Taalontwikkeling van studenten; veel meer dan spelling en grammatica

Een belangrijke rol voor de vakdocent

Opinie | door Amos van Gelderen
7 november 2017 | Er wordt veel geklaagd over het taalgebruik van studenten in het hoger onderwijs. Ze zouden niet goed kunnen schrijven en ook over hun gesproken taal zijn vaak klachten. Wat is precies het probleem en hoe valt het op te lossen?

Om te beginnen is de klacht niet nieuw, maar van alle tijden. In de vroege jaren tachtig van de vorige eeuw verscheen een ministeriële nota onder de titel “Er wort steets meer fout gesgreven” (Pais, 1981) met een stevige kritiek op de schrijfvaardigheid van studenten. Niet alleen de spelling en de grammatica in teksten van de studenten lagen onder vuur, maar ook de structurering van de tekst, het leggen van verbanden en het onderscheiden van hoofd- en bijzaken.

Een belangrijke aanbeveling was om het eindexamen Nederlands van de havo aan te passen aan de eisen van het hbo en om schrijfvaardigheidsonderwijs te intensiveren. Voor degenen die denken dat het probleem van recente datum is en een gevolg van de achteruitgang van de taalvaardigheid van jongeren in de laatste decennia, is dit historische uitstapje wellicht ontnuchterend. Evenals in de jaren tachtig roepen velen nu weer om een betere aansluiting van het voortgezet onderwijs op de eisen van het hoger onderwijs en om meer onderwijs in schrijven. Er is dus erg weinig gebeurd in de tussentijd!

Verborgen cesuur

In de overgang van voortgezet naar hoger onderwijs zit een verborgen cesuur, een breuklijn, die blijkbaar erg weerbarstig is en bestand tegen goedbedoelde intenties voor verandering. De cesuur laat zich als volgt formuleren. In het voortgezet onderwijs gaan we ervanuit dat de taalvaardigheid van leerlingen vormbaar is door aparte taallessen Nederlands.

In het hoger onderwijs gaan we ervanuit dat hun taalontwikkeling al voltooid is, of spontaan verder gaat (dus zonder taalonderwijs). Bij problemen in het hoger onderwijs (zoals bovengenoemde klachten over schrijfvaardigheid) denkt men daarom aan een ‘deficiëntie’. Daarmee wordt bedoeld dat sommige studenten geen goed taalonderwijs hebben gekregen in het voortgezet onderwijs en dat dat moet worden ‘bijgespijkerd’. Men zoekt de oplossing dan in toetsen op taalvaardigheid (om de probleemstudenten te identificeren) en taalcursussen los van het reguliere (vak)onderwijs. Vaak leggen deze cursussen nadruk op correct taalgebruik los van de typen teksten die studenten in hun studie moeten lezen en schrijven, met andere woorden: spelling en grammatica.

Wat opvalt aan deze ingeslepen denkwijze is dat het hoger onderwijs kennelijk de neiging heeft niet de hand in eigen boezem te steken en liever de ‘schuld’ zoekt bij falend voortgezet onderwijs. Toch is de gedachtegang dat de taalontwikkeling van jongeren na hun achttiende verjaardag wel zo ongeveer klaar is verre van plausibel. Ook het selecteren van studenten met een ‘taaldeficiëntie’ berust op een ernstig misverstand, namelijk dat slechts een beperkte groep studenten moeite heeft met goed en duidelijk schrijven.

Men hoeft maar wat eindscripties van studenten uit verschillende richtingen open te slaan om te zien dat schrijfvaardigheid een kunst is die slechts weinigen bezitten. Geen wonder, aangezien het onderwijs in het schrijven van scripties hen al die jaren is onthouden. Ja, op het havo en vwo hebben ze geleerd bij Nederlands om een uiteenzetting en een betoog te schrijven van enkele kantjes en als ze geluk hebben heeft een docent hen ook wat commentaar gegeven op het taalgebruik in een werkstuk. Maar het schrijven van een onderzoeksverslag van enige omvang dat voldoet aan de specifieke eisen van een discipline (bijvoorbeeld: sociaal wetenschappelijk, natuurwetenschappelijk, medisch of geesteswetenschappelijk), dat is echt andere koek.

Vingerwijzen

Docenten in het hoger onderwijs die zich realiseren dat vakonderwijs ook inhoudt: de initiatie van studenten in de taal van het vak zijn helaas dun gezaaid. In een cultuur waarin taal- en vakonderwijs strikt gescheiden zijn, wordt slechts met de vinger naar elkaar gewezen als het gaat om de oplossing van de problemen met schrijfvaardigheid. Het moet ook erkend: de problematiek is zo hardnekkig omdat het veel moeite kost om studenten te ondersteunen in de ontwikkeling van hun schrijfvaardigheid.

Enerzijds zijn de typen teksten die ze moeten schrijven in hun studie complex en tamelijk verschillend van doel en structuur (vergelijk bijvoorbeeld een portfolio, een stageverslag, een verslag van een onderzoek, het schrijven van een essay). Anderzijds is goed schrijven iets ambachtelijks, dat je alleen goed leert door intensieve coaching en feedback vanaf het eerste jaar. Studenten moeten zich leren realiseren voor wie ze iets schrijven en of deze lezers ook kunnen volgen waar ze het over hebben. Wie heeft daar de tijd voor? Ik ken geen hogeschool of universiteit die hiervoor voldoende ruimte biedt in het curriculum.

Een begin van een oplossing ligt bij de professionalisering van vakdocenten. Zij moeten bereid zijn zich te verdiepen in de eisen die er qua taalvaardigheid gesteld worden in hun vakgebied, niet alleen bij schrijven maar ook bij het lezen. luisteren en spreken. Dat gaat veel verder dan het aanleren van vakjargon. Het gaat om de verbanden die gelegd worden in teksten en de talige vorm daarvan, om de tekststructuur in kenmerkende typen teksten voor het vakgebied, om de hoofdzaken en de bijzaken en hoe je die in je tekst verwerkt…

Kortom al die dingen die ook al opgemerkt werden in de jaren tachtig van de vorige eeuw! Voor correcte spelling en grammatica moeten studenten zelf de verantwoordelijkheid leren nemen. Dat mogen we wel verwachten van studenten die het voortgezet onderwijs met een diploma hebben afgesloten. In die gevallen dat de Nederlandse grammatica echt een probleem is (bijvoorbeeld bij sommige tweede taalleerders), kunnen we docenten Nederlands invliegen om bijspijkercursussen te verzorgen

Amos van Gelderen :  Lector taalverwerving en taalontwikkeling Hogeschool Rotterdam

Literatuurverwijzingen

Er wort steets meer fout gesgreven.

Pais, A. (1981). Den Haag: Staatsuitgeverij


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK