Binariteit

Nieuws | de redactie
21 juni 2017 | Om de twee weken schrijven bestuurders elkaar over de uitdagingen waar zij in hun instelling voor staan. Speciaal voor de nieuwsbrief over het binaire stelsel deelt Kees Boele (HAN) zijn gedachten met Jet de Ranitz (Inholland) over waar het schuurt tussen hogeschool en universiteit.

Arnhem, 21 juni 2017

Beste Jet,

Beetje bijgekomen van de bestuurders-tweedaagse vorige week? Was toch wel leuk om iedereen weer eens te zien. Ik vond de presentatie van Frans van Vught over toekomstige uitdagingen in het HBO de moeite waard. Altijd weer inspirerend en leerzaam als je deskundige mensen vanuit een breed perspectief hoort praten.

Zijn presentatie was ook helemaal in de lijn van het nog immer actuele advies van de Commissie Veerman, mijns inziens een van de beste rapporten over het Nederlandse onderwijs van de afgelopen tien jaar. Hij bepleitte meer differentiatie in ons stelsel, in structuur, tussen instellingen en in het onderwijsaanbod. Drie voltreffers, nog steeds.

Veerman vond onze binariteit (dat bedoelde hij met structuur) een waardevol gegeven en wilde het belang ervan ‘volmondig herbevestigen’. Hij noemde het zelfs een ‘fundamenteel ontwerpprincipe’, waarmee je kunt inspelen op verschillen in niveau en leerstijl. Mijn goede Nijmeegse buurman en collega Wigboldus (voorzitter Radboud Universiteit) spreekt in dit verband treffend van ‘wisselstroom’, dat een mooier principe is dan ‘doorstroom’. Daarmee bedoelt hij bijvoorbeeld dat een vwo-er met een vooral praktische inborst bij ons een professionele master moet komen doen, en vice versa.

We zouden Veerman opnieuw ter harte moeten nemen: het wo moet echt wo zijn, het hbo echt hbo. De massale studenteninstroom bijvoorbeeld verhindert hier en daar dat universiteiten echte ‘research universities’ worden. En het hbo zou consequenter de professionele kolom in stand moeten houden en uitbouwen, van de Associate Degrees (ADs) tot en met het professionele doctoraat, waarbij we er overigens voor moeten waken van dat laatste, laat staan het promotierecht in het hbo (volgens mij een slecht idee), een te groot nummer te maken. Immers, 90% van onze studenten heeft een mbo- of havo-achtergrond, zal nooit promoveren, en verdient toch onze volledige aandacht.

Juist op het grensgebied van wo en hbo ontstaan volgens Veerman mooie mengvormen en samenwerking, hetgeen verstarring en verkokering van de binariteit voorkomt. We hebben in Nederland, ook in Nijmegen, een prachtig voorbeeld van zo’n grensoverschrijdende samenwerking, de ALPO (Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs). Het is een succesvol concept (dat op onderdelen ongetwijfeld beter kan, zoals dat met alles in het onderwijs het geval is), met een mooie instroom, tevreden studenten en een mooie bi-diplomering: WO-pedagogiek en Pabo.

Maar wat gebeurt er? Onze buurman, met wie we overigens een uitstekende collegiale relatie hebben, is bezig met het starten van een universitaire Pabo (een bachelor Pedagogische Wetenschappen Primair Onderwijs), met ook nog een volledige lesbevoegdheid, een soort schriftelijke cursus hardlopen dus. Zelfs de besturen van de Universiteit van Amsterdam en Leiden hebben bij de CDHO bezwaar aangetekend tegen dit onzalige plan.

Elders in het wo zie je andere kannibaliserende initiatieven, zoals de master fysiotherapie en de master ondernemerschap, typisch masters die in het hbo thuishoren. Op die manier zetten universiteiten een dikke streep door Veerman. En dus ook bij deze bachelor. Jet, je zou het besluit van de minister, dat wil zeggen het advies van de CDHO, eens moeten lezen: een gedrochtelijke redenering, waarvan Veerman tranen in de ogen zou krijgen. Collega Wigboldus en ik: ‘we agree to disagree’, en in een goede relatie kan dat. Binnenkort zitten hij en ik, samen met enkele wederzijdse kornuiten, naast elkaar tegenover een commissie, jawel… in een hoorzitting. We hebben tegenover elkaar verklaard dat we beiden elk besluit zullen respecteren. De overheid draagt het zwaard ten slotte niet tevergeefs. Maar een zwaard is het, en het gaat recht de binariteit in.

Onlangs verscheen een mooi boek van de Utrechtse rector Bert van der Zwaan, Haalt de universiteit 2040?, dat je kunt zien als een mooi en passend vervolg op Veerman. Jij zult het ook vast tot je hebben genomen. Samen met het bestuur van de Radboud Universiteit hebben wij over de betekenis daarvan gesproken, met meteen al enkele concrete ideeën tot gevolg, waarin we ook het mbo willen betrekken. En de boodschap van dit boek maakt de aanstaande hoorzitting over PWPO tot een potsierlijke bijeenkomst.

Van der Zwaan ziet namelijk een internationale trend naar grootstedelijke kennishubs, waarin universiteiten, hogescholen en wat we in Nederland de ROC’s noemen, bedrijven, instellingen enzovoorts samen sterk zijn. Meestal gebeurt dat onder auspiciën van een ‘flagship university’. Van mij mag de Radboud Universiteit, vandaag nog, in de groot-Arnhem-Nijmeegse hub de titel van vlaggenschip toebedeeld krijgen. Laat de HAN dan een mooie kruiser zijn. Maar een vlaggenschip gaat tegen de zijwaarts van haar varende en mee ten strijde trekkende kruiser toch niet zeggen: ik doe jouw werk er ook wel even bij? En als je enkele jaren geleden samen nog een nieuw torpedobootjager hebt ontwikkeld (de ALPO), dan ga je dat als vlaggenschip toch niet overvaren?

Ik heb nu even gegriefd naar het wo, maar wij, hogescholen, moeten onszelf ook de spiegel voorhouden. Als wij stoer praten over meer internationalisering en meer professionele masters, dan is het percentage gepromoveerde docenten natuurlijk veel te laag. Zo worden we internationaal nooit serieus genomen, althans daar waar je dat zou willen. Voorts mogen sommige masters echt wel een tandje beter, zoals die ene van ons die eerder dit jaar 38 punten in de Keuzegids scoorde.

En wij blijven als (grote) hogescholen in de praktijk toch eigenlijk allemaal alles doen: en de AD, en de bachelors (liefst veel) en de masters (zelfs al zijn ze klein), en flink investeren in de deeltijd. In het onderwijs zijn we er helaas traditioneel sterk in om van alles in de lucht te houden, zelfs nieuwe initiatieven te starten, terwijl de basiskwaliteit nog niet top is. Met andere woorden: wij doen dus weinig met die tweede orde differentiatie van Veerman, die tussen instellingen. Waarom niet meer dingen samen doen, of onderling verdelen?

Kortom, als we als WO en HBO samen Veerman nu eens echt serieus gaan nemen, dan krijgen we een veel mooier en collegialer speelveld. Denk je ook niet? Want hoe gaan dit soort dingen in de Randstad?

Vriendelijke groet,

Kees Boele


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK