Tussen impact en impactfactor

In hoeverre bijten de roep om maatschappelijke impact en scoren in internationale ranglijsten elkaar?

Analyse | door Tim Cardol
20 december 2017 | Wetenschappers worden steeds vaker bevraagd op valorisatie en het bereiken van maatschappelijke impact. Impact die bereikt kan worden op lokaal niveau. Tegelijkertijd zijn internationale ranglijsten nog steeds leidend en is publiceren in toonaangevende internationale tijdschriften een must voor iedereen die een wetenschappelijke carrière ambieert. In hoeverre bijten beide ambities elkaar?
(Chris W.)

“We koesteren een beeld waarin wetenschappers door nieuwsgierigheid gedreven onbetwijfelbare kennis leveren. Kennis waar de maatschappij wat aan heeft. Dit beeld is op z’n zachtst gezegd onvolledig. Maar behalve onvolledig is het zelfs schadelijk.” Met deze woorden openden de initiatiefnemers van Science in Transition in 2013 hun position paper met aanbevelingen voor een betere wetenschap. Wat daaruit volgt is een weinig rooskleurig beeld van het wetenschappelijk bedrijf: “Wetenschappers zijn gewone mensen met alledaagse motieven. Ze passen soms meetgegevens aan, laten zich betalen door de industrie, of zijn gewoon niet zo goed in hun vak.”

De band met de nationale thuisbasis verloren

Over de wetenschap als internationale wedloop en de kwalijke gevolgen die dat heeft voor de kwaliteit van het onderzoek is al veel geschreven. In het position paper van Science in Transition uit 2013 stond echter nog een andere interessante observatie, die met name van toepassing is op de alfa- en gammawetenschappen.

“Het onderzoek dat aan de alfa- en gammafaculteiten werd uitgevoerd kende nog een eigenaardigheid. De sociale wetenschappen bijvoorbeeld zijn in toenemende mate los geraakt van de nationale verhoudingen. Onderzoeksvragen worden afgeleid uit de internationale debatten, en onderzoekers worden afgerekend op de mate waarin ze bijdragen leveren aan de internationale discussie. De internationale oriëntatie is verfrissend – en als maatstaf voor intellectuele kwaliteit misschien ook onmisbaar -, maar als maatschappijwetenschappen verloren de sociale wetenschappen daardoor de band met de nationale thuisbasis.”

Onlangs kwamen vertegenwoordigers uit deze twee disciplines bij elkaar in Amsterdam tijdens een congres van ScienceWorks. De organisatoren van het congres bogen zich over “de wijze waarop vragen vanuit de maatschappij kunnen worden opgenomen in het Alfa-en Gamma onderzoek.” ScienceWorks deed daartoe zelfs een tiental aanbevelingen. Hierin wordt onder meer bepleit om indicatoren voor maatschappelijke impact op te nemen in het academisch beloningssysteem.

Een perverse prikkel

Volgens Erasmus-hoogleraar Arwin Van Buuren werd er in het verleden veel vaker onderzoek gedaan met grote lokale en maatschappelijke impact, maar is dat onder druk van het internationaal publiceren minder geworden. In reactie daarop zijn ze in Rotterdam gestart met GovernEUR (explainer: een zogeheten incubator waar bestuurskundigen contractonderzoek doen met een nadrukkelijke maatschappelijke focus.) Het is een georganiseerde manier om deze vorm van onderzoek samen te brengen buiten de financiële kaders van het reguliere academische carrièrepad. “De steeds sterkere focus op internationaal publiceren heeft er eigenlijk voor gezorgd dat we dit zo zijn gaan organiseren.”

UvA-socioloog Jan Willem Duyvendak spreekt wat dat betreft zelfs van de “eeuwige perverse prikkel van het internationaal publiceren”. Deze heeft er volgens hem voor gezorgd dat de blik op de eigen lokale context in de alfa- en gammawetenschappen naar de achtergrond is geraakt. “De druk is zo enorm dat het betrekken van burgers bij onderzoek ondergeschikt is geworden.” Een voorbeeld daarvan is het meer en meer verdwijnen van de wetenschapswinkels, het loket van de universiteiten waar burgers met vragen voorheen altijd terecht konden.

Ook VSNU-voorman Pieter Duisenberg was tijdens het congres duidelijk over de rol die de maatschappijwetenschappen volgens hem moeten oppakken. “We moeten de ivoren toren verlaten en zichtbaar een grotere maatschappelijke rol aannemen. Het gaat om het creëren van ‘meaningful impact’,” stelde Duisenberg.

Onlangs organiseerde de VSNU zelf al het impactfestival, waarin universiteiten hun maatschappelijke rol toonden. “De Nederlandse universiteiten hebben vandaag laten zien dat ze middenin de samenleving staan”, verkondigde Duisenberg destijds verheugd. In een agenda Digitale Samenleving bundelden de universiteiten teven hun ambities  om een brug te slaan tussen wetenschappelijke kennis en maatschappelijke opgaven.

Hoewel de focus naar eigen zeggen op maatschappelijke impact ligt, liggen de ambities van de universiteiten – zoals tevens in die digitaliseringsagenda uitgesproken – toch voornamelijk op het terrein van het bestendigen van de internationaal leidende positie van de Nederlandse universiteiten in het wetenschappelijke domein. De VSNU benadrukt in hun jaaroverzichten steevast dat de Nederlandse universiteiten een wetenschappelijke hoogvlakte zijn en mondiaal veelal tot de beste tweehonderd universiteiten behoren.

De war on talent

De internationale ambitie komt ook tot uiting in de internationaliseringsagenda die de VSNU momenteel op aan het stellen waarin de internationale ‘war on talent’ ook centraal staat. “Als Nederland hebben we internationaal talent nodig en als je talent wil aantrekken dan kan dat via de universiteiten,” stelde Duisenberg daar onlangs over.

Om die doelstelling te bereiken moeten Nederlandse instellingen hoog scoren in de internationale ranglijsten als die van Times Higher Education. Ranglijsten waarin internationale impactgetallen de boventoon voeren.

De focus op internationalisering heeft in het onderzoek, en in toenemende mate in het onderwijs, het gevolg dat het Engels in de academie inmiddels de lingua franca is. “Je zou denken dat alleen al de dreiging dat verdergaande verengelsing steeds grotere delen van de samenleving van de universiteit zal vervreemden voor de universiteiten zelf genoeg reden is om een pas of de plaats te maken,” stelde UvA-taalpsycholoog Annette de Groot onlangs op ScienceGuide. Hiermee wees ze op het potentiele verlies aan vaardigheden van onderzoekers om zich in het Nederlands uit te drukken. Een zorg die gedeeld wordt, onder andere door de Taalunie.

Ook decaan van de Groningen Graduate School Lou de Leij constateert in zijn analyse van het Nederlandse promotiestelsel een scheefgroei die ten koste gaat van de band die kenniswerkers in Nederland hebben met de maatschappij. “We leren onze promovendi vooral onderzoek doen en daarmee worden zij opgeleid voor een baan binnen de universiteit.” Het werk van promovendi vormt momenteel al de grootste bulk van de wetenschappelijke output van de academie en dat doen promovendi in de eerste plaats voor hun opleiding tot “zelfstandige kenniswerker” maar zeker niet in de laatste plaats ten behoeve van de impactfactor van hun begeleiders.

In gesprek met de samenleving

In hoeverre wringt de schoen? De VSNU wil enerzijds dat universiteiten onderzoek doen dat doorwerkt in de maatschappij, maar wil tegelijkertijd dat de universiteiten hun mondiale koppositie behouden en verstevigen. In de drang om die koppositie te versterken is publiceren in internationaal toonaangevende tijdschriften een absolute noodzaak om (voornamelijk) buitenlandse studenten te trekken, wat vervolgens weer ten koste gaat van lokale impact die het onderzoek kan hebben.

UvT-rector Emile Aarts gaf in Amsterdam tijdens het congres van ScienceWorks aan hoe belangrijk het is dat universiteiten ook in het publieke debat hun maatschappelijke rol weer pakken. “We moeten weer in discussie willen met onze omgeving, dat is extreem belangrijk.” In die visie weet hij zich gesterkt door drie Tilburgse hoogleraren die onlangs in een essay ook al benadrukten dat de wetenschap meer naar de maatschappij toe moet. “Naast wetenschappelijke impact kunnen we met ons onderzoek veel meer impact hebben op de maatschappij, door bestaande wetenschap te gebruiken en nieuwe te ontwikkelen voor een betere wereld”, schreven zij onder meer.

Als lid van de Stuurgroep Valorisatie van de VSNU kondigde Aarts aan dat er in de loop van 2018 een advies zal komen. Daarin zal ook het evenwaardig belonen van maatschappelijke impact versus publiceren aan bod gaan komen. “Het zit ook in het soort onderzoekers dat we hebben opgeleid. We zijn er daar nu dan ook naar het kijken. Het staat dus op de rol.” Het komende jaar worden er dus twee VSNU-adviezen verwacht: één over internationalisering en één over valorisatie. Het is interessant te zien hoe deze zich tot elkaar zullen gaan verhouden.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK