Docent moet werkveld grondig kennen

Interview | door Tim Cardol
12 oktober 2017 | Vandaag opent ScienceGuide het Lerarendiscours. In een serie artikelen bespreken bestuurders, opleiders en leraren wat er moet gebeuren met het Nederlandse lerarenbeleid. Oud-staatssecretaris Jacques Wallage hield zich zijn hele leven bezig met het leraarschap en doet de aftrap.
Jacques Wallage (foto: Sebastiaan ter Burg)

Hoe zorgen we ervoor dat er voldoende en goede leraren zijn? Dit is een vraagstuk dat de afgelopen jaren volop in de belangstelling staat en ook in aanloop naar de verkiezingen de nodige aandacht kreeg van de politieke partijen. Ondanks vele initiatieven stromen er nog altijd te weinig studenten uit de lerarenopleidingen, met name in de zogenaamde tekortvakken, en lijkt dit met de vergrijzing van het lerarencorps de komende jaren een steeds urgenter probleem te worden. Wordt het niet tijd om het over een andere boeg te gooien?

In het lerarendiscours op ScienceGuide gaan we op zoek naar nieuwe antwoorden en alternatieve oplossingen. Aan het woord komen dwarse denkers, (oud-)politici en bewindvoerders, maar vooral ook de leraar zelf. We nodigen iedereen uit om mee te denken. Het startschot wordt gegeven door niemand minder dan Jacques Wallage (oud-staatssecretaris van Onderwijs), die zijn blik op het lerarenbeleid van de afgelopen jaren geeft.

Jacques Wallage was van 1989 tot 1993 staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen. Hij hield zich onder meer bezig met hoe het leraarschap er uit moet zien en wat daar voor nodig is. Nu bijna vijftien jaar later zijn veel discussies over dit onderwerp nog altijd hetzelfde. “Ik stuurde in 1990 al een brief naar de Kamer over het lerarentekort.”

Al in 1990 botste Wallage met de onderwijsbonden over zijn plannen om de pabo-opleiding te verkorten en studenten al tijdens hun stage in te zetten om openstaande vacatures in te vullen. De destijds grootste onderwijsvakbond ABOP – inmiddels opgegaan in de AOb – vreesde toen het ontstaan van tweederangs docenten.

Boos op de vakbeweging

“Ik kreeg destijds geen poot aan de grond,” herinnert Wallage zich. “Ik ben echt boos geweest op de vakbeweging, omdat ik zag dat we echt in de problemen zouden komen. Mijn redenering was dat je die kwalificatie-eisen wel intact kan laten, maar als dat betekent dat je op een gegeven moment niet genoeg docenten hebt, die eisen vanzelf zakken.”

“Ik heb me er als staatssecretaris altijd hard voor gemaakt dat leraren breder inzetbaar moeten zijn,” vertelt Wallage aan ScienceGuide. “Leraren die in staat zijn om meerdere vakken te geven. De grenzen tussen de vakgebieden zouden meer fluïde moeten zijn. Dat was ook vanuit het idee dat leerlingen veel meer zelfstandig werken en je als docent dus een begeleidende rol speelt.”

Toch is het onderwijsstelsel in Nederland daar niet op ingericht. “We hebben hele smalle bevoegdheden geformuleerd. Daardoor wordt die flexibiliteit belemmerd langs de lijn van de kwalificaties die we hebben vastgesteld. Zo is het systeem ingericht, daar hangen de bevoegdheden aan die weer de beloning en urenindeling van docenten bepalen.”

Aanpassing van het bevoegdhedenstelsel

Samen met minister Jo Ritzen wilde Wallage tijdens het derde kabinet Lubbers de leraar meer centraal zetten in het onderwijsbeleid. Daartoe werd de commissie Toekomst Leraarschap in het leven geroepen. Die commissie onder leiding van voormalig PSP-Kamerlid Andrée van Es boog zich over het leraarschap.

In het uiteindelijke rapport werd gepleit voor nieuwe taken voor de leraar: moet minder uren voor de klas, zelf beginnende of onbevoegde collega’s opleiden en niet langer betaald worden op grond van diploma en leeftijd, maar naar bekwaamheid en functie-inhoud. Het rapport werd enthousiast ontvangen door de bewindvoerders en ook de vakbonden waren positief, al hadden zij hun reserveringen bij de plannen om scholen de kans te geven docenten zonder de vereiste papieren voor de klas te laten staan.

Het belangrijkste waar Andrée van Es van hoopte dat het weerklank zou vinden bij staatssecretaris Wallage was een aanpassing van het bevoegdhedenstelsel. “Nu is het zo dat het een toelatingsbewijs is voor het geven van onderwijs. Zonder dat er iets op volgt. Mijn kritiek is dat er geen nascholing, begeleiding of functioneringsgesprekken zijn op school. Het bevoegdhedenstelsel moet worden vervangen door functie-eisen,” vertelde van Es destijds aan het NRC.

Het bevoegdhedenstelsel waarin docenten gekwalificeerd zijn als eerste- of tweede- en voorheen zelfs derdegraads bestaat in Nederland al sinds begin jaren zestig. Hoewel er door Van Es in 1993 al werd aangedrongen op vervanging, is er anno 2017 aan dat gradenstelsel niet heel veel veranderd. Ook Wallage ziet dat. “Ik begrijp dat men de kwaliteit wil beoordelen, maar er wordt te snel de vlucht gemaakt naar formele kwalificaties.”

“Ik wil vooral weten wat die leraar kan. Hoe is die leraar eigenlijk voor de klas? Dat toetsen van de kwaliteit zou volgens mij veel meer op schoolniveau of regionaal georganiseerd kunnen worden,” vertelt Wallage. Op die manier naar het leraarschap kijken kan ook grote gevolgen hebben voor hoe docentenopleidingen georganiseerd zijn.

“Ik zou wel voorstander zijn van regionale kwaliteits- en begeleidingscentra. Ik kan me nog herinneren dat in mijn tijd als staatssecretaris is ingevoerd dat scholen begeleiding konden inkopen. Dat heeft tot mijn spijt wel de onderwijsbegeleiding verschraald. Wat mij betreft gaan in die centra alle docenten één keer per jaar door de molen, worden ze beoordeeld door leerlingen, andere leraren en opleiders en ontstaat er zo een verbeterprofiel op basis waarvan ze zich kunnen bijscholen door een cursus te volgen.”

Minder nadruk op afvinklijstjes

Wallage constateert dat op dit moment de kwaliteitsdiscussie in het onderwijs te veel is verengd tot afvinklijstjes. “Het gaat om de kwaliteit op de werkvloer, niet om al die indicatoren.” Als je echt iets aan de kwaliteit wilt doen, zijn er twee dingen die er voor docenten echt anders moeten ziet de oud staatssecretaris: “Als je met leraren praat merk je allereerst dat werkdruk een hele belangrijke rol speelt. Dat was toen al en dat is nog steeds zo. Dat is net zo wezenlijk als de beloning voor docenten.  Salaris blijft voor jonge mensen een belangrijk punt. Het is gewoon zo dat je als goede ICT’er veel meer kunt verdienen buiten de school. Als je iets wilt doen aan de professionalisering van docenten, zul je ook met die beloning iets moeten.”

Is het dan wellicht een optie om docenten de kans te geven twee loopbanen naast elkaar te ontplooien: zowel op school als in het bedrijfsleven. Wallage ziet wel iets in dat idee, al is hij huiverig voor een door beide partijen gedragen salaris. “Daar ben ik wel een beetje ouderwets in. Ik weet niet of het verstandig is om de salariëring van docenten door de markt te bepalen. Je kunt wel een beetje differentiëren, maar al te grote verschillen lijken me niet wenselijk.”

Tegelijkertijd denkt Wallage wel degelijk dat de lerarenopleidingen veel meer de praktijk naar binnen moeten halen. “De lerarenopleiding lijkt me bij uitstek een opleiding om duaal te doen. Laat studenten al tijdens hun studie praktijkervaring op doen. Niet als een stage, maar gewoon betaald.” Die werkervaring hoeft dan niet alleen in de klas plaats te vinden, maar ook in het bedrijfsleven. “Het is heel belangrijk dat docenten straks het werkveld goed en grondig kennen.”

“Het gaat erom dat je de dynamiek van buiten naar binnen haalt. Er zijn gewoon trajecten naar het leraarschap die te weinig met de buitenwereld in contact komen. Ik geloof ook dat er nog klassiek pedagogische docenten moeten zijn, maar dat moet aangevuld worden met vakkennis die bij de tijd is.”

De buitenwereld laten doordringen

Docententeams moeten die verschillende kwaliteiten herbergen, dat hoeft niet iedere docent allemaal te kunnen. “Ik geloof heel erg in teams. Je hebt docenten die heel veel kennis van zaken hebben en je hebt docenten die de pedagogische en didactische kwaliteiten hebben. Het gaat erom dat het allemaal in een team aanwezig is.”

Wat volgens Wallage van belang is bij een goede lerarenopleiding is dat de buitenwereld beter doordringt op de school. “Dat is ook wat een docent in het beroepsonderwijs hoort te zijn. Die moet in dat netwerk tussen onderwijs, overheid en bedrijfsleven fungeren en daar voor de leerlingen van betekenis zijn.”

Een eerstvolgende minister zou zich dan ook over drie zaken moeten gaan buigen waar het lerarenopleidingen betreft. “Volgens mij is het van belang dat je als bewindspersoon een beperkt aantal targets stelt. Als je kijkt naar kwaliteitsverbetering bij de lerarenopleidingen, zou dat volgens mij moeten gaan om beloning, het terugdringen van de werklast en het kijken naar de aard van de opleidingen.”

Dat betekent niet dat OCW straks gelijk aan de slag moet met beleidswijzigingen, voorziet Wallage. “Ik denk dat je het beste eerst even pas op de plaats kunt maken. Je moet de dialoog met de sector aan gaan om te bepalen hoe we ervoor staan, voordat je gelijk tot grote wijzigingen overgaat.”

Het leraarschap en waarom jonge mensen daarvoor kiezen zal niet ineens gaan veranderen, verwacht Wallage. “De idealistische kant van het leraarschap blijft. Leraar zijn mag best een roeping zijn, maar nuanceer het beeld dat het voor het leven moet zijn. Je moet docenten voorhouden dat er als ze economiedocent zijn, ook iets maatschappelijks met die economie gedaan kan worden. Op dit moment zijn de vakopleidingen vaak te smal, dat zorgt voor tunnelvisie.”

Dit is het eerste artikel in het lerarendiscours van ScienceGuide. Voelt u zich geroepen te reageren of iets toe te voegen, neem dan contact op met de redactie

“Ik begrijp dat men de kwaliteit wil beoordelen, maar er wordt te snel de vlucht gemaakt naar formele kwalificaties.”

Jacques Wallage

«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK