haar voorganger Marja van Bijsterveld, die alles met een vriendelijke lach kon weglachen. Zeker als Bussemaker vanuit linkse hoek verwijten kreeg kon zij nogal ‘pinnig’ reageren, zo klonk vanuit de Kamer. Later in haar kabinetsperiode kwam zij er wel achter dat dit niet de juiste manier was. 

Hoewel haar collega Sander Dekker vanuit het veld kritiek kreeg te verduren is men over Bussemaker doorgaans enthousiast. Vanuit de top van de wetenschap wordt er lovend over deze minister gesproken. Een bestuurder uit het hbo liet al eerder aan ScienceGuide weten dat je op het gebied van prestatieafspraken best oneens kunt zijn, en als je dat per sms laat weten wordt daar ook direct op gereageerd. Dat zij altijd reageerde op de inhoud werd alom gewaardeerd.

Of zij ook daadwerkelijk de linksbuiten van het kabinet was met de invoering van een leenstelsel, dat zal de toekomst leren. Als ook op langere termijn studenten uit het mbo en met een migratieachtergrond blijken af te passen voor het hoger onderwijs, dan hebben Diederik Samsom en Jet Bussemaker met het regeerakkoord de emancipatoire belofte van de PvdA geen eer aangedaan. 

Frans van Heest

Vorige week publiceerde ScienceGuide de terugblik op de termijn van Sander Dekker.

Op de hoogte blijven van het laatste nieuws uit de kennissector, meldt u hier aan voor de Nieuwsbrief.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK