Een ‘witte staking’

Als academici zich aan de uren uit hun contract zouden houden valt pas op hoeveel men in de vrije tijd doet.

Opinie | door Ingrid Robeyns
14 februari 2018 | Afgelopen zondag waren Elmer Sterken (Rector Magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen) en ik te gast in Buitenhof om over de kwaliteit van de universiteiten te praten. De concrete aanleiding was de aandacht in landelijke media voor discussies die in de wereld van de universiteit spelen - de ontslagbrief van Eelco Runia (universitair docent aan de RUG) die hij in NRC publiceerde, het wegstemmen van het plan van de RUG om een campus in China te openen, de discussie Engelstalig onderwijs aan de universiteiten, en de aanhoudende kritiek van wetenschappelijk medewerkers over de groeiende bureaucratie en de hoge werkdruk.

Maar het rommelt al langer aan de universiteiten – denk aan de Maagdenhuisbezetting, de ReThink bewegingen die op verschillende universiteiten plaats vonden, de discussies over democratisch bestuur aan universiteiten en onlangs de petitie van #woinactie over de te hoge werkdruk aan de universiteiten.

Werkdruk en financiering

Wat werkdruk betreft, is mijn inschatting dat de overgrote meerderheid van universitaire medewerkers, de KNAW, en de CvBs het eens zijn: die kan niet structureel aangepakt worden zonder de financiering van het wetenschappelijk onderwijs te verbeteren. De afgelopen 15 jaar is het takenpakket van de universiteiten significant uitgebreid terwijl de financiering verhoudingsgewijs is achter gebleven.

Uit cijfers van de VSNU blijkt dat tussen 2000 en 2016 het aantal studenten aan de universiteiten met 56% toegenomen is, maar de financiering per student met 25% afgenomen. Het probleem is dat een deel van de financiering van de universiteiten niet een vast bedrag per student (inschrijving, studiepunt of diploma) is, maar dat het afhangt van het marktaandeel – dus het aantal studenten in vergelijking met het aantal studenten aan andere universiteiten.

Omdat het totaal aantal studenten is toegenomen, en het totale budget niet in dezelfde mate is toegenomen, krijgt een universiteit die evenveel studenten heeft als vroeger, maar wel een kleiner marktaandeel, nu een kleiner budget om hetzelfde onderwijs te kunnen leveren. Dat kan onmogelijk in het belang zijn van de studenten en het universitair onderwijs.

“Elke student die vertraging oploopt geniet onderwijs dat niet volledig bekostigd is.”

Een ander probleem met de overheidsfinanciering is dat er alleen een rijksbijdrage is voor studenten die binnen de ‘nominale’ studieduur ingeschreven zijn. Daardoor krijgen de universiteiten landelijk voor bijna een derde van de studenten die ingeschreven zijn geen overheidsbekostiging, omdat ze al langer studeren dan er voor hun studie staat. Elke student die vertraging oploopt, of elke student die studies combineert, geniet onderwijs dat niet volledig bekostigd is.

Als een bachelor student psychologie na twee jaar besluit dat ze beter filosofie kan gaan studeren en daar dan nog eens drie jaar mee bezig is, dan krijgt de opleiding filosofie alleen voor het eerste jaar overheidsbekostiging. Dit is voor sommige opleidingen een belangrijke oorzaak van gederfde inkomsten. En in welke andere sector van Nederland wordt arbeid geleverd (hier: onderwijs) waarvoor niet de volledige prijs betaald wordt (hier: enkel het inschrijvingsgeld, maar niet de bekostiging van de overheid)?

De werkdruk op de werkvloer

De grootste klap van deze relatieve afname van de financiering wordt opgevangen door de docenten zelf. Zij moeten procentueel meer onderwijs geven (in de geesteswetenschappen is 70% onderwijs nu veel voorkomend). En door de krappe berekening van het aantal uren dat je krijgt voor een vak, zijn zij de facto 40 uur per week bezig om hun onderwijs en het bijhorende ondersteuning en organisatie te leveren.

Maar omdat wetenschappers ook onderzoek in hun takenpakket hebben, en omdat wetenschappers opgeleid en gesocialiseerd zijn om wetenschappelijke vragen te willen beantwoorden, doen ze dat onderzoek tóch – in hun vrije tijd. Het gevolg is dat de meerderheid van de wetenschappers de werkdruk hoog of zeer hoog vindt.

“Dat de meerderheid van de wetenschappers jaar in, jaar uit, een te hoge werkdruk ervaart, moet de sector zich aantrekken.”

Een incidentele hoge werkdruk, of een langdurige hoge werkdruk bij bepaalde functies met uitzonderlijke verantwoordelijkheden is te begrijpen. Maar dat de meerderheid van de wetenschappers jaar in, jaar uit, een te hoge werkdruk ervaart, moet de sector zich aantrekken.

Het is niet alleen schadelijk voor het onderwijs en holt het onderzoek uit tot onderzoek dat minder risicovol is en sneller geleverd kan worden. Het pleegt ook roofbouw op duizenden wetenschappers, die daardoor moeite hebben hun werk te combineren met een normaal gezinsleven en een normaal sociaal leven, en die schadelijke effecten ondervinden op hun fysieke en mentale gezondheid.

Andere factoren 

De ontoereikende financiële kaders zijn wellicht de grootste oorzaak van de onacceptabele hoge werkdruk in de wetenschap, maar niet de enige oorzaak. Universitaire medewerkers zijn, meer dan vroeger, veel tijd kwijt aan verantwoording en controlemechanismes. Dit is een fenomeen dat we niet alleen in het wo zien, maar dat ook voor andere beroepsgroepen in de semi-publieke sector geldt.

De Stichting Beroepseer heeft al meerdere studies gewijd aan de mate waarin er een georganiseerd wantrouwen bestaat tegen professionals, en waarin gedocumenteerd wordt hoe schadelijk dat is voor het goed functioneren van professionals. Daarnaast wordt er in discussies, bijvoorbeeld met vertegenwoordigers van vakbonden, ook soms geopperd dat de CvBs zelf andere keuzes zouden kunnen maken die de werkdruk zouden kunnen verminderen door bijvoorbeeld minder geld uit te geven aan marketing, en dat geld te besteden aan onderzoek en onderwijs. In hoeverre dat een significant verschil zou maken, durf ik niet te zeggen, maar het lijkt me wel goed daar helderheid over te scheppen.

Een witte staking en een witte band

Het is tijd om deze roofbouw op het wetenschappelijk personeel te stoppen. De VSNU en de KNAW proberen al jarenlang middels argumentatie, het schrijven van rapporten en politieke onderhandelingen, duidelijk te maken dat de financiering ontoereikend is. Maar de vraag is of deze strategie voldoende vruchten zal afwerpen. En de vraag is ook waarom de wetenschappers op de werkvloer niet zelf het heft in handen nemen en hun frustraties niet enkel bij het koffiezetapparaat delen, maar tot actievoeren over gaan.

“Laten we niet meer uren werken dan het aantal dat je contractueel moet werken.”

Eén mogelijkheid daarbij is het werken volgens contract: niet meer uren te werken dan het aantal dat je contractueel moet werken, en dan volgens de procentuele verdeling van je taakstelling. Deze zogenaamde ‘witte staking’ is eigenlijk niet meer dan het illustreren dat de sector draait op de overuren van het personeel Voor de goede orde: deze overuren zijn onbetaald, maar de vraag van de wetenschap is niet om meer geld voor hogere lonen - maar om meer docenten voor beter onderwijs, minder bureaucratie, en het stopzetten van het kannibaliseren van onderwijs en organisatietaken op de onderzoekstijd. .

Deze ‘witte staking’ is geen magische oplossing. Zonder expliciete steun van de CvBs, en in het bijzonder de VSNU, zal het voor de wetenschappers op de werkvloer moeilijk zijn om een echte verandering teweeg te brengen. Een aantal CvBs uitte al publiekelijk hun steun aan de #woinactie, en ook andere rectoren (zoals Bert van der Zwaan, de Rector Magnificus van de Universiteit Utrecht) hebben hun ongenoegen over de huidige situatie geuit. Daarnaast kan men zich afvragen of deze staking wel een realistisch actiemiddel is voor de wetenschappelijk docenten die nu op kortlopende tijdelijke contracten werken. Velen zullen oordelen dat hun te kwetsbaar is, en zij moeten blijven publiceren in hun vrije tijd, zolang ze geen vaste aanstelling hebben.

Maar desondanks raakt de structurele onderfinanciering van het wo de academici op flexcontracten nog het meeste van alle groepen wetenschappelijke docenten. Dus als een witte staking door de medewerkers met vaste aanstellingen tot een structurele verbetering van de financiering kan leiden, is dat ook in het belang van de tijdelijke docenten. Bovendien kunnen alle medewerkers hun steun symbolisch betuigen – ook de medewerkers die vinden dat zij het zich niet kunnen veroorloven om mee te doen aan een witte staking, bijvoorbeeld door het dragen van een witte band rond hun bovenarm, of het dragen van een witte ‘ribbon’. Ook als medewerkers op het symbolische vlak hun steun aan het protest benoemen, kunnen ze de discussie over de onderfinanciering en andere bronnen van te hoge werkdruk agenderen in de publieke ruimte – op de universiteiten en daarbuiten.

Ingrid Robeyns : 

Hoogleraar Ethiek van Instituties aan de Universiteit Utrecht


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK