De hogeschool als leerschool

Nieuws | de redactie
6 juli 2017 | Een laatste brief van Jet de Ranitz (Inholland) aan Kees Boele (HAN) voor dat de zomervakantie begint. Daarin beziet zij haar eigen rol op de hogeschool. “Hoe streng moet ik zijn, of hoe meegaand? Hoe help ik onze mensen – collega’s en studenten – hun eigen potentieel te ontdekken en te ontplooien?

Beste Kees,

Het collegejaar is bijna voorbij. Echt rustig wordt het nog niet bij mij; dat is pas over twee weken als de vakantie echt begint. Straks, na de vakantie, maken we de balans weer op als onderwijsinstellingen: hoeveel studenten hebben zich ingeschreven? Hoeveel eerstejaars zijn er afgelopen jaar uitgevallen? En hoeveel zijn er afgestudeerd? Wat is ons rendement? Als bestuurder vind ik het goed daarnaar te kijken en erop aanspreekbaar te zijn.

Maar hoe moet je die cijfers nu interpreteren? Dat is nog niet zo makkelijk, want achter elk resultaat – goed of slecht – zit een verhaal. Dat geldt niet alleen voor Inholland, maar ook voor mijzelf. In mijn eigen gezin gaat niet alles goed: mijn dochter was afgelopen jaar vol goede moed begonnen aan het hbo, maar heeft onlangs besloten weer te stoppen. Ze had te weinig punten behaald en de studie viel tegen. Mijn zoon, nog op de middelbare school, is blijven zitten. Maar moet ik het jaar nu afdoen als mislukt? Dat gaat me te ver.

Als moeder heb ik het er moeilijk mee gehad. Ik zag natuurlijk wel dat het allemaal niet soepel verliep voor de kinderen. Dus ik zei er wat van. Probeerde te helpen. Deed suggesties over hoe ze het beter konden aanpakken. En soms namen ze die over, maar meestal niet. Ze zijn immers ook bezig volwassen te worden en luisteren naar iedereen behalve hun ouders, leraren en andere ouwe lullen.

Dus ik probeerde het met streng zijn, grenzen stellen. Dat had op de korte termijn wel effect, maar op lange termijn hielp het niets bij hun motivatie. Die verdween steeds meer en daarmee de goede cijfers eveneens. Het is interessant hoe niet alleen zij zoeken naar hoe ze hun leven willen invullen, maar ook hoe ik me aan moet passen en steeds moet zoeken naar wat mijn rol als ouder moet zijn. Hoe dichtbij moet ik zijn? Hoe streng? Hoe lief? Wanneer laat je los en wanneer niet? Ik zou willen dat ik kon zeggen dat ik het wist, maar dat zou jokken zijn. Ik klungel maar wat aan. Op hoop van zegen.

Dat geworstel hebben docenten natuurlijk ook. Ik merkte het aan de docenten van mijn zoon op de ouderavond: wat zij vertelden was erg herkenbaar. Ik hoorde het in de verhalen die mijn dochter vertelde over de mensen bij haar studie: ze kreeg goede tips en herkenbare feedback. De docenten hebben gedaan wat ze moesten doen. Ook zij hebben moeten vaststellen dat het niet mocht baten.

Maar moet ik nu teleurgesteld zijn? Als ik naar mijn kinderen kijk, zie ik twee fijne mensen. In academisch opzicht was de oogst van afgelopen jaar dan wellicht niet fantastisch, maar ze zijn gegroeid als mens. En ze hebben enkele wijze lessen geleerd die je alleen maar kunt leren als je het aan den lijve ondervindt. Ze hebben zichzelf ook weer een beetje meer los gemaakt van mij. Om met Gert Biesta te spreken: qua persoonsvorming en socialisatie hebben ze het niet slecht gedaan afgelopen jaar. De kwalificatie moet dan maar wat langer op zich laten wachten. Ik geloof niet dat ik er echt mee kan zitten. Ik ben hun moeder, ik hou toch van ze. Ongeacht.

En zo kijk ik ook graag naar de hogeschool. Met vaak dezelfde worsteling: wanneer laat ik los en wanneer niet? Hoe streng moet ik zijn, of hoe meegaand? Hoe help ik onze mensen – collega’s en studenten – hun eigen potentieel te ontdekken en te ontplooien? De cijfers wil ik op dezelfde manier bezien: natuurlijk is een onvoldoende niet goed en zijn tegenvallende resultaten precies dat: tegenvallers. Goede resultaten zijn ook niet zaligmakend; gemakzucht ligt al snel op de loer. Het gaat mij om het verhaal erachter, het begrijpen, ervan leren en steeds blijven ontwikkelen. Als instelling, als mensen. Dan is de hogeschool een leerschool.

Beste Kees, het was leuk om een jaar lang met je te corresponderen. Een ‘Betje Wolff en Aagje Deken’ zijn we niet geworden, maar ik heb veel van je geleerd. Zeker toen we ook een dagje met elkaar meegelopen hebben en elkaar aan het werk konden zien. Ik vond het leuk dat andere collega’s ook een duit in het zakje deden. Mijn moeder zei vroeger: “alles heeft een eind; alleen een worst heeft er twee.” Daarna moest ik naar bed. Nu zeg ik het tegen jou. Volgend jaar is de beurt aan anderen en laat ik het graag aan ScienceGuide om onze collega’s uit te dagen hun mening te geven. Het was een mooi jaar in alle opzichten! Ik dank je voor je brieven en wens je een fijne vakantie.

Alle hartelijks,

Jet


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK