“In een goed systeem mag best wat lastendruk zijn”

Wat heeft de instellingstoets kwaliteit gebracht en wat brengt de toekomst?

Verslag | door Sicco de Knecht & Frans van Heest
26 oktober 2017 | Moeten instellingen nog wel meedoen met de Instellingstoets Kwaliteitszorg van de NVAO, hoe zwaar is de lastendruk in het hoger onderwijs en waar moet het heen met het kwaliteitszorgsysteem in Nederland? Vijf collegevoorzitters uit het hbo doordachten deze thema’s samen met de NVAO-voorzitter Anne Flierman.

Vorig jaar verscheen er op ScienceGuide een briefwisseling tussen Jet de Ranitz, voorzitter van Inholland en Kees Boele voorzitter van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen. Toen de briefwisseling op het onderwerp kwaliteitszorg uitkwam besloten ook Bert Verveld (Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten) en Ron Bormans (Hogeschool Rotterdam) mee te doen. Meer collegevoorzitters twijfelen om mee te doen met een nieuwe ronde van Instellingstoets Kwaliteitszorg van de NVAO.

De NVAO keek met interesse naar deze discussie en nodigde de bestuurders uit voor een rondetafelgesprek over het thema kwaliteitszorg. Ook Henk Pijlman, de voorzitter van de Hanzehogeschool wiens blik op de zaak over de loop der jaren sterk is bijgesteld schoof aan. ScienceGuide was erbij.

Kwaliteitszorg, op welk niveau?

Een vraag die het onderwijsveld al langer bezighoudt is op welk niveau de borging van kwaliteit het beste plaats kan vinden. De wetgever heeft bepaald dat opleidingen elke zes jaar worden doorgelicht in een zogenaamde opleidingsaccreditatie. Ook is er sinds 2011 een toets op instellingsniveau, de instellingstoets kwaliteitszorg (ITK). Deze beoordeling heeft als voornaamste aandachtspunt of het kwaliteitszorgsysteem van een instelling op orde is. De ITK is optioneel, instellingen mogen kiezen of ze er aan meedoen.

Bormans trapt de discussie af en zet uiteen waarom hij in de eerste plaats de opleidingsbeoordeling van de NVAO verkiest boven een toetsing van de kwaliteit op instellingsniveau. Hij ziet drie redenen voor een kwaliteitszorgsysteem: “De eerste is verantwoording afleggen, de tweede is de kwaliteit verbeteren en de derde is legitimatie. Die laatste vergeten we weleens maar een kwaliteitsbeoordelingssysteem legitimeert ook.” Voor Bormans komt het primaat van de beoordeling te liggen waar de legitimatie het zwaarst weegt. “Voor mij is de opleiding de meest betekenisvolle entiteit. Vanuit de legitimiteitsfunctie zou ik altijd kiezen voor de opleiding als uitgangspunt.”

Flierman stemt daarmee in. “De opleiding is het centrale aanvliegpunt voor kwaliteitszorg. Dat geldt zeker voor het hbo waar de opleiding tot een bepaald beroep echt een entiteit is.” Hij vult daarbij aan dat het op universiteiten wellicht soms anders ligt bijvoorbeeld bij brede bacheloropleidngen. Ook Pijlman, die een aantal jaar geleden nog sceptisch was over een toets op instellingsniveau, ziet inmiddels de meerwaarde in van de ITK en legt uit waarom hij wel meedoet. “Zelf wil ik graag weten of mijn kwaliteitszorgsysteem goed genoeg is in de vreemde ogen die kijken naar mijn instelling. Ook de mensen in mijn organisatie willen dit.”

Verveld is het er mee eens dat het proces van een instellingstoets werkt als een spiegel die je jezelf voor kunt houden, maar mist nog wel een aspect. “Voor mij is het klankbordelement het meest waardevolle onderdeel van zo’n proces, maar dat is te weinig uitgewerkt. Ik wil veel meer horen of het beeld dat wij van onszelf hebben wel overkomt op anderen.”

De oorspronkelijke gedachte achter de ITK was inderdaad dat deze op termijn de opleidingsaccreditatie zou vervangen. In Vlaanderen werkt men momenteel al met een dergelijk systeem waar de opleidingsaccreditatie door de instelling zelf wordt gedaan. Bijna alle hogescholen en universiteiten in Nederland hebben inmiddels een ITK gedaan.

Het juiste gesprek

Een van de hogescholen die nog niet opging voor een ITK is Inholland. In 2010 kwam de instelling in het nieuws doordat er discutabele diploma’s waren uitgegeven. Inholland stond een tijd lang onder verscherpt toezicht van de Inspectie van het Onderwijs en was het opgaan voor de ITK geen reële optie. Inmiddels is dit toezicht alweer verleden tijd, en staat Inholland voor de keuze: wel of geen ITK.

De Ranitz twijfelt sterk over het al dan niet deelnemen aan een ITK. Ze vraagt zich af hoe je ervoor zorgt dat het eigenaarschap ook echt op het niveau van de opleiding gevoeld blijft worden als er een toets op instellingsniveau plaatsvindt. “Naar aanleiding van de briefwisseling kreeg ik een reactie van iemand die veel aan formele en proefvisitaties had meegedaan. Die schreef mij dat het hem opviel dat gesprekken vaak veel leuker, opener en eerlijker zijn tijdens de proefronde dan tijdens het formele gedeelte.”

“Ik herken mij daar wel in,” vervolgt De Ranitz “waar ik naar op zoek ben is hoe we nog beter kunnen worden. Ik vraag me heel erg af: welke instrumenten kun je inzetten die daar aan bijdragen en welke methoden slaan het gesprek dood? Hoe krijg ik het vuurtje aan bij mijn mensen, daar zoek ik naar.”

Boele sluit zich daarbij aan, ook puttend uit zijn eigen ervaring als lid van panels in accreditatieprocessen in Vlaanderen. Hij vraagt zich af wie er nu vrolijk wordt van het feit dat zijn instelling, de HAN, heeft gekozen voor een ITK. Voor hem is de kern van de zaak voor wie een instellingstoets nu bedoeld is. “Voor welke student, ouder, regionale belanghebbende is het eigenlijk een issue? Het systeem van een ITK werkt vanuit de vraag of je als bestuur zelf in beeld bent wanneer er iets aan de hand is. Het gaat om de vraag of je dan ook daar naar handelt. Dat is wat een ITK toetst.”

Boele gaat nog een stap verder, wat hem betreft zou ‘in control’ moeten betekenen dat de instelling te allen tijde moet voorkomen dat er iets tussendoor glipt. “Een opleiding mag niet eens een onvoldoende krijgen van mij! Ik vind het als bestuurder, maar ook als vader, als oud-docent onbestaanbaar dat mensen die collegegeld betalen, en na de middelbare school eindelijk de vierjarige opleiding van hun keuze gaan doen, een traject doen dat naadje is. Dan breekt mijn hart, en zo voel ik dat echt.”

De kwaliteit van een opleiding zit hem volgens de aanwezigen juist ook in de kleinere dingen. Zaken die volgens hem niet gevat kunnen worden in een externe controle maar wel degelijk zichtbaar zijn. “Dat begint al op het moment dat een student de hogeschool binnenkomt en ziet dat zijn les is uitgevallen. Dat alles ontleen ik alleen niet uit de ITK.” Zo stelt Boele. Volgens Pijlman is het niet zo dat je een panel om de tuin kunt leiden. “Op de manier waarop de huidige ITK is vormgegeven maak je niet van af met een toneelstukje.”

Volgens Verveld blijft het de vraag of een accreditatiecommissie alles wat zij ziet op waarde kan schatten. “Wat je vaak ziet als het panel langskomt, is dat ze hun eigen opvattingen meenemen naar een instelling.” Daarin kunnen conflicterende beelden van kwaliteitszorg volgens hem een barrière zijn. “Ik zie het als mijn belangrijkste taak om mijn directeuren succesvol te laten zijn. Als ik dat doe, is dat dan een vorm van ‘in control’ zijn, en is dat herleidbaar tot allerlei verslagen die we maken?”

De NVAO ziet zichzelf niet graag als strenge vader maar volgens Flierman houd je een bepaalde vorm van afstandelijkheid. “Als de Belastingdienst op bezoek komt, dan geef je nu eenmaal andere antwoorden dan als je met een goede vriend een biertje drinkt.” Volgens hem valt daar weinig aan te doen, maar een goed panel kijkt daar echt wel doorheen. Hij vult daarbij aan dat het wat hem betreft lang niet alleen de accreditatie zelf is die een bijdrage levert aan de kwaliteitscultuur in de instelling. “Het is het proces dat vooraf gaat aan de accreditatie is minstens zo waardevol. De kern van een ITK is weet je wat de kwaliteit van je opleidingen is en wat je doet als zich een probleem aandient. Hoe treed je op als er iets niet in de haak is?”

Alles bij elkaar blijft Boele het ironisch vinden dat het succesvol behalen van een ITK alsnog geen garanties biedt tegen het schrikbeeld ‘onvoldoende’ dat hij eerder schetste. “Ik heb nu meerdere keren een instellingstoets meegemaakt en wat mij blijft opvallen is dat het heel erg systemisch is. Als je de procedurele evaluatiecyclus en dan vooral goed gedocumenteerd eenmaal op orde hebt dan heb je het kunstje voor elkaar. Enerzijds een prachtig handboek kwaliteitszorg en toch zijn er dan opleidingen die een onvoldoende krijgen, dat kan ik niet met elkaar rijmen.”

Toch is de keuze om wel of geen ITK te doen inmiddels geen echte keuze meer volgens Bormans. “Het is officieel een optie om niet mee te doen,” Die optie legde hij dan ook voor aan zijn eigen instelling, maar dat stuitte op tegenstand “maar als ik dat voorstel dan krijg ik, wellicht terecht te horen dat als mijn instelling besluit het niet te doen, er dan in de pers staat: ‘Hogeschool Rotterdam durft niet mee te doen aan de accreditering. Dat is overigens totaal niet aan de orde, de laatste ITK hebben we met vlag en wimpel gehaald, maar het is moeilijk vechten tegen dat ‘frame’, en ook intern denken mensen er soms zo over.”

 

Lastendruk

Een van de grote beloftes van de ITK was dat er uiteindelijk een vermindering van de (administratieve) lastendruk mee bewerkstelligd zou worden. Doordat het kwaliteitszorgsysteem van de instelling zelf geaccrediteerd is hoeven de opleidingen maar op vier in plaats van zeven punten getoetst te worden. Toch is een breed verwoordde ervaring dat er van de lastendrukvermindering weinig terecht is gekomen.

Op dit punt steekt Flierman de hand in eigen boezem. “De lastenverlichting in de mate hoe we die voorspeld hebben die heeft zich niet gemanifesteerd. Destijds werd gesproken over 25% lastenverlichting op opleidingsniveau. Dat is niet gerealiseerd. Ik hoop met de nieuwe ITK-ronde en onze nieuwe werkwijze alsnog een slag te maken.” Boele schrikt wel van deze opmerking van de NVAO-voorzitter. “Ik vind dat ook wel een betekenisvolle uitspraak want dat was wel de filosofie, althans de beloofde bonus van de ITK.”

Bormans sluit zicht hierbij aan maar relativeert dit ook enigszins. “Ik heb nog nooit meegemaakt dat als een ‘regent’ zegt dat de lastendruk naar beneden gaat, dat de lastendruk ook daadwerkelijk wordt verminderd.” Maar wat Bormans betreft is dat ook niet erg. “In een goed systeem mag er best wat lastendruk zijn.”

Boele vult dit aan door een hand in eigen boezem te steken: “Verreweg de meeste lastendruk organiseren wij zelf, voor een deel uit angst. Dat heeft niks met de ITK of de NVAO te maken. Dan heb ik het over uitvoerige onderwijsexamenregelingen, onderwijseenheidbeschrijvingen, stagehandleidingen, ‘beoordelingsrubrics’, alles bij elkaar hier en daar totaal mesjogge.”

Volgens Pijlman is het inderdaad ook een kwestie van tijd voor betrokken medewerkers om zich te professionaliseren op het gebied van verantwoorden. “Ik zie vaak documentatie langskomen waarvan ik denk: dit had ook wel op een A4’tje gekund jongens. Maar dat moet je oefenen. En een gesprek over aangaan met degene die je controleert over wat er nu wel en niet op papier moet.”

Dat er enige lastendruk mag zijn, daar is iedereen het over eens maar De Ranitz trekt wel een grens. “Wij hebben in mijn ogen de zaken op orde op onze hogeschool. We gaan nu een proef-visitatie doen en ik heb iedereen gezegd dat er geen extra papier gemaakt mag worden. We gaan ons laten zien precies zoals we zijn. Als we daarna alsnog opgaan voor de ITK is dat niet vanwege lastenverlichting, maar omdat we er inhoudelijk beter van worden.”

Alle klachten ten spijt is de administratieve last in de onderwijssector in vergelijking met andere takken in de publieke sector nog relatief uit te houden zo stelt Flierman. “Als ik de lastendruk in de zorg vergelijk met het onderwijs dan mogen wij in onze sector in de handen knijpen. Als er bij een opleiding geen bijzondere dingen aan de hand zijn en je in de tussentijd de huishouding op orde houdt dan moet dan niet tot een disproportionele lastendruk leiden.”

De nieuwe regering

In het regeerakkoord stonden weinig zaken die niet al eerder waren uitgelekt, behalve de passage over de toekomst van nieuwe kwaliteitsafspraken. Hier sorteren de coalitiepartijen voor op een nieuwe ronde prestatieafspraken, dit keer kwaliteitsafspraken genoemd, wat geheel in lijn lijkt te zijn met de aanbevelingen van de commissie van Van der Donk. Deze commissie stelt ook voor om een overkoepelende autoriteit voor het hoger onderwijs op te richten die meerdere taken tegelijk op zich neemt.

Flierman opent door uit te spreken dat het toezicht te veel top-down georganiseerd dreigt te worden. “Ik heb het gevoel dat Wim van de Donk een beetje van zijn CDA-geloof is gevallen. Mijn verwijt is dat hij heel erg die verticale kolom naar Den Haag heeft proberen te creëren, terwijl ons verhaal als NVAO steeds is geweest dat elke instelling met de relevante omgeving tot afspraken moet komen. Voor ons is de eigen visie van de instelling uitgangspunt. Elke instelling heeft zijn eigen sterke punten, en die hoeft zo’n instelling niet aan Den Haag te verantwoorden – je moet laten zien dat je dat gesprek met je omgeving gevoerd hebt.”

Wat kwaliteitsafspraken betreft staat Verveld er iets pragmatischer in. “Je hebt de principiële kant van de zaak, en je hebt de praktische kant van de zaak. Er is nu eenmaal een tendens om verantwoording te willen vanuit Den Haag. In die constellatie vind ik dat we met de prestatieafspraken de zaken tenminste nog enigszins in eigen hand hebben kunnen houden. Ik weet niet of dat met de inspectie hetzelfde zou zijn gelopen.”

Pijlman vindt een Hoger Onderwijs Autoriteit, zoals voorgesteld door de commissie Van de Donk een slecht idee om dat het afstand creëert tussen de instelling en de democratie. “Als publieke instelling moet je je verantwoorden aan de democratie. Dat gaat via het ministerie en die staat onder controle van de Tweede Kamer. Ik vind dat er niet nog een laag tussen moet zitten die ‘de autoriteit’ is. Dan wordt de macht geconcentreerd daar waar geen democratische controle meer is dat moet je niet willen.”

Prestatieafspraken gaan nieuwe fase in.

Ook De Ranitz denkt de bewindvoerder door de ministeriele verantwoordelijkheid altijd aangesproken zal blijven worden op misstanden. “De minister kan dus delegeren wat ze wil, maar ze zal er altijd op aanspreekbaar blijven. Dat betekent dat het allemaal voor niets kan zijn zo’n autoriteit, want de minister moet uiteindelijk toch altijd de verantwoordelijkheid nemen.” Ze gaat zelfs nog een stap verder en grapt: “Als ik van een hoger onderwijs autoriteit afkom door een ITK te doen, dan teken ik voor een ITK.”

Lastendruk

Een van de grote beloftes van de ITK was dat er uiteindelijk een vermindering van de (administratieve) lastendruk mee bewerkstelligd zou worden. Doordat het kwaliteitszorgsysteem van de instelling zelf geaccrediteerd is hoeven de opleidingen maar op vier in plaats van zeven punten getoetst te worden. Toch is een breed verwoordde ervaring dat er van de lastendrukvermindering weinig terecht is gekomen.

Op dit punt steekt Flierman de hand in eigen boezem. “De lastenverlichting in de mate hoe we die voorspeld hebben die heeft zich niet gemanifesteerd. Destijds werd gesproken over 25% lastenverlichting op opleidingsniveau. Dat is niet gerealiseerd. Ik hoop met de nieuwe ITK-ronde en onze nieuwe werkwijze alsnog een slag te maken.” Boele schrikt wel van deze opmerking van de NVAO-voorzitter. “Ik vind dat ook wel een betekenisvolle uitspraak want dat was wel de filosofie, althans de beloofde bonus van de ITK.”

Bormans sluit zicht hierbij aan maar relativeert dit ook enigszins. “Ik heb nog nooit meegemaakt dat als een ‘regent’ zegt dat de lastendruk naar beneden gaat, dat de lastendruk ook daadwerkelijk wordt verminderd.” Maar wat Bormans betreft is dat ook niet erg. “In een goed systeem mag er best wat lastendruk zijn.”

Boele vult dit aan door een hand in eigen boezem te steken: “Verreweg de meeste lastendruk organiseren wij zelf, voor een deel uit angst. Dat heeft niks met de ITK of de NVAO te maken. Dan heb ik het over uitvoerige onderwijsexamenregelingen, onderwijseenheidbeschrijvingen, stagehandleidingen, ‘beoordelingsrubrics’, alles bij elkaar hier en daar totaal mesjogge.”

Volgens Pijlman is het inderdaad ook een kwestie van tijd voor betrokken medewerkers om zich te professionaliseren op het gebied van verantwoorden. “Ik zie vaak documentatie langskomen waarvan ik denk: dit had ook wel op een A4’tje gekund jongens. Maar dat moet je oefenen. En een gesprek over aangaan met degene die je controleert over wat er nu wel en niet op papier moet.”

Dat er enige lastendruk mag zijn, daar is iedereen het over eens maar De Ranitz trekt wel een grens. “Wij hebben in mijn ogen de zaken op orde op onze hogeschool. We gaan nu een proef-visitatie doen en ik heb iedereen gezegd dat er geen extra papier gemaakt mag worden. We gaan ons laten zien precies zoals we zijn. Als we daarna alsnog opgaan voor de ITK is dat niet vanwege lastenverlichting, maar omdat we er inhoudelijk beter van worden.”

Alle klachten ten spijt is de administratieve last in de onderwijssector in vergelijking met andere takken in de publieke sector nog relatief uit te houden zo stelt Flierman. “Als ik de lastendruk in de zorg vergelijk met het onderwijs dan mogen wij in onze sector in de handen knijpen. Als er bij een opleiding geen bijzondere dingen aan de hand zijn en je in de tussentijd de huishouding op orde houdt dan moet dan niet tot een disproportionele lastendruk leiden.”

De nieuwe regering

In het regeerakkoord stonden weinig zaken die niet al eerder waren uitgelekt, behalve de passage over de toekomst van nieuwe kwaliteitsafspraken. Hier sorteren de coalitiepartijen voor op een nieuwe ronde prestatieafspraken, dit keer kwaliteitsafspraken genoemd, wat geheel in lijn lijkt te zijn met de aanbevelingen van de commissie van Van der Donk. Deze commissie stelt ook voor om een overkoepelende autoriteit voor het hoger onderwijs op te richten die meerdere taken tegelijk op zich neemt.

Flierman opent door uit te spreken dat het toezicht te veel top-down georganiseerd dreigt te worden. “Ik heb het gevoel dat Wim van de Donk een beetje van zijn CDA-geloof is gevallen. Mijn verwijt is dat hij heel erg die verticale kolom naar Den Haag heeft proberen te creëren, terwijl ons verhaal als NVAO steeds is geweest dat elke instelling met de relevante omgeving tot afspraken moet komen. Voor ons is de eigen visie van de instelling uitgangspunt. Elke instelling heeft zijn eigen sterke punten, en die hoeft zo’n instelling niet aan Den Haag te verantwoorden – je moet laten zien dat je dat gesprek met je omgeving gevoerd hebt.”

Wat kwaliteitsafspraken betreft staat Verveld er iets pragmatischer in. “Je hebt de principiële kant van de zaak, en je hebt de praktische kant van de zaak. Er is nu eenmaal een tendens om verantwoording te willen vanuit Den Haag. In die constellatie vind ik dat we met de prestatieafspraken de zaken tenminste nog enigszins in eigen hand hebben kunnen houden. Ik weet niet of dat met de inspectie hetzelfde zou zijn gelopen.”

Pijlman vindt een Hoger Onderwijs Autoriteit, zoals voorgesteld door de commissie Van de Donk een slecht idee om dat het afstand creëert tussen de instelling en de democratie. “Als publieke instelling moet je je verantwoorden aan de democratie. Dat gaat via het ministerie en die staat onder controle van de Tweede Kamer. Ik vind dat er niet nog een laag tussen moet zitten die ‘de autoriteit’ is. Dan wordt de macht geconcentreerd daar waar geen democratische controle meer is dat moet je niet willen.”

Ook De Ranitz denkt de bewindvoerder door de ministeriele verantwoordelijkheid altijd aangesproken zal blijven worden op misstanden. “De minister kan dus delegeren wat ze wil, maar ze zal er altijd op aanspreekbaar blijven. Dat betekent dat het allemaal voor niets kan zijn zo’n autoriteit, want de minister moet uiteindelijk toch altijd de verantwoordelijkheid nemen.” Ze gaat zelfs nog een stap verder en grapt: “Als ik van een hoger onderwijs autoriteit afkom door een ITK te doen, dan teken ik voor een ITK.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK