Kiezen voor stabiliteit is geen optie

In gesprek met Rianne Letschert - rector magnificus UM

Interview | de redactie
18 januari 2018 | Als hoogleraar victomologie, hoofd van het insituut Intervict en voorzitter van de Jonge Akademie maakte Letschert in 2016 de stap naar het hoogste ambt binnen een universiteit: Rector Magnifus van Maastricht University.

In december van vorig jaar stond Rianne Letschert in de top 200 van de Volkskrant van invloedrijkste Nederlanders. Niet alleen de jongste vrouwelijke universiteitsbestuurder, maar met name een wetenschapper met een duidelijke visie op de academische werkomgeving. Een openhartig interview over de thema’s die binnen universiteiten spelen.

Het promotierecht is sinds vorig jaar niet meer alleen van de hoogleraar. De uitbreiding mocht van de Tweede Kamer nog verder gaan, maar is onder andere door het Rectorencollege vrij stringent gemaakt. In de eerste fase zien we nu dat universiteiten hun eigen route in kiezen. Wat is deze route in Maastricht?

“Wij hebben als VSNU een duidelijke handreiking gemaakt. Deze is uitvoerig besproken, interne en VSNU-beleidsafdelingen zijn er mee bezig geweest. En uiteindelijk ga je terug naar huis en doe je toch hoe je het zelf wilt. Dat past niet bij hoe ik graag werk en dit heb ik ook duidelijk in het Rectorencollege gezegd. Dan moet je geen afspraken maken, dan kunnen wij allemaal onze tijd beter besteden.”

“De situatie die we nu gaan krijgen is van tevoren besproken en leidt tot verwarring. Bijvoorbeeld dat co-promotors van verschillende universiteiten gezamenlijk een promovendus begeleiden en erachter komen dat zij verschillende rechten hebben. We hadden ook kunnen zeggen ‘over twee jaar gaan we toetsen hoe de huidige handreiking werkt en of het goed werkt, of er reden is het promotierecht verder uit te breiden naar andere functiecategorieën’.”

Universiteiten leggen handreiking promotierecht naast zich neer.

“Dus hier in Maastricht komen Universitair Hoofddocenten (UHD’s), met bewezen ervaring als co-promotor, op voordracht van de decaan in aanmerking voor het promotierecht. Het college van decanen dat ik voorzit kan het promotierecht toewijzen of niet. En ik heb al flink wat verzoeken binnen, van elke faculteit al een stuk of vier. In de komende twee jaar zal ik monitoren hoe vaak het verzoek komt en hoe vaak en waarom het verzoek wordt afgewezen. Wat je niet wil is dat we het promotierecht uiteindelijk niet toekennen omdat wellicht bepaalde hoogleraren niet blij zijn met deze wetswijziging.”

“Naast dat ik het dus niet handig vind om af te wijken van de VSNU-afspraken over het promotierecht, vraag ik mij af waarom een Universitair Docent (UD) die blijkbaar de kwalificatie heeft om zelfstandig proefschriften te begeleiden, geen UHD wordt. Dezelfde vraag stel ik aan decanen als een UHD het promotierecht krijgt: hoe ziet het pad richting een hoogleraarschap er voor deze persoon uit?”

“Overigens zijn de verschillen tussen disciplines ook belangrijk mee te wegen in deze discussie. Ik noem bijvoorbeeld bepaalde vakgebieden binnen de geesteswetenschappen, zoals klassieke talen en vaderlandse geschiedenis, hier is het soms lastig snel carrière te maken. Hier komt het hoogleraarschap vaak pas vrij als de zittende hoogleraar met emeritaat is. Hier moet je soms een lange adem hebben en voor deze mensen is het uitbreiden van het promotierecht een uitkomst en terecht. Maar het mag binnen andere vakgebieden geen belemmering worden om hoogleraar te worden, dan hebben wij niemand geholpen.”

Een ander thema waarover gesproken wordt is het aantal promovendi in Nederland. Onder andere de KNAW wil meer promovendi omdat dit voor universiteiten en de samenleving gunstiger zou zijn. Moeten Nederlandse universiteiten meer sturen op het aantal promovendi?

“In vergelijking met landen om ons heen hebben wij niet de meeste gepromoveerden in onze beroepsgroep zitten. Dit komt natuurlijk ook door ons systeem, doordat wij de meeste promovendi niet zien als studenten, maar als medewerkers. Maar ik ben niet voor het sturen op een kwantitatieve doelstelling voor promovendi. Ik vind het belangrijker dat we kijken naar de kwaliteit van wat de promovendi doen, de kennisvermeerdering en naar de mogelijkheden voor de loopbaan van de promovendus na het promotietraject.”

“Meer promovendi afleveren betekent bovendien ook niet automatisch een hogere plaats op de rankings. Het gaat er ook om wat zij afleveren. En volgens mij moeten wij het kwaliteitszorgsysteem wat daar omheen is gebouwd vasthouden. Als je de kwaliteit van het proefschrift in Nederland vergelijkt met die vanuit de omliggende landen dan doen wij het heel goed.”

“Ten slotte merk ik op dat wij voldragen professionals opleiden. Hier leer je als promovendus ook andere rollen binnen de universiteit te vervullen. Als docent, stagebegeleider, lid van de faculteitsraad of projectmedewerker, leer je onder tijdsdruk te werken, een onderwijsvak op te zetten of projectverantwoording in soms grote consortia correct af te handelen. Vaardigheden die van belang zijn om een volwaardig wetenschapper te worden. Maar deze aspecten zie je dan meestal niet terug op cv’s.”

Bij de bespreking van dit soort thema’s is het belangrijk dat promovendi ook iets in de melk te brokkelen hebben maar die zijn juist notoir ondervertegenwoordigd in de medezeggenschap. Wat is daarvoor de oplossing?

“Toen ik hier kwam was er centraal geen promovendiorgaan en in de U-raad zaten ook geen promovendi. Dit snap ik, want dit gremium gaat niet altijd over de zaken waar je je als promovendus hard voor wil maken. Dus ik heb een promovendiraad opgericht. De toenmalige U-raad had er even moeite mee, want zij hadden het gevoel dat zij zelf al de promovendus vertegenwoordigden. Maar ik wil en mag allerlei gremia om mij heen verzamelen die mij gevraagd en ongevraagd van advies voorzien.”

“De promovendiraad is nu een serieuze en scherpe klankbordgroep. Alle faculteiten zitten hierin en de rapportages van de promovendiraad worden in het CvB besproken. Ik vind de verbinding met het landelijke netwerk PNN ook erg belangrijk.”

“Vorige maand zijn we ook gestart met een zogeheten graduate school project. Op basis van thema’s zoals kwaliteitszorg, impact, cursusaanbod vergelijk ik de verschillende graduate schools. Op basis van deze analyse kan ik zien welke variaties er zijn en waarom ze er zijn. Stel bijvoorbeeld dat eruit zou komen dat de ene promovendi op de kosten van de afdeling prachtige cursussen mag volgen die voor iedere promovendi nuttig zouden zijn, en de andere promovendi niet omdat er binnen die faculteit geen budget is, dan moeten we met elkaar de discussie aangaan of centrale budgetten deze faciliteiten meer toegankelijk zouden maken.”

“Een ander voorbeeld is de begeleiding. De een is hier serieus en bewust mee bezig. En de ander krijgt continu nieuwe promovendi die vervolgens stranden. Het is niet zo dat als er twee van jouw tien promovendi uitvallen je meteen op een zwarte lijst komt. Maar als jij structureel mensen niet tot de eindstreep weet te krijgen, dan moet een decaan ingrijpen. Ik bedoel daar ook mee te zeggen: “Natuurlijk heb je de academische vrijheid om eigen thema’s te kiezen, maar slecht omgaan met je promovendi valt daar niet onder.’

Het is mooi dat dingen op een bepaalde manier zijn ingeregeld, maar juist omdat de academische omgeving zo een ouderwetse cultuur heeft is de vraag of dit echt gaat werken.

“Gelukkig zijn er veel hoogleraren die van goede wil zijn en op een goede manier begeleiden. En zij die dat niet doen gaan weerstand krijgen van de groep daaronder. Wij gaan inzetten op versnelde leiderschapstrajecten met onze UD’s en UHD’s. Ik weet dat als ik hoogleraren ga verplichten om leiderschapstrajecten te volgen dit niet gaat werken. Maar uiteindelijk zijn het de UD’s en UDH’s van deze en komende generaties die een cultuurverandering te weeg kunnen brengen.”

“Ik vind ook dat we onze jonge wetenschappers moeten leren om grenzen te stellen, dat heb ik ook gezegd in het kader van eerdere discussies rondom #MeToo. Hetzelfde geldt in de dagelijkse omgang met jouw promotor. Je bent beiden medewerker van dezelfde organisatie. Als promovendus heb je net zoveel recht om aan te geven wat je niet fijn vindt als de promotor dat heeft. Dien niet meteen een klacht in of praat eindeloos met collega’s en vrienden maar zeg tegen je promotor ‘zo kan ik niet werken, je leest nooit, je komt nooit, je toont geen interesse, ik heb zo niks aan jou.’”

En hoe reageren hoogleraren hier dan op?

“Mijn ervaring is dat een promotor dan zegt ’ik wist niet dat jij dit zo ervaart en ik ga erop letten.’ Een promotor is ook maar een mens. Als promovendus heb je soms het idee dat jouw project het belangrijkste in de wereld is. Het feit dat de promotor de tijd niet heeft om alleen met jouw project bezig te zijn omdat hij of zij op zoveel borden tegelijk aan het schaken is realiseer je je pas later. Het gesprek hierover te hebben kan vaak al een start zijn voor een betere verstandhouding.”

“Zelf heb ik ook een tijd gehad dat ik een ander deel van mijn taken voorrang moest geven. In de politiek facultaire context van mijn functie als directeur van een onderzoeksinstituut rommelde het op een geven moment en ik was op dat moment, vond ik zelf, een ontzettend slechte promotor. Na een open gesprek of ik bij een aantal startende promovendi niet toch zou moeten terugtreden, gaven zij zelf aan graag te blijven en hebben we er een co-promotor bij gevraagd voor meer dagelijkse vragen.”

“Soms is een promovendus ook gewoon tevreden met dat wat jij kan bieden. Als je maar eerlijk bent over de tijd die je hebt. Promovendi hebben veel verschillende karakters en culturele achtergronden. De een wil dat je elke dag langskomt en de ander is stil en is blij met elke vorm van aandacht. Maar als promotor moet je zelf dat gesprek aan durven gaan. ‘Vind jij dat ik het goed doe? Past mijn begeleiding bij de behoeften die jij hebt?’”

In het discours dat op ScienceGuide wordt gevoerd over het promotiesysteem is deze week het vraagstuk van de bekostiging gestart. Het onderdeel van de bekostiging, de promotiebonus, is net verlaagd, moet de bonus helemaal afgeschaft worden?

“Nee, daar ben ik absoluut geen voorstander van. Het wordt een bonus genoemd, maar het is eigenlijk gewoon een toelage. Het dekt een deel van de ongedekte kosten van een promotietraject zoals de begeleidingskosten of het cursusaanbod, maar in de praktijk is het zeker niet volledig dekkend. De meeste promovendi hebben namelijk een uitloop aan het einde van hun traject. Soms komen mensen in de WW terecht, daar hebben ze recht op want ze zijn immers medewerkers. Maar het moet wel ergens van betaald worden. Veel vakgroepen willen een promovendus verlenging geven bij vertraging. Deze kosten haal je als afdelingshoofd uit je potje en die wordt gevuld onder andere met de inkomsten van de promotietoelage. Wij geven de promovenditoelage dan ook volledig door aan de faculteiten en wij houden centraal geen overhead in.”

“Bij sommige universiteiten of faculteiten is er geen centrale voorziening of solidariteitsfonds. Dit betekent dat je voor elke promovendi of medewerker die in de WW of ziektewet zit als eenheid zelf de lasten draagt. Dit gaat om veel geld dat je met name vanuit de promotietoelage betaald. Toen ik een zieke promovendus langdurig op de pay-roll had staan, kon ik dat binnen mijn kleine instituut moeilijk betalen. Dat betaalde je dan een beetje van die promotietoelage. En ook de huidige transitievergoeding betaalde ik uit deze pot. Dit zit allemaal niet in de oorspronkelijke projectbegrotingen van promovendi.”

“Ik wil best meedenken over een alternatief, maar dan moet dat wel grondig doordacht worden. Want de promotietoelage wordt nu gebruikt om alle onverwachte kosten op te vangen. En het is een waarborg om meer ruimte te kunnen geven als een promovendus dat nodig heeft op het einde.”

“Hierbij is de arbeidsrechtelijke positie van de promovendus ook belangrijk. Gaan we dan bijvoorbeeld zeggen dat iedereen een bursaal wordt? Dat betekent dat je kansen op een hypotheek afnemen, dan krijg je echt een andere rechtspositie. Of de toelage afschaffen omdat het perverse prikkels geeft? Ik weet dat zo net nog niet, want ik heb als afdelingshoofd niet gemerkt dat ik daar veel aan overhield of daardoor ging sturen op nog meer promoties. Willen we toptalenten binnen de academische wereld behouden zullen we wat mij betreft promovendi moeten blijven zien als volwaardige medewerkers.”

Laten we doorpraten over de gezondheid van promovendi. We hebben de laatste tijd veel gehoord over het grote risico dat promovendi lopen op een burnout of depressie. Hoe gaat een rector hiermee om?

“Ik denk dat wij een klimaat creëren waarin iedereen gericht is op employability en waarin geen rekening wordt gehouden met enige kans op vertraging. Alles moet snel en efficiënt, voor studenten en promovendi. Dat was toen ik studeerde en tijdens mijn promotie helemaal niet zo. Ik vind dat wij daar de discussie over moeten voeren. Jagen wij iedereen nu over de kling? Dat gaat een kant op waar deze generatie echt last van gaat krijgen.”

“Aan de andere kant, als je ziet hoe hoog de kosten zijn dat het aantal onbekostigde studenten een faculteit kan brengen. De maatschappij wil rendement. Als een student bestuurskunde om goede redenen besluit dat hij/zij vanuit Groningen na een eerste jaar opnieuw wil beginnen aan de rechtenfaculteit in Maastricht, dan mist de faculteit inkomsten. Dit soort beslissingen kunnen voorkomen op die leeftijd. Maar als je naar je facultaire inkomsten kijkt dan word je gedwongen na te denken over de aantallen niet bekostigde studenten.’ We kunnen wel zeggen ‘De universiteiten jagen de studenten en promovendi erdoorheen’ maar uiteindelijk is het bekostigingssysteem ook aan herziening toe.”

“En dan nog het marktaandeel. De meeste universiteiten zitten permanent in een groeiscenario om het marktaandeel (en het bekostigingsniveau) te behouden. Zelfs als je zoals Maastricht wilt blijven staan voor kleinschalig onderwijs, dan kom je als instelling voor een lastig dilemma te staan. Een zelfde probleem heb je bij de bekostiging van promovendi, als er in totaal steeds meer komen dan moeten we de koek simpelweg met meer delen. Het is lastig te besluiten om niet op groei of stabiliteit in te zetten – tenzij je als instelling een reorganisatie wilt overwegen. Ik hoop dat de nieuwe minister en de nieuwe Directeur Generaal van OCW in nauwe samenspraak met de universiteiten hier op door gaan pakken.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK