Maak samenwerken mogelijk, ook voor de jonge onderzoeker!

Opinie | door Lara Wierenga
31 januari 2018 | Waarom zijn er in het huidige wetenschapsfinancieringssysteem zo weinig mogelijkheden voor junior-onderzoekers om samenwerkingen gefinancierd te krijgen? Het lijkt erop dat geldschieters alleen vertrouwen hebben in ‘gevestigde’ wetenschappers als het om samenwerking en interdisciplinariteit gaat. Dat is contra-intuïtief en –productief en moet anders!
De receptie van de Nobelprijs 2016 – Foto: Amerikaanse ambassade in Zweden

In de Nederlandse en Europese beurzenstelsels zit een bijzonder onderscheid als het gaat om samenwerken. Waar doorgewinterde onderzoekers veelal de samenwerking op moeten zoeken voor nieuwe projecten zijn de beurzen voor voor junior onderzoekers bijna uitsluitend op het individu gericht (denk daarbij aan de vernieuwingsimpuls – Veni van NWO en ERC Starting grant).

Het gebrek aan mogelijkheden voor samenwerking is een gemiste kans waardoor wetenschappelijk vernieuwende inzichten en wetenschapstalent verloren gaan. Sterker nog, het zorgt voor stagnatie van bestaande samenwerkingen door de grote druk en concurrentie die deze vorm van financiering teweegbrengt. Bovendien is het zonde dat onderzoekers niet al vroeg in hun carrière de mogelijkheid krijgen om te leren om samenwerkingen op te zetten en tot een succes te maken.

Juist jonge onderzoekers zijn hands-on bezig met onderzoek

Er is veel samenwerking tussen onderzoekers, Nederland heeft door zijn infrastructuur een perfect klimaat om onderzoekers met elkaar te verbinden. Ook zijn er vele samenwerkingen met buitenlandse instituten. Veel van deze samenwerkingen bestaan echter uit verbanden tussen senior onderzoekers, die zelf al een glansrijke carrière achter de rug hebben.

Dat is op het eerste gezicht wellicht logisch. Zij lopen al langer mee en kunnen daardoor gunsten verlenen, door bijvoorbeeld toegang tot data verlenen of uitwisseling te faciliteren. Ironisch genoeg zijn senior onderzoekers over het algemeen niet meer hands-on met onderzoek bezig. De vele (belangrijke) nevenactiviteiten: besturen, commissies, onderwijs, lezingen, en begeleiding slokken veel tijd op.

Een ander probleem is dat senioriteit gepaard gaat met het vastzitten in bestaande paradigma’s. Het zijn de jonge onderzoekers die up-to-date zijn in hun vakgebied. Zij zijn zelf dagelijks met experimenteren, dataverzameling, werken met proefpersonen en het doen van analyses. Zijn zij niet de beste kandidaten voor (interdisciplinair) samenwerken?

Beurzen voor samenwerkingen zijn niet bedoeld voor jonge wetenschappers

Een van de financieringsmiddelen die samenwerking mogelijk maakt is de Synergy grant. Dit is een Europees initiatief waarbij een groep van maximaal vier Principal Investigators (PIs) financiering kunnen aanvragen voor een samenwerkingsproject met als doel om verschillende vaardigheden en middelen bij elkaar te brengen en hiermee grote onderzoeksvragen op te lossen.

Deze grant kan in principe ook door jonge onderzoekers aangevraagd worden. Maar aanvragen worden onder andere beoordeeld op het ‘ten-year track-record’. Als je kijkt naar de gehonoreerde projecten dan zijn het vaak onderzoekers die al een ERC-Advanced project hebben afgerond en al ver in hun carrière gevorderd zijn. Een onderzoeker met 10 jaar ervaring komt hierbij dus hoger op de ranking te staan dan een succesvolle onderzoeker die kort geleden is gepromoveerd.

Maken jonge onderzoekers hier echt een kans? En mocht er nou niet alléén naar ‘ten-year track-record’ worden gekeken, moet er dan niet actief iets gedaan worden deze jonge onderzoekers te stimuleren een aanvraag in te dienen?

Samenwerkingen op interdisciplinair gebied: een te hoog risico voor de carrière van de jonge onderzoeker?

Natuurlijk zijn er veel voorbeelden van jonge onderzoekers die samenwerkingen hebben bewerkstelligd. Bijvoorbeeld met behulp van beurzen van senior onderzoekers of doordat onderzoekers creatieve manieren hebben gevonden dit toch mogelijk te maken. Maar veelal ontbreekt het aan de tijd en middelen om dit voor elkaar te krijgen. Het is simpelweg nodig om er extra middelen voor uit te trekken, anders krijg je een project vaak niet van de grond.

Het is nu ieder voor zich. Dat terwijl er juist zo veel mogelijkheden zijn om projecten samen te voegen. Daarnaast is de samenwerking bij jonge onderzoekers vaak in strijd met hun eigen belang bezien hun carrièrepad. Dit komt doordat de druk om als eerste auteur te publiceren immens hoog is. Er moet namelijk een zo goed mogelijk cv worden opgebouwd in de strijd om de volgende beursaanvraag. De publicatiedruk is hoger dan ooit, en de concurrentie op de beursaanvragen eveneens (slechts 13% van de Veni-aanvragen werd toegekend in 2017), zeker voor de jonge onderzoeker.

Deze drempels zijn des te hoger voor samenwerkingen tussen onderzoekers uit verschillende expertisegebieden. Ook dit soort onderzoek staat hoog op de agenda bij beursverstrekkers. Maar een extra stimulans en financiering voor jonge onderzoekers om dit soort samenwerkingen op te zetten is echt nodig.

Er zijn verschillende redenen waarom met name interdisciplinaire samenwerkingen worden bemoeilijkt voor jonge onderzoekers, zo zeggen Martin Stokhof (raad van de ERC) en Wim van den Doel (Raad van Bestuur NWO) Martin Stokhof en Wim van den Doel deden de onderstaande uitspraken op de bijeenkomst 'Samenwerking: van brein tot wetenschap' op maandag 22 januari j.l. . Zij zijn van mening dat dit met name komt door de hoge risico’s die discipline overstijgende samenwerkingen met zich meebrengen.

Een tegenvallend onderzoeksresultaat levert in het huidige beoordelingssysteem vertraging op in de carrière van de onderzoeker. Dit doordat publicaties uitblijven met als gevolg een verminderde kans op het krijgen van een beurs. Daarnaast werken junior onderzoekers, zoals post docs, vaak op tijdelijke contractbasis, en is een carrière als wetenschapper dus niet gegarandeerd.

Gevestigde onderzoekers daarentegen, zouden zich door hun vaste dienstverband het risico op tegenvallende onderzoeksresultaten kunnen veroorloven. Bovendien heeft de senior onderzoeker vaak al een riante H-index.

Hier gaat een kromme redenering achter schuil. Is het wel zo dat interdisciplinair onderzoek hoge risico’s met zich meebrengt? Er zijn ook tal van voorbeelden van onderzoek waarbij de risico’s laag zijn en er juist kostenbesparing mogelijk is. Bijvoorbeeld doordat geput wordt uit dezelfde steekproef. Daarmee kunnen samenwerkingen juist laaghangend fruit zijn.

Bovendien, is ‘high risk’ onderzoek niet essentieel voor de wetenschappelijke vooruitgang? Het is toch juist belangrijk om onderzoek net even anders te doen, om het onbekende pad te bewandelen? Is de junior onderzoeker niet de ultieme formule van drive, motivatie, lef, en buiten de gebaande paden denken om dit soort onderzoek te kunnen doen?

Als mogelijke oplossing wordt aangedragen dat voor jongere onderzoekers kleinere samenwerkingsbeurzen beschikbaar gemaakt moeten worden, bijvoorbeeld vanuit NWO. Dit brengt volgens Stokhof een ander probleem met zich mee. Hij legt uit waarom de huidige beurzen zo groot zijn: “Dat kost minder overhead, dus dat is beter uit te leggen aan de overheden die ons financieren.”

Ook al zijn deze kleinere beurzen misschien een goed begin, het vergt alsnog een grote investering om interdisciplinair onderzoek te doen. Het kost tijd om andere onderzoeksvelden te verkennen en bijvoorbeeld het taalgebruik binnen dat vakgebied eigen te maken. Dus interdisciplinaire projecten kun je niet even als side-project “ernaast” doen. Maar kleinere beurzen zijn mogelijk een goede start, en het is jammer dat de overhead dan zwaarder weegt dan investeren in de jonge generatie wetenschappers.

Wetenschappelijke waardering voorbij de h-index

Het gebrek aan mogelijkheden voor samenwerkingen heeft niet alleen te maken met het gebrek aan financiële mogelijkheden. Maar ook met de waardering voor die samenwerkingsverbanden. Hoe zouden de prestaties van de individuele onderzoekers moeten worden beoordeeld binnen samenwerkingsverbanden?

In plaats van de creativiteit en vernieuwing die dit met zich mee kan brengen, wordt samenwerken gezien als het gebrek aan eigen ideeën. Daarnaast is de auteursvolgorde op publicaties voor de meeste onderzoeksvelden zwaarwegend en zit samenwerken dus in de weg. Op dat punt is werk dat gewaardeerd wordt aan de hand van een “collaborative group” wellicht een oplossing.

Wetenschap is een group effort. En juist samenwerkingen tussen jonge enthousiaste en gemotiveerde onderzoekers kunnen innovatieve wetenschappelijke vooruitgang teweegbrengen. Dat het stimuleren van samenwerking onder jonge onderzoekers door financiële ondersteuning nu niet of nauwelijks mogelijk is, is daarom ook een gemiste kans. Sterker nog dit is een noodzakelijk stap als het gaat om vernieuwing in de wetenschap en investering in baanbrekend onderzoek en het streven naar ‘domeinoverstijgend onderzoek’.

In het huidige onderzoeksklimaat wordt steeds geroepen dat samenwerking voorop moet worden gesteld. Voeg de daad dan ook bij het woord. Er zijn al nieuwe initiatieven bij de financierings instituten met vernieuwende vormen van financieringsinstrumenten. Zo is NWO vorig jaar gestart met een experiment om replicatiestudies te financieren. Het zou een geweldige stap zijn om dit experiment uit te breiden met het financieren van samenwerkingen tussen junior-wetenschappers. Als de overhead dan te groot wordt willen wij de administratie wel doen.

Dit artikel is mede-ondertekend door:

Andrik Becht, promovendus, Universiteit Utrecht

Marieke Bos, post doc onderzoeker, Universiteit Leiden

Renee Visser, post doc marie curie fellow, Unversiteit van Cambridge

Anne C. Miers, universitair docent, Universiteit Leiden

Jiska Peper, universitair docent, Universiteit Leiden

Janna Cousijn, universitair docent, Universiteit van Amsterdam

Lara Wierenga :  Post doc Universiteit Leiden

Lara Wierenga is post doc onderzoeker in het Brain and Development research center aan de universiteit Leiden. Ze doet onderzoek naar de invloed van genetische en omgevingsfactoren op de ontwikkeling van hersenstructuur van kinderen en adolescenten.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK