Tweede kans voor bekostiging?

Analyse | door Sicco de Knecht
29 mei 2017 | De prestatieafspraken waren onder andere bedoeld om zo veel mogelijk studenten zo snel mogelijk op de juiste plek te krijgen. Het opnemen van een zogenaamde ‘tweedekans’ student gaat echter gepaard met financiële tegenvallers, die onevenredig verdeeld zijn over de instellingen. Het ministerie komt met mogelijke oplossingen.

Het reduceren van uitval na het eerste jaar, en een nominale studieduur. Het waren de uitgangspunten van de veelbesproken prestatieafspraken die door veel instellingen zelfs met glans gehaald werden. Uit een uitgebreide analyse van het ministerie blijkt nu dat deze doelstellingen in combinatie met de bekostigingssystematiek voor andere instellingen juist bijzonder slecht uitpakken.

Daarom komt het ministerie nu met een aantal scenario’s om deze problematiek het hoofd te bieden. Het (selectief) loslaten van de nominale bekostiging wordt geschetst als een optie om de financiële druk bij instellingen die relatief veel ‘tweedekans’ studenten opnemen (studenten die voor de tweede keer aan een opleiding beginnen, switch) ruimer te bekostigen.

Lege rugzakjes

In de bekostigingssystematiek die in 2011 werd ingevoerd kregen studenten in feite een rugzakje mee waaruit de instellingen betaald zouden gaan worden op declaratiebasis, naast de vaste rijksbijdrage. Instellingen kregen dus een vergoeding wanneer een student zich inschreef, vakken haalde en wanneer het diploma werd behaald. Een systematiek op declaratiebasis, maar met de nodige basisaannames.

Een van die uitgangspunten is dat een inschrijfbekostiging maar een keer kan worden uitgekeerd. Dus wanneer een student zich voor de tweede keer inschrijft, bij een andere instelling of een andere opleiding, dan krijgt de instelling daar geen vergoeding meer voor. Als deze ‘switchende’ studenten zich gelijkmatig over alle instellingen zouden verdelen zou dit niet zo’n groot probleem zijn, maar uit een grootschalige analyse van het ministerie blijkt dit bepaald niet het geval te zijn.

Verder heeft de wetgever er voor gekozen om slechts ‘nominaal’ te bekostigen. Dat wil zeggen dat nadat de nominale studieduur (voor bachelors 4 jaar op hbo, 3 jaar op wo; uitgedrukt als ‘n’) de instelling geen bekostiging meer ontvangt per student. Dit houdt in dat als een student al een jaar heeft gestudeerd, de ontvangende opleiding nog maar n-1 jaar aan bekostiging krijgt. En dat is volgens veel instellingen niet genoeg om de opleiding fatsoenlijk te bekostigen.

Tweedekans hogeschool

Bron: DUO

En de verschillen zijn groot, zo blijkt uit de analyse van OCW. Waar op de Hotelschool The Hague en de Design Academy slechts circa 10% van de instroom ‘tweedekans’ is, loopt dit op de grote Randstedelijke Hogeschool Rotterdam en Inholland op tot meer dan 30%. Het verschil wordt nog sterker aangezet wanneer een student niet binnen maar tussen hogescholen switcht – de instelling loopt dan ook de inschrijfbekostiging mis.

Tweedekans uni

Bron: DUO

Ook op de universiteiten is een dergelijke spreiding in ‘tweedekans’ studenten zichtbaar. De Universiteit Twente kent relatief weinig inschrijvingen van switchers, terwijl de VU de kroon spant met bijna 35%. Onder hen zijn ook veel studenten die doorstromen vanuit het hbo. De TU Delft wordt dan weer in relatieve zin ontzien, omdat deze bijzonder veel interne switch heeft.

Beleidsmaatregelen

Opvallend is dat er in deze context niet verder wordt ingegaan op een aantal relevante beleidsmaatregelen die de afgelopen jaren werden doorgevoerd zoals het Bindend Studie Advies (BSA). Veel instellingen verbinden inmiddels een BSA aan het aantal studiepunten dat studenten halen in het eerste jaar. Halen ze dit niet, dan worden ze van de opleiding aan de instelling verwijderd, de facto een verwijzing naar een andere opleiding of instelling is.

Wat het precieze ‘verkeer’ tussen de instellingen is wordt uit de analyse niet duidelijk. Wel lijkt het alsof het wo procentueel gezien meer hbo-doorstroom opneemt dan vice versa, maar de absolute getallen en de onderlinge stromen zijn uit de analyse niet op te maken. Het absolute aantal niet-nominale inschrijvingen is in het wo wel hoger dan in het hbo, zo blijkt uit de bijlage.

Volgend jaar start het experiment met een BSA na het eerste jaar. Zo mogen opleidingen ook in het tweede jaar een negatief BSA geven en kan bij hbo-opleidingen zelfs in het derde jaar een gedeeltelijk bindende afwijzing gegeven worden. De vraag is hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot de scenario’s die de minister nu voorstelt, aangezien dit voor de ontvangende opleiding automatisch een n-2 bekostiging zou betekenen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK