Nederlandse hoger onderwijs in top duurste van Europa

Europees rapport maakt verschillen tussen kosten en financiële steun

Nieuws | de redactie
25 oktober 2017 | Studeren in Nederland is relatief duur en wordt maar in beperkte mate financieel mogelijk gemaakt, zo blijkt uit een Europese vergelijking in opdracht van de Europese Commissie. In dat opzicht gaat Nederland steeds meer op het Verenigd Koninkrijk lijken.

Wat is de hoogte van het collegegeld en op welke manier betalen studenten voor hun opleiding? In opdracht van de Europese Commissie publiceert het Eurydice netwerk, een Europees samenwerkingsverband dat ontwikkelingen in het hoger onderwijs in kaart brengt, jaarlijks een inventarisatie. Uit deze rondgang rond 42 landen wordt duidelijk dat het Nederlandse systeem steeds meer op dat van het Verenigd Koninkrijk gaat lijken.

De samenstellers van het rapport hebben zich in de eerste plaats gericht op de situatie van voltijdsstudenten die zich voor het eerst in hebben geschreven. Deze groep is in alle landen veruit de grootste en laat zich het beste vergelijken. Daarbinnen inventariseerden ze of en hoeveel studenten betalen voor hun onderwijs, en of ze hier op een of andere manier in worden gecompenseerd.

Op basis hiervan onderscheidt Eurydice in het rapport vier categorieën, van geen/laag collegegeld en geen beurzen tot en met hoog collegegeld en veel beurzen. In de vergelijking is de Nederlandse situatie sinds 2015, vanaf de invoering van het leenstelsel, meegenomen. De Nederlandse situatie wordt beschreven als een stelsel van laag collegegeld met weinig beurzen.

Wat kost hoger onderwijs?

Wat betreft de kosten van hoger onderwijs beschouwt de Europese Commissie niet alleen collegegeld maar ook andere bijdragen aan instellingen zoals administratiekosten als kosten voor het onderwijs. In elf landen, waaronder Duitsland, Griekenland en Slovenië betalen studenten nooit meer dan €100 per jaar.

Nederland schaart zich bij de vijftien landen die voltijdstudenten vragen om een substantiële bijdrage. Deze landen, waaronder Spanje, Turkije en Vlaanderen, brengen in totaal tussen de € 1001 – 3000 per collegejaar in rekening. Nederland is in deze categorie samen met Letland de duurste in zijn categorie. In een paar landen waar voltijds studeren gratis maakt de overheid een uitzondering voor deeltijdstudenten. In die landen, waaronder Denemarken, komt dit voort uit de gedachte dat deze studenten een inkomen hebben.

Aan de hoge kant van de schaal vinden we de landen van het Verenigd Koninkrijk – met uitzondering van Schotland waar studeren gratis is. Daar worden collegegelden tot €10.028 per jaar (Engeland) gevraagd. De Britse regering besloot onlangs dat instellingen die een goede score op de nationale studentenquêtes behalen hun collegegeld mogen verhogen, maar door de impopulariteit hiervan heeft premier Theresa May onlangs al aangegeven dit beleid terug te zullen draaien.

Wie betaalt er mee?

Aan de andere kant van de balans worden studenten op de een of andere manier financieel gecompenseerd voor de kosten die studeren met zich meebrengt. Beurzen en leningen zijn het voornaamste middel waarmee studenten in staat worden gesteld te betalen voor hun opleiding. Op IJsland na bestaat er in elk van de landen uit het onderzoek op zijn minst een van de twee typen van financiële ondersteuning.

Nederland wordt samen met het Verenigd Koninkrijk specifiek genoemd vanwege hun recente besluiten om hun basisbeurs af te schaffen. Volgens de schrijvers houdt Nederland er inmiddels een tweesporenbeleid op na aangezien het sociaal leenstelsel voorziet in leningen en een aanvullende beurs voor studenten uit armere milieus.

In Nederland bedraagt de meest voorkomende aanvullende beurs €3900 en is €4656 het maximum per jaar. Voorheen kregen studenten uit deze milieus ook een, hetzij lagere, aanvullende beurs, maar in combinatie met de prestatiebeurs kwam dit vaak uit op een hoger totaalbedrag.

In het Verenigd Koninkrijk is de basisbeurs eveneens vervangen met een lening maar in Wales en Noord-Ierland bestaat nog wel een aanvullende beurs van €5595 en €3767 respectievelijk. Overigens krijgt slechts twee derde van de studenten die hiervoor in aanmerking komt ook daadwerkelijk deze beurs.

In andere landen, dertien in totaal, is er voor gekozen om (ook) de familie van studenten op de een of andere manier financieel tegemoet te komen. Dit in de vorm van belastingvoordeel of toeslagen. Vaak is dit wel onder (soms uitgebreide) restricties zoals een inkomensgrens, een minimaal aantal kinderen of een nationaliteitseis.

De minst voorkomende vorm van ondersteuning is wat de onderzoekers als beurzen op basis van merites bestempelen. In onder andere Griekenland, Frankrijk en Oostenrijk bestaan afhankelijk van de situatie, beurzen van € 800 – 10.000. Deze beurzen zijn op de een of andere manier gericht op topprestaties – vaak van studenten uit achtergestelde milieus.

Geen conclusies

Alhoewel de onderzoekers het rapport wel aftrappen met de vraag: ‘Hoe toegankelijk is het hoger onderwijs in Europa?’ beantwoorden ze deze vraag niet zelf. Ze laten het aan de lezer om conclusies te trekken op basis van een vergelijking die ze sec mogelijk is opgesteld. Gezien de vele verschillende variaties in kosten en vergoedingen blijft het erg lastig een coherent beeld te vormen van de situatie.

Wel valt het ook de onderzoekers op dat het Nederlandse en Britse systeem min of meer tegelijkertijd afstand doen van een studiebeurs en dat Nederland, op het Verenigd Koninkrijk en Letland na, de hoogste gemiddelde studiekosten heeft per student. Een onderdeel dat niet is meegenomen in de vergelijking is de Nederlandse OV-kaart die studenten in andere landen vaak niet hebben.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK