De maakbaarheid van intelligentie en creativiteit

Wat kunnen we leren van experts en creatievelingen?

Verslag | de redactie
7 november 2017 | Een indrukwekkende line-up siert het zevende Making Shift Happen congres in de Beurs van Berlage. Aan tafels luisteren docenten, schoolleiders en onderzoekers naar de internationale sprekers die vandaag de vraag beantwoorden wat van nature komt en wat een leerling aan te leren is. En alhoewel veel aspecten van deze vraag inmiddels al door onderzoek beslecht zijn houdt iedereen er toch nog zijn eigen mening op na.
Anders Ericsson

“Ik ben mijn hele leven al op zoek naar mensen die werkelijk een ‘gave’ hebben en zomaar ineens heel goed zijn ergens in,” zo stelt Anders Ericsson in de opening van zijn keynote, “ik heb ze alleen nog niet kunnen vinden.” Dertig jaar onderzoek geven de onderwijspsycholoog uit Florida genoeg bagage om zijn punt te maken: expertise is grotendeels resultaat van duizenden uren doelgerichte oefening.

Representaties van het leerproces

Zijn onderzoek naar topsporters, vioolvirtuozen en de trainbaarheid van het kortetermijngeheugen laat keer op keer zien dat het optimaal beheersen toch vooral neerkomt op doen. Dat het genenpakket dat je meekrijgt hiervoor benut moet worden ontkent hij geenszins, maar het onderzoek dat moet bewijzen dat de genetische opbouw zeer bepalend is vindt hij te eenzijdig. “Genetisch onderzoek kijkt vaak alleen naar wat ‘is’ en vooral wat ‘hetzelfde’ is, in plaats van te kijken hoe makkelijk een eigenschap verandert.”

De lessen van Ericsson, die ‘topprestatiebenadering’ die inmiddels zijn weg naar psychologiecurricula wereldwijd heeft gevonden, zijn dan ook vrij helder. “Maak een representatie van wat je wilt leren, verbaliseer wat de volgende stap is, voer hem uit en reflecteer daarop. Elke keer weer.” Zijn boodschap aan de zaal lijkt dan ook te zijn om leerlingen te laten ervaren hoe het is om in een ding echt expert te zijn.

Desgevraagd geeft Ericsson aan ScienceGuide toe dat er nog weinig bewijs is voor de overdraagbaarheid specifieke vaardigheden van het ene naar het andere domein. “Een goede chirurg is niet zomaar een goede DJ.” Waar het Ericsson om gaat is dat je ervaart hoe het is om die representatie te leren maken van wat je nog moet leren, en hoe je dat gaat doen.

Kun je creativiteit leren?

Over wat het maken van een representatie van de stappen in het leerproces precies inhoudt is Stellan Ohlsson (University of Illinois, Chicago) ietwat concreter. Hij legt het verband tussen creativiteit en intelligentie omdat hij overeenkomsten ziet. “Het is belangrijk je te beseffen dat wij niet in direct contact staan met de wereld. Daar zit nog een orgaan tussen: de hersenen.” Die zijn de hele dag bezig om een representatie van de werkelijkheid te maken zodat deze een interpretatie krijgt.

Hetgeen volgens Ohlsson zo uniek is aan mensen is dat ze deze representatie ook kunnen herzien. “Zelf vind ik het voorbeeld van René Magrittes ceci ce n’est pas une pipe een goed geheugensteuntje als ik dit weer eens vergeten ben.” In dat schilderij speelt de schilder met het gegeven dat een beeltenis van een pijp nog geen pijp is. Volgens hem is het tevens een typisch voorbeeld van hoe creativiteit het denken verder kan brengen.

De laatste tijd is er steeds meer aandacht voor creativiteit, ook in het onderzoek. Met al deze kennis dringt zich de vraag op of het ook mogelijk is om te leren om creatief te zijn. Het antwoord op die vraag is volgens Ohlssen “een voorzichtig ‘ja’,” maar hij heeft er bedenkingen bij. “Het meeste onderzoek laat slechts kleine effectgrootten zien, en het is eigenlijk onderzoek dat zich vooral heeft gericht op het out of the box denken.”

Wel wil hij, in de lijn van Ericsson, breken met de gedachte dat intelligentie en creativiteit gefixeerd zijn. Hij ziet beiden eerder als een zogenaamde disposition, een neiging of aanleg, die gestimuleerd en uitgebouwd kan worden. Wellicht door middel van training.

Onderwijs in NL anno 2017: je gaat er niet dood aan

Onderwijsblogger David Didau staat kritisch tegenover het ideaal van maakbaarheid dat met name Ericsson predikt. Niet alleen lijkt hij de premisse niet te onderschrijven dat je bekwamen op het ene gebied vertaalbare lessen oplevert voor het andere, hij ziet ook nadelen aan de intensieve (auto)didactische leermethode van Ericsson.

“Experimenteel en exploratief leren, non-sociaal leren eigenlijk, is inderdaad heel leerzaam maar het is ook bijzonder inefficiënt.” Een toepassing in het normale onderwijs ziet hij dan ook eigenlijk niet, en de zaal reageert instemmend op deze constatering; het moet ook haalbaar zijn in het onderwijs.

Didau denkt dat leren en het concept van de school juist zo succesvol zijn geweest door wat hij sociaal leren noemt, een proces van nadoen en nabootsen. “De eerste beschavingen waar scholen ontstonden zijn denk ik niet voor niets die plaatsen waar het schrift werd uitgevonden.” Alfabetisme is volgens hem een typische ‘secundaire biologische module’, een eigenschap die je niet nodig hebt om te overleven en waarbij je leerlingen ‘onder enige vorm van dwang en met uitzicht op straf’ moet dwingen het te leren.

Dit alles betekent volgens Didau niet dat het geen zin heeft om onderwijs te blijven ontwikkelen. Onderwijs in Nederland anno 2017 is volgens hem gewoon relatief veilig. “Je gaat er niet dood aan maar er is weinig animo om te zoeken of wat we doen ook goed werkt.” Dat betekent overigens niet dat Didau de loftrompet steekt over de zogenaamde 21e eeuwse vaardigheden: “Voor zover ik het kan overzien zijn die niet specifiek 21e eeuws, en het zijn eigenlijk ook geen vaardigheden.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK