Verengelsing laat de minister aan de instellingen zelf

Nieuws | door Frans van Heest
21 december 2017 | Minister Van Engelshoven vertrouwt er op dat instellingen zelf in staat zijn om het taalbeleid vorm te geven. Zij voelt er niet veel voor om de wet strenger te handhaven, zoals het CDA aan de minister vroeg. Wel laat de minister het SCP onderzoek doen naar de effecten van verengelsing op de toegankelijkheid van het hoger onderwijs.

Deze zomer kwam de KNAW met een advies over verengelsing van het hoger onderwijs. De vorige minister, Jet Bussemaker had hier een advies over aangevraagd omdat er vanuit de Kamer steeds meer kritiek kwam op de toenemende verengelsing. Zij wilde ook dat het Nederlands de hoofdtaal zou blijven in het hoger onderwijs.

De nieuwe minister benadrukt in antwoord op vragen van het CDA dat er geen sprake is van een kruispunt tussen Engels en Nederlands. “Het begrip ‘kruispunt’ veronderstelt een keuze tussen verschillende richtingen. Naar mijn mening – en ook de KNAW heeft dat benadrukt – vergt het vraagstuk omtrent Engelstalig hoger onderwijs juist een genuanceerde benadering, waarin ook de nodige ruimte bestaat voor tweetaligheid. Ik ben van mening dat alleen voor de Engelse taal gekozen moet worden door een opleiding als dit meerwaarde heeft.”

De cijfers vertellen slechts een deel van het verhaal

Van Engelshoven erkent dat er een groot deel van de masters in het Engels worden aangeboden, maar dit geeft nog geen concreet beeld van de huidige situatie. “Uit cijfers blijkt dat een groot aantal opleidingen, zeker masteropleidingen, op dit moment in het Engels wordt aangeboden en dat dit aantal toeneemt. Ik vind in dit geval dat de cijfers slechts een deel van het verhaal vertellen. Veel belangrijker nog dan percentages vind ik de overwegingen van opleidingen om te kiezen voor het Engels, en de mate waarin die overwegingen transparant zijn. Ook de manier waarop wordt geborgd dat de kwaliteit en de toegankelijkheid van het onderwijs in geen geval te lijden heeft onder de taalkeuze, vind ik van groot belang.”

De minister wil het vooralsnog overlaten aan de koepels. Die hebben een aantal zaken toegezegd aan de minister en die initiatieven wil zij eerst de mogelijkheid geven, alvorens verdere stappen te zetten. Deze maatregelen kondigde de VSNU al eerder aan tijdens een rondetafel en die wisten toen niet iedereen te overtuigen. “Naar aanleiding van het KNAW-rapport hebben de universiteiten, in VSNU-verband, een aantal zaken aangekondigd. Zo hebben de universiteiten laten weten dat zij van docenten vragen dat zij de taal waarin zij doceren op tenminste C1-niveau moeten beheersen.

“Ook hebben de universiteiten toegezegd dat aandacht wordt besteed aan de bevordering van de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid van Nederlandse studenten, ook in Engelstalige bacheloropleidingen. De keuze voor de onderwijstaal wordt daarnaast op het niveau van de opleiding gemaakt en vastgelegd in de OER. De VSNU zal de komende tijd benutten om te inventariseren welke keuzes er over taalbeleid gemaakt worden bij instellingen.”

De minister is blij dat de VSNU expliciet een aantal zaken heeft toegezegd. “De toezeggingen van universiteiten die in VSNU-verband zijn gemaakt, bieden hierbij een leidraad. Ik vind het van belang dat bij deze toezeggingen voor een aantal aspecten expliciet aandacht is:

– transparant taalbeleid op het niveau van de opleiding;

– opleidingskwalificaties voor docenten;

– een oproep om op sectorniveau te bezien dat er ook voldoende Nederlandstalig aanbod blijft.”

Belemmering voor studenten met een migratieachtergrond

De bewindsvrouw van D66 wijst er wel op dat zij het zorgelijk vindt dat studenten met een migratieachtergrond mogelijk op een achterstand worden gezet door Engelstalig onderwijs. “De KNAW geeft in haar rapport aan dat Engelstaligheid een belemmering kan vormen voor participatie van studenten in het hoger onderwijs, zeker voor studenten met een migrantenachtergrond of eerstegeneratiestudenten. Ik vind dat een zorgwekkend signaal.”

De minister kondigt dan ook aan om op advies van de Akademie dit aspect van verengelsing nader te onderzoeken. “De KNAW stelt dat nader onderzoek nodig is om te kunnen bepalen welk type taalbeleid bijdraagt of juist afbreuk doet aan de doorstroom van bepaalde achterstandsgroepen naar het hoger onderwijs en daar ben ik het mee eens. Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zal op mijn verzoek onderzoek doen naar de relatie tussen Engelstaligheid en de in- en doorstroom van studenten in het hoger onderwijs.”

Er gaan een aantal stemmen op en er wordt ook met zoveel woorden op initiatief van het CDA in het regeerakkoord over gesproken om de wet strenger te handhaven. De minister plaats kanttekeningen bij het handhaven van de huidige wet. “De Nederlandse taal blijft overeind en verdwijnt niet uit het onderwijs. Wel kenmerkt het Nederlandse hoger onderwijs zich bij uitstek door een internationaal karakter. Bij dat karakter past dat er in Nederland, vergeleken bij andere Europese buurlanden, relatief veel Engelstalige opleidingen zijn. Artikel 7.2 van de WHW biedt ruimte aan instellingen voor maatwerk, waar dat functioneel en passend is. Ik zie dat van die ruimte gebruik wordt gemaakt. Ik laat het maken van de keuzes over taalbeleid in de eerste plaats bij de instellingen zelf, maar ik zie het, zoals gezegd, als mijn rol om hen zoveel mogelijk handvatten te bieden om die keuzes op een verantwoorde en transparante manier te maken.”

100% Engelstalig per definitie geen goed idee

Het CDA wil ook van de minister weten hoe zij kijkt naar instellingen die streven naar honderd procent Engelstaligheid zoals in het KNAW-rapport staat. Van Engelshoven laat weten dit niet per definitie af te wijzen. “Ik zeg niet dat het streven naar honderd procent Engelstaligheid per definitie geen goed idee is, maar ik verwacht wel meer van instellingen waar het gaat om de onderbouwing van een dergelijke keuze. Wanneer de bedoelde honderd procent ook terugslaat op de binnen de instellingen te hanteren voertaal, ben ik met de KNAW eens dat er nauwelijks dwingende redenen zijn om bijvoorbeeld in de bestuurlijke verhoudingen en de medezeggenschap binnen een instelling uitsluitend het Engels te hanteren. In dat verband verwacht ik van instellingen dat zij op zoek gaan naar manieren om de medezeggenschap zo toegankelijk mogelijk te houden, voor zowel studenten of personeel die het Nederlands niet machtig zijn, als voor studenten of personeel die een drempel ervaren wanneer de voertaal Engels is.”

De minister verwacht daarnaast dat verengelsing nodig is omdat de arbeidsmarkt daar steeds meer om vraagt. “Ik verwacht dat steeds meer (hoogopgeleide) functies zullen worden uitgeoefend in een internationale context, vanwege de toenemende mondialisering. Daar dient het hoger onderwijs voldoende op voor te bereiden. Engelstalige opleidingen kunnen daar aan bijdragen. In algemene zin zien we dat steeds meer afgestudeerden in het buitenland gaan werken of terecht komen in een bedrijf met internationale reikwijdte. Exacte cijfers zijn voor het wo en hbo niet bekend, en deze cijfers zijn ook sterk afhankelijk van wat men precies verstaat onder een ‘beroep met een internationale dimensie’.”

Commerciële overweggingen zijn onacceptabel

Tot slot gaat de D66-bewindsvrouw nog in op eventuele economische motieven van instellingen om over te gaan op het Engels om op die manier meer studenten aan te trekken. “Ik vind dat het geven van Engelstalig onderwijs puur en alleen uit commerciële overwegingen onacceptabel is. Ik vind dat per opleiding een goede afweging gemaakt moet worden over de onderwijstaal die het beste past bij de inhoud van de opleiding en de arbeidsmarkt waarop die opleiding voorbereidt.”

Tot slot gaat de minister in op de vraag of er niet bepaalde onderzoeks- en onderwijsonderwerpen verdwijnen in Nederland omdat de Engelse taal zich daar niet goed voor leent. De minister erkent dat dit risico bestaat maar dat universiteiten bij machte zijn om deze onderwerpen toch in het Engels te kunnen aanbieden. “Hoewel het risico inderdaad bestaat dat specifiek Nederlandse onderwerpen van de agenda vallen, denk ik dat het ook in het Engels prima mogelijk is om deze onderwerpen wel te bespreken en internationale studenten juist bekend maken met die specifiek Nederlandse cultuur en omstandigheden. Een opleiding dient hier zorgvuldig over na te denken bij het vaststellen van het taalbeleid. Ik denk dat de eerder genoemde toezeggingen van de universiteiten ook hier een nuttige leidraad vormen.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK