Kwaliteitsafspraken in het mbo werken niet

Verslag | door Frans van Heest
2 februari 2018 | Heel veel afspraken met het mbo van de afgelopen jaren zijn een wereld op zichzelf geworden, zonder dat ze echt behulpzaam waren om het systeem inhoudelijk te verbeteren. Dat zegt Marc van der Meer, bijzonder hoogleraar Onderwijsarbeidsmarkt aan de Universiteit van Tilburg op het mbo-debat dat 1 februari op Inholland Amsterdam werd gehouden.
marc van der meer tilburg mbo
Marc van der Meer – Foto: ScienceGuide

Tijdens het mbo-debat dat ScienceGuide samen met VOR-divisie Beroepsonderwijs Bedrijfsopleidingen en Vakmanschap (BBV) en het Expertisecentrum Beroepsonderwijs een (ECBO) organiseerde werd er gesproken over de interventies in het mbo-onderwijs van de afgelopen jaren en hoe dit in de toekomst beter kan.

Heeft Het mbo een lage status?

Marc van der Meer gaf tijdens de aftrap van de middag een politieke bespiegeling over hoe het mbo zich de afgelopen jaren heeft ontwikkeld. Hij nam als startpunt het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) ‘Een lerende Economie’. “In 2013 kwam de WRR met een invloedrijk rapport naar een lerende economie. Dat rapport sprak nogal negatief over het (v)mbo. Het (v)mbo daalt in status en positie.”

Van der Meer stoorde zich aan die constatering van de WRR. “Dat kun je wel zeggen, maar dan moet je dat ook onderbouwen. Die observatie van de WRR heeft mij altijd uitgenodigd om na te denken over wat er nu eigenlijk aan de hand is met het mbo. Peter van Lieshout, de hoofdauteur van het WRR-rapport zei dat het een onderwijssysteem is dat niet leert. Maar je kunt ook constateren dat het vaak politieke initiatieven gedreven door financiële overwegingen zijn geweest die de condities om te leren niet hebben vereenvoudigd.”

De Tilburgse hoogleraar stelde dat de Inspectie van het Onderwijs tot heel andere conclusies komt. “De onderwijsinspectie gebruikt vrij ronkende bewoordingen over het mbo. Die zijn heel positief en zien dat het mbo sterk is verbeterd en dat de basiskwaliteit op orde is. Op allerlei manieren zijn er verbeteringen aangebracht, denk bijvoorbeeld aan de terugkerende zorgen over de examinering.”

Volgens Van der Meer wordt dit beeld gestaafd door de OECD. “In de studie Skills beyond School van de OECD wordt een aantal ingrediënten genoemd die het het mbo-onderwijs goed voor elkaar heeft. Er is een goede verbinding met het bedrijfsleven, de samenwerking met het private onderwijs en de structurele condities om de beroepspraktijkvorming vorm te geven. Maar er zijn ook verbeteringen nodig zoals de aansluiting tussen vmbo en mbo, en in het ontwikkelen van een beleid van leven lang leren.”

Onderzoek het effect van publiek-private samenwerkingen

In het vervolg van zijn verhaal ging Van der Meer met name in op het beleid van de overheid. Het nieuwe beleid voor het mbo voert terug naar het kabinet Rutte I. “Als je kijkt naar de afgelopen kabinetten dan kun je zien dat het kabinet Rutte I, II en misschien III hele andere nadrukken heeft gelegd met betrekking tot het mbo-onderwijs. Prominent in het kabinet Rutte I was de introductie van het topsectorenbeleid. Dit is geen klein dossier, omdat toen veel van de innovatiecapaciteit verlegd is van het ministerie van OCW naar EZ. “

Daarbij is volgens Van der Meer veel aandacht gestoken in de publiek-private samenwerking in het mbo, maar het effect daarvan is nog niet duidelijk. “Er is veel nadruk gelegd op het Techniekpact en later het Zorgpact. Het interessante is dat wij niet kunnen beoordelen – ondanks de zelfevaluaties die gemaakt worden – of dat nou goed werkt. In die publiek-private partnerships concentreert zich een sterke mate van vernieuwing van het beroepsonderwijs zonder dat we goed kunnen beoordelen wat daar de onderwijskundige opbrengst is.”

Onvoldoende inhoudelijke onderbouwing afspraken

De UvT-hoogleraar wijst tevens op de agenda die in het kabinet Rutte I in gang is gezet door toenmalig OCW-minister Marja van Bijsterveld. “Het Actieprogramma Focus op Vakmanschap is door Bussemaker verder uitgewerkt. Je ziet dat in de mbo-instellingen vervolgens sterk is gewerkt aan de herziening van de kwalificatiestructuur en de invoering van de keuzedelen. Dat is een sterk structuur-gedreven discussie geweest.”

Van der Meer wijst daarbij naar de kwaliteitsafspraken die zijn gemaakt tussen het mbo en OCW. Hebben die wel het beoogde effect? “Er is een bestuursakkoord gekomen tussen kabinet en de mbo-instellingen. Met als doel om op een aantal parameters ontwikkelingen door te voeren, zoals beroepspraktijkvorming, studierendement en schooluitval.”

Inmiddels kan men afvragen wat het effect van die maatregelen is geweest. “Heel veel van die afspraken hadden onvoldoende inhoudelijke onderbouwing. En eigenlijk is dit een wereld op zichzelf geworden, zonder dat ze echt behulpzaam waren om het systeem inhoudelijk te verbeteren.”

Als voorbeeld gebruikt Van der Meer de Beroepspraktijkvorming om de onderwijskwaliteit te verbeteren door een betere aansluiting op de arbeidsmarkt. “Er zijn afspraken gemaakt voor € 58 miljoen om de beroepspraktijkvorming verder uit te werken. Maar we weten eigenlijk niet eens wat er zich in de beroepspraktijkvorming afspeelt en wat goede condities zijn voor de beroepsvorming.”

Het moet volgens Van der Meer best mogelijk zijn om daar een beeld van te vormen. Als suggestie voor het departement stelde hij dan ook de vraag: “Waarom ga je niet systematisch in een aantal regio’s kijken hoe bijvoorbeeld in de bouw afspraken worden gemaakt tussen onderwijsinstellingen en bouwbedrijven? Vergelijk dat per regio en met andere sectoren zoals de zorg of de logistiek. Maak een goede verkenning. Dat kost helemaal niet veel en dan kun je het systeem ook echt verbeteren.”

Doelmatigheidskorting boezemt hele sector angst in

Een ander zwaard van Damocles dat boven het mbo hangt is de taakstelling van dit nieuwe kabinet, zo ziet Marc van der Meer. “Het huidige kabinet is heel wankel met 76 zetels in de Tweede Kamer. Dat is niet onbelangrijk, omdat er een taakstelling van €183 miljoen dreigt voor het onderwijs. Vorige keer werd dat gat nog gedicht door de constructieve oppositie van GL, D66 en CU, maar die is er nu niet meer.”

In plaats van een bezuiniging is er juist een extra impuls nodig in het mbo. “Wil je echt het onderwijs vernieuwen dan moet je investeren. Dat wordt heel sterk belemmerd door de budgettaire criteria die er zijn. Eigenlijk zijn er steeds gerichte brieven vanuit de overheid om tot bezuinigingen te komen.”

Europese interventies

Van der Meer wees tot slot op de instrumenten van marktwerking, waar het mbo steeds meer onder te lijden heeft als gevolg van Europese interventies. “Er is een onderliggende werking van flexibilisering, decentralisatie en marktwerking. Dat zie je eigenlijk vanuit ieder Europese interventie tot stand komen. Steeds moet het stelsel verdedigd worden in deze termen. Wij als onderzoekers werken ook onder deze condities van flexibilisering en onderlinge marktwerking. Er is voortdurend strijd om geringe onderzoeksfinanciering.”

Dit leidt er ook toe dat instellingen met elkaar concurreren. “Je ziet het ook aan de mbo-instellingen die onderling in een spel zitten waarin ze de markt verdelen in een bepaalde regio.” Volgens Van der Meer moet er daarom meer over de Europese component gesproken worden in het mbo. “We hebben de doorwerking van Europa nooit goed besproken. Dit lijkt me een goede onderzoeksvraag voor in de toekomst. In de regio Noord-Brabant bijvoorbeeld komen jaarlijks veel Portugese metaalarbeiders. Dat speelt wel een grote rol als we nadenken over de grenzen van het mbo-onderwijssysteem.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK