Beter imago verhoogt instroom bij de pabo

Nieuws | de redactie
23 mei 2017 | De halvering van het aantal aanmeldingen voor de pabo komt doordat het maatschappelijk aanzien van de leraar achteruit is gegaan. De leraar basisonderwijs heeft beduidend minder aanzien dan de collega’s in het voortgezet onderwijs, zo blijkt uit Maastrichts onderzoek.

Afgestudeerde leraren in het voortgezet onderwijs verdienen relatief goed, zo blijkt uit het onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) en Ecorys. Ze krijgen als startsalaris zo’n tien procent meer loon dan andere hbo-afgestudeerden. Voor leraren die van de pabo komen geldt dat niet, hun loon is na 2008 onder dat van andere hbo’ers komen te liggen. De beloning geldt als één van de statusindicatoren die samenhangen met het maatschappelijk aanzien.

Het onderzoek van het ROA is uitgevoerd door het team van hoogleraar Frank Cörvers. In gesprek met ScienceGuide constateerde Cörvers onlangs al dat er een scheefgroei is ontstaan in de salariëring van docenten in het po en vo. Hij vraagt zich daarbij af of dat verschil nog wel te rechtvaardigen is. “Ik vraag me af of een functie in het voortgezet onderwijs wel echt zwaarder is dan die van leraar basisonderwijs.”

Lees hier ons interview met Frank Cörvers over de salarissen in het onderwijs.

Instroom pabo sterk gedaald

De omvang van de instroom in de hbo-opleiding leraar vo is de afgelopen tien jaar ruwweg stabiel gebleven. De instroom in de pabo is tussen 2006 tot 2015 gehalveerd: van circa 7.500 tot ca. 3.500. Met name in 2015 is de instroom sterk gedaald met 1.700 inschrijvers ten opzichte van het vorige jaar Dit viel samen met de flinke aanscherping van de instroomeisen in dat jaar. Daardoor lijkt het aandeel havo/vwo’ers toegenomen, tegenover een afname van het aandeel mbo’ers.

Hoewel de toelatingseisen vooral per 2015/2016 zijn aangescherpt, was in de jaren daarvoor het aandeel pabo-studenten met een vooropleiding van het vwo al wel toegenomen. Steeds meer instellingen hebben zich toegelegd op het aantrekken van vwo-afgestudeerden: hogescholen en nu ook universiteiten. Het niveau van de vooropleiding van studenten aan de lerarenopleiding voor het vo neemt daarentegen af: meer mbo’ers en minder vwo’ers.

Afname diplomarendement

Andere indicatoren die verband houden met de selectie aan lerarenopleidingen zijn onder meer een afname (hoe veel?) van het diplomarendement na vijf jaar onder de tweedegraads lerarenopleidingen. Ook heeft een steeds kleiner aandeel van de afgestudeerden een gemiddeld eindcijfer van een 8 of hoger. Deze trends zijn niet eenvoudig te interpreteren, ook omdat dezelfde trends bij veel andere hbo-opleidingen zichtbaar zijn kan er niet gesproken worden van een specifieke situatie voor de lerarenopleidingen.

Verder is er sprake van een verschuiving in het type lerarenopleiding dat studenten volgen. Er is een duidelijke toename van het aantal inschrijvingen in de universitaire lerarenopleidingen en de eerstegraads lerarenopleidingen van het hbo, terwijl er een flinke afname is van de inschrijvingen in de overige hbo-onderwijsmasters. Dit laatste hangt samen met de afname van de aanvragen voor de Lerarenbeurs die zittende leraren kunnen aanvragen om nog een master of een promotie te kunnen doen.

Meer status, meer leraren

Meer status en een beter imago leiden mogelijkerwijs tot een hogere professionaliteit en motivatie van het zittende lerarenkorps. Maar ook tot een grotere instroom van studenten op de lerarenopleidingen, en tot het aantrekken van nieuwe leraren met een hoger ambitie- en competentieniveau dan voorheen. 

Het ROA gaat er vanuit dat de status van het beroep van leraar en het imago van het leraarschap belangrijk zijn voor de aantrekkelijkheid van het beroep. Dat wil zeggen dat jongeren vanwege een statusverhoging of imagoverbetering van het beroep van leraar zich meer aangetrokken voelen om te kiezen voor een lerarenopleiding of het lerarenberoep. Verbetering van de status van het leraarschap hangt samen met, vooral een hoger opleidingsniveau en een hoger salaris, maar ook de bevoegdheid om les te geven.

Ook kan de selectie bij de toelating van de opleidingen het imago onder zowel aankomende studenten in de lerarenopleidingen als onder zittende leraren verbeteren. Er kan van uit worden gegaan dat een hoger ambitieniveau specifieke groepen van studenten aantrekt dan wel meer professionals doet behouden voor het leraarschap die zelf ook deze hoge ambities hebben. Statusverhoging zal juist diegenen aantrekken die zich aangesproken voelen door de hogere verwachtingen en het hogere ambitieniveau. 

Leraren en studenten het meest negatief 

De onderzoekers hebben verschillende respondentgroepen gevraagd naar hun inschatting van de waardering voor het vak van leraar, de ontwikkeling daarvan over de tijd en de beroepsuitoefening van leraren. Leraren en studenten van de lerarenopleiding zijn het meest negatief over de waardering van hun beroep door ouders, leerlingen en de Nederlandse bevolking. Geen enkele respondentgroep denkt dat de waardering voor leraren over de afgelopen 20 jaar is toegenomen.

Het maatschappelijk aanzien van leraren is ook gedaald, vooral de laatste tien jaar. Het imago van de docent lichamelijke opvoeding is het laagst, gevolgd door de leraar basisonderwijs. Op de beroepenladder die opgesteld naar aanleiding vaneen enquête onder Nederlanders staat de docent lichamelijk opvoeding op plaats 86 en de leraar basisonderwijs op plaats 69 van de lijst van 138 beroepen. Het aanzien van de basisschoolleerkracht is vergelijkbaar met dat van een secretaresse, boekhouder of verzekeringsagent. De leraar middelbaar beroepsonderwijs staat tien plaatsen hoger op plaats 59; de leraar vmbo en onderbouw havo/vwo staat op 50, en de leraar bovenbouw havo/vwo op 43.

U vindt het onderzoek hier.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK